NL FR
belgiëlex.be   -  Kruispuntbank Wetgeving
Raad van State
ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving
http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2021/03/26/2021041075/staatsblad
einde

Publicatie : 2021-03-26
Numac : 2021041075

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

26 MAART 2021. - Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken



De Minister van Binnenlandse Zaken,
Gelet op de Grondwet, artikel 23;
Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, artikel 4;
Gelet op de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, artikelen 11 en 42;
Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, artikelen 181, 182 en 187;
Gelet op het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
Gelet op artikel 8, § 2, 1° en 2°, van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging is dit besluit uitgezonderd van de regelgevingsimpactanalyse;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 maart 2021;
Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 26 maart 2021;
Gelet op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, gegeven op 26 maart 2021;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1, eerste lid;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, die niet toelaat te wachten op het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State binnen een verkorte termijn van vijf dagen, onder meer omwille van de noodzaak om maatregelen te overwegen die gegrond zijn op epidemiologische resultaten die van dag op dag evolueren en waarvan de laatste de maatregelen hebben gerechtvaardigd die werden beslist tijdens het Overlegcomité dat is bijeengekomen op 24 maart 2021; dat het zodoende dringend is om bepaalde maatregelen te nemen en anderen aan te passen;
Overwegende het overleg tussen de regeringen van de deelstaten en de bevoegde federale overheden binnen de Nationale Veiligheidsraad, die is bijeengekomen op 10, 12, 17 en 27 maart 2020, op 15 en 24 april 2020, op 6, 13, 20 en 29 mei 2020, op 3, 24 en 30 juni 2020, op 10, 15, 23 en 27 juli 2020, op 20 augustus 2020, alsook op 23 september 2020;
Overwegende de adviezen van de GEES, van CELEVAL van de RAG en van de GEMS;
Overwegende het advies van de Hoge Gezondheidsraad van 9 juli 2020;
Overwegende artikel 191 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dat het voorzorgsbeginsel in het kader van het beheer van internationale gezondheidscrisissen en van de actieve voorbereiding van zulke potentiële crisissen verankert; dat dit beginsel inhoudt dat, wanneer een ernstig risico hoogstwaarschijnlijk werkelijkheid zal worden, het aan de overheid is om dringende en voorlopige maatregelen te nemen;
Overwegende artikel 6, 1. c) van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
Overwegende het samenwerkingsakkoord van 25 augustus 2020 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, betreffende de gezamenlijke gegevensverwerking door Sciensano en de door de bevoegde gefedereerde entiteiten of door de bevoegde agentschappen aangeduide contactcentra, gezondheidsinspecties en mobiele teams in het kader van een contactonderzoek bij personen die (vermoedelijk) met het coronavirus COVID-19 besmet zijn op basis van een gegevensbank bij Sciensano;
Overwegende de wet van 9 oktober 2020 houdende instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord van 25 augustus 2020;
Overwegende het koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen;
Overwegende het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19;
Overwegende de protocollen bepaald door de bevoegde ministers in overleg met de betrokken sectoren;
Overwegende de Aanbeveling (EU) van 2020/1475 van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie;
Overwegende de Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking;
Overwegende de verklaring van de WHO omtrent de karakteristieken van het coronavirus COVID-19, in het bijzonder met betrekking tot de besmettelijkheid en het sterfterisico;
Overwegende de kwalificatie van het coronavirus COVID-19 als een pandemie door de WHO op 11 maart 2020;
Overwegende dat de WHO op 16 maart 2020 het hoogste dreigingsniveau heeft uitgeroepen aangaande het coronavirus COVID-19 dat de wereldeconomie destabiliseert en zich snel verspreidt over de wereld;
