Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan [lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra (verv. BVR 28 juni 2019, art. 33, I: 1 januari 2020)] moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen

Datum 09/12/2011

Inhoudstafel

  1. [HOOFDSTUK 1 Definities en algemene bepaling betreffende de lokale dienstencentra (verv. BVR 28 juni 2019, art. 34, I: 1 januari 2020)]
  2. HOOFDSTUK 2 Bepaling van de specifieke brandveiligheidsnormen
  3. HOOFDSTUK 3 Attesten
  4. HOOFDSTUK 4 Procedure voor het uitreiken van de attesten
  5. HOOFDSTUK 5 Procedure tot het aanvragen en verkrijgen van afwijkingen op brandveiligheidsnormen
  6. HOOFDSTUK 6 Wijzigingsbepalingen
  7. HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen
  8. Bijlage I Normen voor de specifieke brandveiligheidsaspecten waaraan de ouderenvoorzieningen en de centra voor herstelverblijf moeten voldoen
    1. HOOFDSTUK I INFRASTRUCTURELE MAATREGELEN
      1. 0. ALGEMENE BEPALINGEN
      2. 1. INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN
      3. 2. COMPARTIMENTERING
      4. 3. VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE BOUWELEMENTEN
      5. 4. VOORSCHRIFTEN VOOR DE CONSTRUCTIE VAN COMPARTIMENTEN EN EVACUATIERUIMTEN
      6. 5. CONSTRUCTIEVOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE LOKALEN EN TECHNISCHE RUIMTEN
      7. 6. UITRUSTING VAN DE GEBOUWEN
    2. HOOFDSTUK II ONDERHOUD, CONTROLE EN UITBATING
      1. 7. ONDERHOUD EN CONTROLE
      2. 8. VOORSCHRIFTEN VOOR DE BEWONING
  9. [Bijlage 1/1 (ing. BVR 13 juli 2018, art. 15, I: 1 oktober 2018)]
  10. Bijlage 2
  11. Bijlage 3
  12. Bijlage 4

Inhoud

(... - ...)

De Vlaamse Regering,

Gelet op het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 48, 86, eerste lid, 1°, en 87;

Gelet op de decreten inzake voorzieningen voor ouderen, gecoördineerd op 18 december 1991;

Gelet op het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, artikel 3, 2° ;

Gelet op het decreet van 18 november 2011 tot wijziging van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, wat de medewerking van de lokale overheden bij de toepassing van sommige bepalingen van dat decreet betreft;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 maart 1974 tot vaststelling van de veiligheidsnormen waaraan de rustoorden voor bejaarden moeten voldoen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 november 1987 tot intrekking van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 1985 houdende de veiligheidsnormen waaraan de serviceflatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de rusthuizen moeten voldoen om te worden erkend;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989 houdende de specifieke veiligheidsaspecten waaraan de serviceflatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de woonzorgcentra moeten voldoen om te worden erkend;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 juli 2010;

Gelet op advies 48.965/3 van de Raad van State, gegeven op 14 december 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat voldaan is aan de formaliteiten die voorgeschreven zijn bij Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging,

Besluit :

[HOOFDSTUK 1 Definities en algemene bepaling betreffende de lokale dienstencentra (verv. BVR 28 juni 2019, art. 34, I: 1 januari 2020)] (... - ...)

Artikel 1. (01/06/2023- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder :
1° ...;
2° centrum voor herstelverblijf : een thuiszorgvoorziening als vermeld in artikel 28 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
3° voorziening: een lokaal dienstencentrum, een centrum voor dagverzorging, een centrum voor dagopvang, een centrum voor kortverblijf, een centrum voor herstelverblijf, een groep van assistentiewoningen, een woonzorgcentrum;
4° beheersinstantie : de persoon of de personen die een voorziening vertegenwoordigen en die de voorziening juridisch kunnen binden;
5° administratie: het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg;
6° lokaal dienstencentrum: een woonzorgvoorziening als vermeld in artikel 9 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
7° hulpverleningszone : de bevoegde hulpverleningszone, vermeld in het koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones, of in voorkomend geval de Brusselse Hoofdstedelijke dienst voor brandweer en dringende medische hulp;
8° brandpreventieverslag: een brandpreventieverslag als vermeld in artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 19 december 2014 tot vastlegging van de organisatie van de brandpreventie in de hulpverleningszones;
9° centrum voor dagverzorging: een thuiszorgvoorziening als vermeld in artikel 23 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
10° centrum voor dagopvang: een dienst voor gezinszorg die een bijkomende erkenning als een centrum voor dagopvang heeft verkregen conform artikel 13 en 14 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
11° centrum voor kortverblijf: een thuiszorgvoorziening als vermeld in artikel 25 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
12° groep van assistentiewoningen: een woonzorgvoorziening als vermeld in artikel 30 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
13° woonzorgcentrum: een woonzorgvoorziening als vermeld in artikel 33 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
 

HOOFDSTUK 2 Bepaling van de specifieke brandveiligheidsnormen (... - ...)

