De personeelsformatie Scholen in het buitengewoon basisonderwijs

  • referentie
    BaO/2005/10
  • publicatiedatum
    29/06/2005
  • datum laatste wijziging
    31/08/2023
  • wettelijke basis
  • wettelijke basis
    Het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het buitengewoon basisonderwijs, zoals laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019
  • wettelijke basis
    Het besluit van de Vlaamse regering van 1 september 2006 betreffende de toekenning van aanvullende lestijden voor de integratie van anderstaligen, zoals laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012
  • wettelijke basis
    Het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009 betreffende het ondersteuningsaanbod voor gelijke onderwijskansen in het buitengewoon basisonderwijs, zoals laatst gewijzigd (onder voorbehoud van definitieve goedkeuring van de wijzigingen door de Vlaamse Regering)
  • wettelijke basis
    De wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs: artikel 3
  • wettelijke basis
    De wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken: artikel 7
  • wettelijke basis
    K.B. van 21 augustus 1978 houdende organisatie van de semi-internaten in het buitengewoon onderwijs van de Staat en tot vaststelling van de personeelsnormen
  • opheffing
    De geïntegreerde en opgeheven omzendbrieven
  • opheffing
    Het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009 betreffende het ondersteuningsaanbod voor gelijke onderwijskansen in het buitengewoon basisonderwijs
  • opheffing
    BaO/97/6 - De personeelsformatie in het buitengewoon basisonderwijs (17/06/1997)
  • opheffing
    BAO/97/16 aanwendingspercentages in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs (28/07/1997)
  • opheffing
    BaO/2000/05 - overleg over de aanwending van het lestijdenpakket (22/06/2000)
  • opheffing
    BaO/2001/6 - Specifieke maatregelen vanaf 1-9-2001 voor het organiseren van bijzondere pedagogische taken in het basisonderwijs (15/06/2001) met uitzondering van de punten 3.1.1; 3.1.2 en 5
  • opheffing
    BaO/2002/08 (17/07/2002) Maatregelen in CAO VI vanaf het schooljaar 2002/2003 buitengewoon basisonderwijs
  • opheffing
    BaO/2002/10 - Overdracht en herverdeling van lestijden / uren paramedisch personeel (16/08/2002) met uitzondering van punt 6
  • opheffing
    BaO/2003/02 - mededeling: hertekening onderwijslandschap basisonderwijs (18/04/2003)
  • opheffing
    BaO/2007/03 - Vereenvoudiging telmomenten bij Programmatie Rationalisatie, Herstructureringen en fusie - Genadejaar i.p.v. afwijkingsaanvragen (12/06/2007)
  • opheffing
    BaO/2006/02 – Aanvullende lestijden voor integratie van anderstaligen in Nederlandstalige scholen voor buitengewoon basisonderwijs gelegen in de rand- en taalgrensgemeenten en in de scholen voor buitengewoon basisonderwijs gelegen in de gemeenten die grenzen aan de randgemeenten en / of grenzen aan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
  • contactpersoon
    Klaartje Liessens, 02/553.86.97
  • contactpersoon
    Bart Bruylandt, 02/553.92.20
  • Een school voor type 5 kan zowel bij een ziekenhuis als bij een preventorium vestigingsplaatsen hebben. Voor de verschillende vestigingsplaatsen van de type 5 school zijn er dan mogelijk verschillende regels. In deze omzendbrief is aangegeven wat het effect op de telling van de "regelmatige leerling" is.
  • In deze omzendbrief worden de volgende maatregelen toegelicht in het kader van het decreet en besluit m.b.t. het lerarenambt en dit onder voorbehoud van definitieve goedkeuring:
  • De gastleraar (3.5).
  • De verhoging van de puntenenveloppe voor administratieve en beleidsondersteuning, die nu ook aanwendbaar is in het nieuwe selectieambt van adjunct-directeur (8.5). Ook als er lestijden omgezet worden naar punten kan er in dit selectieambt aangewend worden (3.1.2.2, 3.2.7.3, 3.2.9.3). Meer informatie rond het selectieambt van adjunct-directeur wordt opgenomen in de omzendbrief puntenenveloppen voor scholen en scholengemeenschappen: personeelsformatie en personeelsaspecten.
  • De omzetting van niet-vacante lestijden naar punten en uren (3.6).
  • De omzetting van de aanvullende lestijden kerntaak ter ondersteuning van het onderwijzend personeel naar punten is niet meer mogelijk volgend schooljaar.

Opgelet! Om adequaat met de gevolgen van de Oekraïnecrisis voor onderwijs te kunnen omgaan, werden enkele dringende tijdelijke maatregelen genomen. Bepaalde regelgeving die u in deze omzendbrief vindt, kan daardoor tijdelijk door een dringende maatregel aangepast zijn. Deze omzendbrief dient u daarom samen te lezen met omzendbrief BaO/2022/01.

1. Inleiding

De personeelsformatie scholen in het buitengewoon basisonderwijs bestaat uit:

  • Lestijden (zie punten 2 en 3);
  • Uren (zie punt 4);
  • Punten (zie punt 8).

Op basis waarvan kan aangesteld worden in respectievelijk de personeelscategorieën:

  • Bestuurs- en onderwijzend personeel;
  • het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel;
  • het beleids- en ondersteunend personeel.

Daarnaast zijn er ook nog vervangingseenheden (zie punt 10).

2. De directie

2.1. De directeur

In elke school wordt een ambt van directeur gefinancierd of gesubsidieerd.