Overwegende de inleidende toespraak van de directeur-generaal van de WHO van 12 oktober 2020 die aangaf dat het virus zich voornamelijk verspreidt tussen nauwe contacten en aanleiding geeft tot opflakkeringen van de epidemie die onder controle zouden kunnen worden gehouden door middel van gerichte maatregelen;
Overwegende de verklaring van de directeur-generaal van de WHO Europa van 15 oktober 2020, die aangeeft dat de situatie in Europa zeer onrustwekkend is en dat de overdracht en besmettingsbronnen plaatsvinden in de huizen, binnen in publieke plaatsen en bij de personen die de zelfbeschermingsmaatregelen niet correct naleven;
Overwegende de verklaring van de directeur-generaal van de WHO van 26 oktober 2020, die aangeeft dat het hoogste aantal gevallen van COVID-19 werd gemeld in de week van 19 oktober 2020 en dat alles in het werk moet worden gesteld om de medewerkers van de zorgsector te beschermen; dat scholen en bedrijven kunnen openblijven maar daarvoor compromissen moeten worden gesloten; dat de directeur-generaal bevestigt dat het virus kan worden onderdrukt door snel en bewust in te grijpen;
Overwegende de verklaring van 18 maart 2021 van dokter Hans Henri P. Kluge, regionaal directeur van WHO Europa, waarin hij stelt dat elke week meer dan 20 000 mensen in de regio overlijden ten gevolge van het virus; dat het aantal mensen dat in Europa aan COVID-19 sterft, nu hoger ligt dan vorig jaar rond deze tijd; dat de besmettelijkere B.1.1.7 variant van het virus de dominante variant wordt in de Europese regio; dat de gevolgen en voordelen van de vaccins voor de gezondheid nog niet meteen voelbaar zijn; dat men vooralsnog standvastig moet blijven in de toepassing van het volledige scala van maatregelen als reactie tegen de verspreiding van het virus;
Overwegende dat ons land sinds 13 oktober 2020 op nationaal niveau in alarmniveau 4 (zeer hoge alertheid) zit;
Overwegende dat het daggemiddelde van de nieuwe vastgestelde besmettingen met het coronavirus COVID-19 in België over de voorbije zeven dagen zeer sterk gestegen is tot 4331 bevestigde positieve gevallen op 26 maart 2021;
Overwegende dat op 26 maart 2021 in totaal 2492 patiënten getroffen door COVID-19 worden behandeld in de Belgische ziekenhuizen; dat op diezelfde datum in totaal 651 patiënten worden behandeld op de diensten van de intensieve zorg;
Overwegende dat de incidentie op 26 maart 2021 over een periode van 14 dagen 464 op 100.000 inwoners bedraagt; dat het reproductiegetal op basis van de nieuwe hospitalisaties 1,153 bedraagt; dat een daling van de cijfers noodzakelijk is om uit deze gevaarlijke epidemiologische situatie te geraken;
Overwegende dat de toename in incidentie alle leeftijdsgroepen betreft, behalve de 65-plussers; dat de toename het meest uitgesproken is bij de 10 tot 19-jarigen en ook bij de kinderen van 0 tot 10 jaar;
Overwegende dat deze nieuwe sterke stijging, zowel voor wat betreft het aantal besmettingen als het aantal ziekenhuisopnames, tot gevolg heeft dat de bezettingsgraad van de ziekenhuizen, in het bijzonder van de diensten van de intensieve zorg, opnieuw kritiek wordt; dat de druk op de ziekenhuizen en op de continuïteit van de niet-COVID-19-zorg toeneemt en dat dit een aanzienlijk negatief effect kan hebben op de volksgezondheid; dat de ziekenhuizen zijn overgeschakeld naar fase 1B van het ziekenhuisnoodplan;
Overwegende dat de epidemiologische situatie opnieuw verslechtert; dat een ongecontroleerde en exponentiële groei van de epidemie moet worden vermeden; dat er dus wordt besloten om sommige maatregelen te behouden, anderen te verstrengen en bijkomende maatregelen te nemen;
Overwegende dat het gevaar zich opnieuw uitstrekt over het gehele nationale grondgebied; dat het van belang is dat er een maximale coherentie bestaat bij het nemen van maatregelen voor de handhaving van de openbare orde, teneinde de efficiëntie ervan te maximaliseren; dat de lokale overheden evenwel de mogelijkheid hebben om in geval van een toename van de epidemie op hun grondgebied strengere maatregelen te nemen voor zover die proportioneel en in de tijd beperkt zijn;
Overwegende dat de vaccinatiecampagne van start is gegaan en dat dit al een duidelijk effect heeft op de besmettingen van de 65-plussers; dat het aantal ziekenhuisopnames en overlijdens van bewoners van woonzorgcentra daardoor lijkt af te nemen; dat dit echter nog geen versoepelingen toelaat, aangezien zowel de cijfers betreffende de besmettingen als de hospitalisaties stijgen; dat bijgevolg nieuwe drastische maatregelen nodig zijn om een verdere stijging van de cijfers tegen te gaan;