Artikel 2. (01/10/2018- ...)

Om de veiligheid van haar residenten, personeel en bezoekers te waarborgen, moet de voorziening aan specifieke brandveiligheidsnormen voldoen. De na te leven normen, hierna de brandveiligheidsnormen te noemen, zijn opgenomen in bijlage 1 en bijlage 1/1, die bij dit besluit zijn gevoegd.

Behalve met betrekking tot haar gebouwen die te beschouwen zijn als bestaande gebouwen in de zin van artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen, moet de voorziening bovendien voldoen aan de normen van dat koninklijk besluit. Normen van dat koninklijk besluit primeren als ze strenger zijn dan normen als vermeld in het eerste lid.

De groepen van assistentiewoningen die te beschouwen zijn als bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen, en waarvoor een eerste erkenning werd verleend als serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening voor de respectievelijke data, vermeld in artikel 1, derde lid, van het voormelde koninklijk besluit, moeten bovendien voldoen aan de bepalingen voor gebouwen van het type A die opgenomen zijn in de volgende Belgische normen, die uitgewerkt zijn door het Bureau voor Normalisatie: NBN S 21-201:1980 2e uitgave (Brandbeveiliging in de gebouwen: Terminologie), NBN S 21-202:1980 2e uitgave, NBN S 21-202/A1 :1984 1e uitgave (Brandbeveiliging: Hoge en middelhoge gebouwen: Algemene eisen) en NBN S 21-203:1980 2e uitgave (Brandbeveiliging in de gebouwen: Reactie bij brand van de materialen: Hoge en middelhoge gebouwen); de NBN-normen zijn terug te vinden via de website van het Bureau voor Normalisatie.

De groepen van assistentiewoningen die te beschouwen zijn als bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen, en waarvoor nog geen erkenning werd aangevraagd vóór de respectievelijke data, moeten bovendien voldoen aan de brandveiligheidsnormen, vermeld in de bijlagen bij het voormelde koninklijk besluit.
 

Artikel 2/1. (01/01/2020- ...)

 De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de lokale dienstencentra voor wat betreft het hoofdgebouw.

HOOFDSTUK 3 Attesten (... - ...)

Artikel 3. (01/07/2012- ...)

Om erkend te worden of te blijven moet een voorziening het bewijs leveren dat in haar gebouwen voldoende veiligheidsmaatregelen werden genomen.

De mate van inachtneming van de brandveiligheidsnormen wordt vastgesteld aan de hand van een attest A, B of C, waarvan de modellen opgenomen zijn in bijlagen 2, 3, en 4, die bij dit besluit zijn gevoegd.

Een erkenning is alleen mogelijk op basis van een attest A of een attest B.

Attest C leidt tot het inzetten van de procedure tot intrekking, respectievelijk weigering van de erkenning.

Als geen geldig attest kan worden voorgelegd, wordt de procedure tot schorsing van de erkenning ingezet, respectievelijk wordt de erkenning geweigerd.

De burgemeester reikt het attest uit volgens de procedure vermeld in hoofdstuk 4.

Artikel 4. (20/03/2020- ...)

Attest A vervalt van rechtswege na verloop van acht jaar na de datum van de ondertekening van het attest of bij de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening.

De geldigheidsduur van attest B bedraagt bij aanvang één jaar.Het attest kan door de burgemeester tussentijds verlengd worden, maar de totale geldigheidsduur mag niet langer zijn dan negen jaar. Het vervalt van rechtswege na verloop van de geldigheidsduur of bij de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening.

Tenzij de uitbating van de voorziening uiterlijk bij het verstrijken van de geldigheidsduur van het attest wordt stopgezet, dient de beheersinstantie uiterlijk drie maanden voor die geldigheidsduur verstreken is, een aanvraag in tot het verkrijgen van een nieuw attest volgens de procedure, vermeld onder hoofdstuk 4.