Overwegende dat de huidige epidemiologische situatie opnieuw een drastische beperking van de sociale contacten en van de toegelaten activiteiten vereist;
Overwegende de urgentie en het risico voor de volksgezondheid die het coronavirus COVID-19 met zich meebrengt voor de bevolking;
Overwegende dat het coronavirus COVID-19 een infectieziekte is die meestal de longen en luchtwegen treft;
Overwegende dat het coronavirus COVID-19 wordt overgedragen van mens op mens via de lucht; dat de overdracht van de ziekte lijkt plaats te vinden via alle mogelijke emissies via de mond en de neus;
Overwegende dat moet worden vermeden dat nieuwe mutaties en varianten van het coronavirus die een invloed kunnen hebben op de werkzaamheid van de vaccins ontstaan of zich verspreiden; dat daarom nog steeds strikte regels noodzakelijk zijn om de verspreiding van het virus tegen te gaan; dat de maatregelen bijgevolg dienen te worden verstrengd en nieuwe maatregelen dienen te worden genomen;
Overwegende dat, gezien wat voorafgaat, bepaalde bijeenkomsten in besloten of overdekte plaatsen, maar ook in open lucht, nog steeds een specifieke bedreiging vormen voor de volksgezondheid;
Overwegende dat een maatregel houdende een beperking en omkadering van samenscholingen van meer dan vier personen bijgevolg opnieuw onontbeerlijk en proportioneel is;
Overwegende dat deze situatie ook opnieuw een beperking noodzakelijk maakt van het maximaal aantal personen dat mag deelnemen aan betogingen;
Overwegende dat de social distancing per definitie niet kan worden toegepast bij contactberoepen; dat dit een verhoogd risico op de overdracht van het virus inhoudt voor zowel de dienstverlener als de klant; dat de niet-medische contactberoepen hun activiteiten bijgevolg dienen op te schorten; dat dit bovendien leidt tot een vermindering van het aantal verplaatsingen van de bevolking; dat de thuiszorg voor hulpbehoevenden moet kunnen blijven plaatsvinden;
Overwegende dat de mobiliteitsgegevens van België aantonen dat de verplaatsingen naar het werk stabiel blijven maar op een hoog niveau; dat telethuiswerk nochtans verplicht is bij alle ondernemingen, verenigingen en diensten voor alle personeelsleden, tenzij dit onmogelijk is omwille van de aard van de functie of de continuïteit van de bedrijfsvoering, de activiteiten of de dienstverlening;
Overwegende dat winkelen een grote toestroom van klanten en veel contacten teweegbrengt; dat grote mensenmassa's en contacten in de winkels, op de openbare weg en het openbaar vervoer zoveel mogelijk vermeden dienen te worden; dat, om die reden, de niet-essentiële winkels enkel goederen aan huis mogen leveren, een systeem van bestellen en afhalen of een systeem op afspraak mogen voorzien; dat niet-essentiële dienstverlening enkel kan worden verdergezet via een systeem van bestellen en afhalen, van leveren of via een systeem op afspraak;
Overwegende dat nog steeds een beroep wordt gedaan op het verantwoordelijkheidsgevoel en de geest van solidariteit van elke burger om de social distancing na te leven en om alle gezondheidsaanbevelingen toe te passen;
Overwegende dat de hygiënemaatregelen essentieel blijven;
Overwegende dat buitenactiviteiten waar mogelijk de voorkeur krijgen; dat, indien dit niet mogelijk is, de ruimtes voldoende moeten worden verlucht;
Overwegende dat de gezondheidssituatie op regelmatige basis wordt geëvalueerd; dat dit betekent dat striktere maatregelen nooit zijn uitgesloten;
Overwegende de dringende noodzakelijkheid,
Besluit :
Artikel 1. Artikel 2, § 1, van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, wordt aangevuld met een vierde lid, luidende:
"De werkgevers registreren maandelijks, via het elektronische registratiesysteem dat door de Rijksdienst Sociale Zekerheid ter beschikking wordt gesteld op de portaalsite van de sociale zekerheid, het totale aantal werknemers in het bedrijf per vestigingseenheid en het aantal werknemers dat een functie uitoefent die onmogelijk kan worden volbracht via telethuiswerk. Deze aangifte heeft betrekking op het aantal werknemers op de eerste werkdag van de maand en moet uiterlijk worden ingediend op de zesde kalenderdag van de maand.".
Art. 2. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:
1° in het eerste lid worden de woorden "onverminderd artikel 8" vervangen door de woorden "onverminderd de artikelen 8 en 8bis";
2° er wordt een vierde lid toegevoegd, luidende: "In afwijking van het tweede lid, 14°, mag een consument vergezeld worden door één persoon van hetzelfde huishouden of door het duurzaam onderhouden nauw contact bedoeld in artikel 15bis, wanneer de onderneming of vereniging op afspraak werkt. De minderjarigen van het eigen huishouden of de personen die nood hebben aan begeleiding, kunnen worden begeleid door één volwassene."
Art. 3. In artikel 8 van hetzelfde besluit wordt de vierde paragraaf vervangen als volgt:
" § 4. Dienstverlening waarbij de afstand van 1,5 meter tussen de dienstverlener en de consument niet kan worden gegarandeerd is verboden, met inbegrip van de dienstverlening door:
- de schoonheidssalons;
- de niet-medische pedicurezaken;
- de nagelsalons;
- de massagesalons;
- de kapperszaken en barbiers;
- de tatoeage- en piercingsalons.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
1° de dienstverlening door de handelszaken, private en publieke bedrijven en diensten die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de vitale belangen van de Natie en de behoeften van de bevolking bedoeld in de bijlage 1 van dit besluit;
2° de dienstverlening voor de rijopleidingen en de rijexamens, alsook voor de opleidingen voor het besturen van luchtvaartuigen met het oog op het onderhoud, het voleindigen en het vernieuwen van kwalificaties en licenties, met naleving van de modaliteiten voorzien in het toepasselijke protocol;
3° de dienstverlening door de fotografen, met naleving van de modaliteiten voorzien in het toepasselijke protocol.
Dienstverlening aan en in huis is verboden, behalve voor wat betreft:
1° de dienstverlening door de handelszaken, private en publieke bedrijven en diensten die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de vitale belangen van de Natie en de behoeften van de bevolking bedoeld in de bijlage 1 van dit besluit;
2° de dienstverlening door de vastgoedsector voor de bezichtigingen van onroerend goed, met naleving van de modaliteiten voorzien in het toepasselijke protocol."
Art. 4. Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een artikel 8bis, luidende:
" § 1. Onder voorbehoud van artikel 8, § 2, kunnen de ondernemingen en verenigingen die goederen aanbieden aan consumenten hun activiteiten enkel verderzetten via een systeem van bestellen en afhalen, van leveren, of via een systeem op afspraak.