Attest C vervalt alleen bij de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening.
 

Artikel 5. (01/07/2012- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel 4 vervalt attest A of B van rechtswege zes maanden na de realisatie van ingrijpende wijzigingen aan of in de voorziening die de veiligheid rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen beïnvloeden en betrekking hebben op :
1° de inrichting, herinrichting, indeling of herindeling van ruimten die de functie hebben van gemeenschappelijke ruimte voor de bewoners of gebruikers van de voorziening;
2° de indeling of herindeling van de individuele kamers voor de bewoners of gebruikers van de voorziening;
3° de vluchtwegen en evacuatievoorzieningen;
4° de technische installaties.

HOOFDSTUK 4 Procedure voor het uitreiken van de attesten (... - ...)

Artikel 6. (01/10/2018- ...)

De beheersinstantie van een voorziening dient een aanvraag in voor het verkrijgen van een attest bij de burgemeester van de gemeente waar de voorziening ligt. Ze vermeldt in die aanvraag duidelijk op welke voorziening de aanvraag betrekking heeft en ze geeft de opnamecapaciteit ervan aan.

De burgemeester geeft aan de hulpverleningszone de opdracht om na te gaan in welke mate de voorziening aan de brandveiligheidsnormen voldoet.

De hulpverleningszone voert daartoe een onderzoek uit, maakt daarvan een brandpreventieverslag op en bezorgt dat aan de burgemeester.

Het brandpreventieverslag bevat, in voorkomend geval, een duidelijke opsomming van de niet-nageleefde brandveiligheidsnormen en geeft aan in welke mate de feitelijke toestand van de normen afwijkt. Als daardoor de veiligheid van residenten, personeel en bezoekers ernstig in het gedrang komt, moet dat in het brandpreventieverslag vermeld worden.
 

Artikel 7. (01/06/2023- ...)

Als uit het brandpreventieverslag blijkt dat de voorziening aan de brandveiligheidsnormen voldoet, reikt de burgemeester een attest A uit.

De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende verslag aan de beheersinstantie binnen drie maanden na de ontvangst van de aanvraag.

De beheersinstantie bezorgt binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan het attest met het bijbehorende verslag aan de administratie.
 

Artikel 8. (01/06/2023- ...)

§ 1. Als uit het brandpreventieverslag blijkt dat de voorziening niet volledig aan de brandveiligheidsnormen voldoet, maar dat de veiligheid van residenten, personeel en bezoekers niet ernstig in het gedrang komt, reikt de burgemeester een attest B uit waarvan de geldigheidsduur bij de aanvang één jaar bedraagt.

De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie binnen drie maanden na de ontvangst van de aanvraag.

De beheersinstantie bezorgt binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan het attest met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de administratie.

§ 2. De voorziening beschikt over een termijn van maximaal zeven maanden na ontvangst van het verslag om een uitgewerkt stappenplan tot remediëring van de vastgestelde tekorten aan de burgemeester te bezorgen.

Het stappenplan omvat minstens een duidelijke omschrijving van de mate waarin de vastgestelde tekorten verholpen zijn of verholpen zullen worden, met in dat laatste geval een opgave van de uitvoeringstermijn en de aan te wenden middelen. In het stappenplan vermeldt de beheersinstantie ook voor welke vastgestelde tekorten ze een aanvraag zal indienen om een afwijking van de geldende brandveiligheidsnormen te verkrijgen volgens de procedure, vermeld in hoofdstuk 5.

§ 3. De burgemeester bezorgt het stappenplan voor advies aan de hulpverleningszone.

De hulpverleningszone onderzoekt het ingediende stappenplan en spreekt zich uit over de effectiviteit ervan. De hulpverleningszone bezorgt haar advies aan de burgemeester.

§ 4. Als uit het advies, vermeld in paragraaf 3, blijkt dat de voorziening ondertussen aan de brandveiligheidsnormen voldoet, reikt de burgemeester een attest A uit.

De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende advies van de hulpverleningszone aan de beheersinstantie binnen twee maanden na de ontvangst van het stappenplan.

Binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan bezorgt de beheersinstantie beide documenten aan de administratie.

§ 5. Als uit het advies blijkt dat het ingediende stappenplan voldoende garanties bevat om op termijn aan de brandveiligheidsnormen te voldoen, verlengt de burgemeester het bij aanvang uitgereikte attest B met minstens een jaar, voor zover de totale termijn van negen jaar, vermeld in artikel 4, niet overschreden wordt.

De burgemeester bezorgt het verlengde attest B met het bijbehorende advies van de hulpverleningszone aan de beheersinstantie binnen twee maanden na de ontvangst van het stappenplan.

Binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan bezorgt de beheersinstantie beide documenten aan de administratie.

§ 6. Als uit het advies van de hulpverleningszone blijkt dat het ingediende stappenplan onvoldoende garanties bevat om op termijn aan de brandveiligheidsnormen te voldoen, of als de voorziening binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, geen stappenplan aan de burgemeester heeft bezorgd, kan het bij aanvang uitgereikte attest B niet verlengd worden. De burgemeester deelt dit mee aan de beheersinstantie en aan de administratie. In voorkomend geval wordt het advies van de hulpverleningszone bijgevoegd.
 

Artikel 9. (01/06/2023- ...)

Als uit het brandpreventieverslag blijkt dat de voorziening niet volledig aan de brandveiligheidsnormen voldoet én dat de veiligheid van residenten, personeel en bezoekers in ernstige mate in het gedrang komt, reikt de burgemeester een attest C uit.

De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie binnen drie maanden na de ontvangst van de aanvraag.

Tegelijkertijd bezorgt de burgemeester het attest met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de administratie.
 

Artikel 10. (01/06/2023- ...)

§ 1. Na de uitvoering van het stappenplan of uiterlijk vóór het aflopen van de geldigheidsduur van attest B voert de hulpverleningszone een nieuw onderzoek uit. Ze maakt daarvan een brandpreventieverslag op en bezorgt dat aan de burgemeester.

§ 2. Als uit dat brandpreventieverslag blijkt dat de voorziening ondertussen aan de brandveiligheidsnormen voldoet, reikt de burgemeester een attest A uit.

De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie vóór het aflopen van de geldigheidsduur van attest B.

De beheersinstantie bezorgt binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan het attest met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de administratie.

§ 3. Als uit het brandpreventieverslag blijkt dat de voorziening geheel of gedeeltelijk nog dezelfde tekorten op de brandveiligheidsnormen vertoont, kan de burgemeester het attest B nogmaals met minstens een jaar verlengen, voor zover de totale termijn van negen jaar, vermeld in artikel 4, niet overschreden wordt.

De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie vóór het aflopen van de geldigheidsduur van attest B.

De beheersinstantie bezorgt binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan het attest met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de administratie.

§ 4. Als uit het brandpreventieverslag blijkt dat de voorziening de vastgestelde tekorten verholpen heeft, maar intussen niet voldoet aan andere brandveiligheidsnormen, geldt de procedure, vermeld in artikel 8 of 9.
 

HOOFDSTUK 5 Procedure tot het aanvragen en verkrijgen van afwijkingen op brandveiligheidsnormen (... - ...)

Artikel 11. (01/06/2023- ...)

In dit artikel wordt verstaan onder :
1° leidend ambtenaar: de leidend ambtenaar van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
2° technische commissie voor de brandveiligheid : de technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
3° VIPA : het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.

Op gemotiveerde aanvraag van de beheersinstantie kan de leidend ambtenaar voor sommige brandveiligheidsnormen, vermeld in artikel 2, eerste, derde en vierde lid, waaraan volgens het brandpreventieverslag niet voldaan is, een afwijking toestaan.

De aanvraag wordt ingediend bij het secretariaat van de technische commissie voor de brandveiligheid, bij voorkeur op elektronische wijze. Ze vermeldt duidelijk op welke normen ze betrekking heeft en bevat minstens :
1° een ingevuld aanvraagformulier. Het VIPA stelt het model van het aanvraagformulier ter beschikking op zijn website;
2° een motivatie voor de aanvraag van afwijking en een voorstel met de alternatieve maatregelen die een gelijkwaardig veiligheidsniveau kunnen garanderen;
3° een beschrijving van het gebouw, aangevuld met overzichtsplannen;
4° als de aanvraag betrekking heeft op een bestaande constructie : een brandpreventieverslag van de hulpverleningszone, in voorkomend geval aangevuld met het attest van de burgemeester, het stappenplan van de beheersinstantie en het advies van de hulpverleningszone over dat stappenplan;
5° als de aanvraag betrekking heeft op een op te richten gebouw : een advies van de hulpverleningszone.