In afwijking van het eerste lid, mogen de inrichtingen die in hoofdzaak onder één van de volgende categorieën vallen geopend blijven voor het publiek, met naleving van de minimale regels voorzien in artikel 5:
1° de voedingswinkels, met inbegrip van nachtwinkels;
2° de winkels voor verzorgings- en hygiëneproducten;
3° de gespecialiseerde winkels met babyartikelen;
4° de dierenvoedingswinkels;
5° de apotheken;
6° de kranten- en boekenwinkels;
7° de tankstations en de leveranciers van brandstoffen;
8° de telecomwinkels, met uitsluiting van winkels die enkel accessoires verkopen;
9° de winkels voor medische hulpmiddelen;
10° de doe-het-zelfzaken;
11° de tuincentra en boomkwekerijen;
12° de bloemen- en plantenwinkels;
13° de groothandels bestemd voor professionelen, maar enkel ten gunste van deze laatsten;
14° de gespecialiseerde detailhandelszaken die kledingstoffen verkopen;
15° de gespecialiseerde detailhandelszaken die breigarens, handwerken en fournituren verkopen;
16° de winkels voor schrijf- en papierwaren.
§ 2. Onder voorbehoud van artikel 8, § 4, kunnen de ondernemingen en verenigingen die diensten aanbieden aan consumenten hun activiteiten enkel verderzetten via een systeem van bestellen en afhalen, van leveren of via een systeem op afspraak.
In afwijking van het eerste lid, blijven de handelszaken, private en publieke bedrijven en diensten die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de vitale belangen van de Natie en de behoeften van de bevolking bedoeld in de bijlage 1 van dit besluit, geopend voor het publiek.
§ 3. Bij het gebruik maken van het systeem van afhalen van goederen, dienen de volgende minimale regels te worden nageleefd:
1° de goederen dienen vooraf te worden besteld;
2° het afhalen van de goederen kan enkel buiten de inrichting;
3° de wachtrijen worden zo georganiseerd dat samenscholingen worden vermeden en dat de regels van social distancing kunnen worden gerespecteerd, in het bijzonder het behoud van een afstand van 1,5 meter tussen elke persoon.
Bij het gebruik maken van het systeem op afspraak, dienen de volgende regels te worden nageleefd:
1° de minimale regels bedoeld in artikel 5;
2° de consument mag de onderneming of vereniging enkel betreden met een bevestiging van het gereserveerde tijdslot en enkel tijdens dat gereserveerde slot;
3° een maximum van 50 consumenten wordt tegelijkertijd toegelaten in de gebouwen of inrichtingen ;
4° in de gebouwen of inrichtingen vinden enkel activiteiten gekoppeld aan het directe verkoopproces plaats."
Art. 5. In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de eerste paragraaf worden de woorden "tien personen" vervangen door de woorden "vier personen";
2° in paragraaf 9 worden de woorden "100 deelnemers" vervangen door de woorden "50 deelnemers".
Art. 6. Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een artikel 19bis, luidende:
"De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen neemt de nodige maatregelen om samenscholingen te vermijden en een maximale naleving van de preventiemaatregelen te garanderen in het station, op het perron of een halte, de trein of elk ander vervoersmiddel dat door haar wordt georganiseerd, in samenwerking met de betrokken lokale overheid en de politie.
Van 3 tot en met 18 april 2021 en op 24 en 25 april 2021 moet in ieder geval de capaciteit beperkt worden in de treinen met een toeristische bestemming zoals bepaald door de minister van Mobiliteit, in overleg met de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en het Nationaal Crisiscentrum, zodat de preventiemaatregelen nageleefd worden, in principe door enkel de plaatsen naast het venster te bezetten, met uitzondering van de kinderen tot en met 12 jaar, die naast de begeleidende volwassenen mogen plaatsnemen. De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ziet erop toe dat deze beperking wordt gerespecteerd."
Art. 7. In artikel 21, § 8, 1°, van hetzelfde besluit, wordt het tweede streepje vervangen als volgt: "de zeevarenden, de sleepbootbemanning, de loodsen en het industrieel personeel tewerkgesteld in de offshore windmolenparken;".
Art. 8. Artikel 28 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"De maatregelen voorzien in dit besluit zijn van toepassing tot en met 25 april 2021."
Art. 9. Dit besluit treedt in werking op 27 maart 2021.
Brussel, 26 maart 2021.
A. VERLINDEN


begin

Publicatie : 2021-03-26
Numac : 2021041075