Binnen vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag van afwijking bezorgt het secretariaat van de technische commissie voor de brandveiligheid een bewijs van ontvangst aan de aanvrager, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De voorzitter van de technische commissie voor de brandveiligheid beslist over de ontvankelijkheid. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten, vermeld in het derde lid. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Het secretariaat van de technische commissie voor de brandveiligheid bezorgt de beslissing van de leidend ambtenaar, samen met het advies van de technische commissie voor de brandveiligheid, aan de beheersinstantie van de voorziening en aan de administratie, uiterlijk zes maanden na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag van afwijking.

HOOFDSTUK 6 Wijzigingsbepalingen (... - ...)

Artikel 12. (01/07/2012- ...)

Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 november 1987 tot intrekking van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 1985 houdende de veiligheidsnormen waaraan de serviceflatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de rusthuizen moeten voldoen om te worden erkend, wordt opgeheven.

Artikel 13. (01/07/2012- ...)

In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989 houdende de specifieke veiligheidsaspecten waaraan de serviceflatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de woonzorgcentra moeten voldoen om te worden erkend, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009, worden de woorden « de serviceflatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de woonzorgcentra » vervangen door de woorden « de serviceflatgebouwen en de woningcomplexen met dienstverlening ».

Artikel 14. (01/07/2012- ...)

In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt punt 1° opgeheven.

HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 15. (01/07/2012- ...)

Het koninklijk besluit van 12 maart 1974 tot vaststelling van de veiligheidsnormen waaraan de rustoorden voor bejaarden moeten voldoen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2009, wordt opgeheven.

Artikel 16. (01/07/2012- ...)

Artikel 18 van de decreten inzake de voorzieningen voor ouderen, gecoördineerd op 18 december 1991, wordt opgeheven, alleen voor zover het betrekking heeft op de woonzorgcentra en de centra voor kortverblijf.

Artikel 17. (01/06/2023- ...)

§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 88, § 1, § 2 en § 3, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009 gelden, voor de ouderenvoorzieningen die vóór 1 juli 2012 erkend zijn, of waarvoor vóór 1 juli 2012 een erkenningsaanvraag werd ingediend, de overgangsbepalingen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 6.

§ 2. De erkenningsnormen met betrekking tot de brandveiligheid die vóór 1 juli 2012 van toepassing waren, blijven nog tot 30 juni 2013 gelden.

§ 3. In afwijking van paragraaf 2 kunnen met ingang van 1 juli 2012 geen afwijkingen meer gevraagd worden van de vóór die datum geldende brandveiligheidsnormen, en moet voor die aanvragen de procedure van artikel 11 nageleefd worden.

§ 4. De aanvragen tot afwijking van de brandveiligheidsnormen die vóór 1 juli 2012 ingediend zijn, worden afgehandeld volgens de regels die vóór die datum van toepassing waren.

§ 5. In afwijking van artikel 4, § 1, 6°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, is een aanvraag tot erkenning die ingediend wordt gedurende het overgangsjaar, vermeld in paragraaf 2, ontvankelijk zonder een nieuw bewijs dat de ouderenvoorziening aan de toepasselijke brandveiligheidreglementering voldoet.

§ 6. Het bewijs dat de ouderenvoorziening voldoet aan de nieuwe brandveiligheidreglementering moet uiterlijk op 30 juni 2013 bij de administratie aankomen.
 

Artikel 17/1. (01/06/2023- ...)

Voor de groepen van assistentiewoningen die vóór 1 oktober 2018 erkend zijn, of waarvoor vóór 1 oktober 2018 een erkenningsaanvraag is ingediend, gelden de overgangsbepalingen, vermeld in het tweede tot en met het zesde lid.

De erkenningsnormen voor de brandveiligheid die vóór 1 oktober 2018 van toepassing waren, blijven nog tot 1 oktober 2022 gelden.

Met toepassing van artikel 4, § 1, eerste lid, 6°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers is een erkenningsaanvraag die ingediend wordt gedurende de overgangsperiode, vermeld in het tweede lid, ontvankelijk op voorwaarde dat een bewijs wordt voorgelegd dat de groep van assistentiewoningen voldoet aan de toepasselijke erkenningsnormen voor de brandveiligheid, vermeld in het tweede lid.

Het bewijs dat de groep van assistentiewoningen voldoet aan de nieuwe brandveiligheidsreglementering moet uiterlijk op 1 oktober 2022 bij de administratie aankomen.

Uiterlijk op 31 maart 2022 bezorgt de voorziening in kwestie een aanvraag aan de burgemeester om een onderzoek te laten uitvoeren door de hulpverleningszone, als dat voor die datum nog niet gebeurd is.
 
In afwijking van artikel 7, tweede lid, artikel 8, § 1, tweede lid, en § 4, tweede lid, en artikel 9, tweede lid, bezorgt de burgemeester het attest met het bijbehorende verslag uiterlijk op 1 september 2022.

Artikel 17/2. (01/06/2023- ...)

Voor de lokale dienstencentra die vóór 1 oktober 2018 erkend zijn, of waarvoor vóór 1 oktober 2018 een erkenningsaanvraag is ingediend, moet het bewijs dat het lokaal dienstencentrum voldoet aan de nieuwe brandveiligheidsreglementering uiterlijk op 1 oktober 2022 bij de administratie aankomen.

Uiterlijk op 31 maart 2022 bezorgt de voorziening in kwestie een aanvraag aan de burgemeester om een onderzoek te laten uitvoeren door de hulpverleningszone, als dat voor die datum nog niet gebeurd is. 

In afwijking van artikel 7, tweede lid, artikel 8, § 1, tweede lid, en § 4, tweede lid, en artikel 9, tweede lid, bezorgt de burgemeester het attest met het bijbehorende verslag uiterlijk op 1 september 2022.

Artikel 18. (01/07/2012- ...)

De volgende regelgevende teksten treden in werking op 1 juli 2012 :
1° het artikel 2 van het decreet van 18 november 2011 tot wijziging van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, wat de medewerking van de lokale overheden bij de toepassing van sommige bepalingen van dat decreet betreft;
2° dit besluit.

Artikel 19. (01/07/2012- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage I Normen voor de specifieke brandveiligheidsaspecten waaraan de ouderenvoorzieningen en de centra voor herstelverblijf moeten voldoen (... - ...)

(01/10/2018- ...)

Bijlage 1

HOOFDSTUK I INFRASTRUCTURELE MAATREGELEN (... - ...)

0. ALGEMENE BEPALINGEN (... - ...)

(01/10/2018- ...)

Bijlage 1

(01/10/2018- ...)

Bijlage 1

(01/10/2018- ...)

Bijlage 1

(01/10/2018- ...)

Bijlage 1

1. INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN (... - ...)

Artikel 1.1. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 1.2. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

2. COMPARTIMENTERING (... - ...)

(01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 2.1. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 2.2. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

3. VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE BOUWELEMENTEN (... - ...)

Artikel 3.1. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 3.2. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 3.3. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 3.4. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 3.5. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 3.6. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 3.7. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

4. VOORSCHRIFTEN VOOR DE CONSTRUCTIE VAN COMPARTIMENTEN EN EVACUATIERUIMTEN (... - ...)

Artikel 4.1. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 4.2. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 4.3. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 4.4. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 4.5. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

5. CONSTRUCTIEVOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE LOKALEN EN TECHNISCHE RUIMTEN (... - ...)

Artikel 5.1. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 5.2. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 5.3. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

6. UITRUSTING VAN DE GEBOUWEN (... - ...)

Artikel 6.1. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 6.2. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 6.3. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 6.4. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 6.5. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 6.6. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

HOOFDSTUK II ONDERHOUD, CONTROLE EN UITBATING (... - ...)

7. ONDERHOUD EN CONTROLE (... - ...)

Artikel 7.1. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

8. VOORSCHRIFTEN VOOR DE BEWONING (... - ...)

Artikel 8.1. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 8.2. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 8.3. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 8.4. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 8.5. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 8.6. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

Artikel 8.7. (01/10/2018- ...)

Bijlage 1

[Bijlage 1/1 (ing. BVR 13 juli 2018, art. 15, I: 1 oktober 2018)] (... - ...)

BIJLAGE 1/1 (01/10/2018- ...)

Bijlage 1/1

Bijlage 2 (... - ...)

BIJLAGE 2 (01/10/2018- ...)

Bijlage 2

Bijlage 3 (... - ...)

BIJLAGE 3 (01/10/2018- ...)

Bijlage 3

Bijlage 4 (... - ...)

BIJLAGE 4 (01/10/2018- ...)

Bijlage 4


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 16/05/2024