In kleine scholen wordt de directeur belast met een onderwijsopdracht van:

10 lestijden in scholen met minder dan 20 leerlingen;

4 lestijden in scholen met 20 tot en met 39 leerlingen.

Zowel de leerlingen uit het kleuter- én lager onderwijs komen in aanmerking voor de berekening van de lestijden onderwijsopdracht.

Als een leersteuncentrum deel uitmaakt van een school voor buitengewoon basisonderwijs, wordt de directie vrijgesteld van deze onderwijsopdracht.

Opmerking

Een onderwijsopdracht kan via de puntenenveloppe voor ICT-coördinatie, de puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid of via de punten die de school toebedeeld krijgt van de scholengemeenschap (punten die worden samengelegd op het niveau van de scholengemeenschap en/of de punten van de stimulus), geheel of gedeeltelijk omgezet worden in een zorg- of ICT-opdracht. De lesopdracht kan ook worden omgezet in de functie van stafmedewerker-scholengemeenschap (stafmedewerker-SG).Voor deze functie kunnen enkel de samengelegde punten en/of de punten van de stimulus gebruikt worden en/of de punten voor het voeren van een zorgbeleid die aangewend worden op het niveau van de scholengemeenschap. In dit laatste geval kan de functie stafmedewerker-scholengemeenschap enkel in het ambt van zorgcoördinator. De personeelsconsequenties zijn verschillend naargelang de omzetting gebeurt via ofwel de organieke punten ofwel via de samengelegde punten of de stimulus. (zie omzendbrief puntenenveloppen voor scholen en scholengemeenschappen: personeelsformatie en personeelsaspecten).

Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid een deel van het werkingsbudget aan te wenden voor het geheel of gedeeltelijk klasvrij maken van de directeur en/of adjunct-directeur (functie). Meer informatie hierover is terug te vinden in de omzendbrief: "Aanwending van het werkingsbudget voor aanwerving van personeel".

2.1.1. De functie van adjunct-directeur

De functie van adjunct-directeur wordt gefinancierd of gesubsidieerd als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:

  • de scholen die bij een fusie betrokken zijn, hebben op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar een leerlingenaantal dat 15% boven de rationalisatienorm ligt. Indien meer dan twee scholen betrokken zijn bij de fusie, is het toegelaten dat één school de verhoogde rationalisatienorm (=115%) niet bereikte;
  • de directeur en de adjunct-directeur moeten op het ogenblik van de fusie vastbenoemd zijn in één van de bij de fusie betrokken scholen.

Indien de adjunct-directeur tijdens het schooljaar voorafgaand aan de fusie als directeur belast was met een onderwijsopdracht, dan behoudt hij deze onderwijsopdracht in de functie van adjunct-directeur gedurende de periode van 4 schooljaren (te rekenen vanaf het schooljaar van de fusie). Vanaf het vijfde schooljaar is de adjunct-directeur niet meer belast met een onderwijsopdracht, op voorwaarde dat de school op de teldag ten minste 60 leerlingen telt.

Voor de berekening van deze vrijstelling van onderwijsopdracht vanaf het vijfde schooljaar wordt rekening gehouden met de leerlingen uit het kleuteronderwijs en het lager onderwijs die in aanmerking komen voor de berekening van de lestijden volgens de schalen van het lopende schooljaar.

Voor de omzetting van de onderwijsopdracht van de adjunct-directeur zie ook punt 2.1 van deze omzendbrief.

De functie van adjunct-directeur wordt tijdelijk niet georganiseerd gedurende de tijdelijke uitdiensttreding, om welke reden ook, van:

  • de directeur;
  • diegene die de functie van adjunct-directeur waarneemt.

Voorbeelden:

Als de adjunct-directeur drie maand AVP neemt dan wordt deze niet vervangen. Als de adjunct-directeur in ziekteverlof is dan wordt deze niet vervangen.

Als de directeur drie maand AVP neemt dan wordt deze vervangen door de adjunct-directeur. De adjunct-directeur wordt niet vervangen. Als de directeur in ziekteverlof is dan wordt deze vervangen door de adjunct-directeur. De adjunct-directeur wordt niet vervangen.

De functie van adjunct-directeur wordt definitief niet meer georganiseerd van zodra:

  • de directeur definitief uit dienst treedt;
  • de functie van adjunct-directeur niet meer waargenomen wordt tenzij er nog een directeur is die ter beschikking gesteld is ingevolge de vrijwillige fusie;
  • het schoolbestuur een nieuwe basisschool opricht in dezelfde of aangrenzende gemeente.

Meer informatie hieromtrent is terug te vinden in de omzendbrief: "Wijzigingen aan de reaffectatie- en weder- tewerkstellingsregeling voor de inrichtende machten en de personeelsleden tewerkgesteld in het niet-tertiair onderwijs".

Opmerking:

Bij de vrijwillige fusie van Type 5 scholen wordt géén adjunct-directeur aangesteld.

De functie van adjunct-directeur bij de vrijwillige fusie van scholen is niet hetzelfde als het selectieambt van adjunct-directeur dat kan worden opgericht met de punten uit de puntenveloppe voor administratieve en beleidsondersteuning voor het aanstellen van beleids-en ondersteunend personeel

3. Onderwijzend personeel

Het aantal gefinancierde of gesubsidieerde ambten voor onderwijzend personeel is afhankelijk van het aantal lestijden in een school.

Er zijn vier soorten lestijden:

1. Lestijden volgens de schalen.

2. Aanvullende lestijden:

  • voor de minder gevolgde cursussen in de erkende godsdiensten of niet-confessionele zedenleer;
  • voor permanent onderwijs aan huis;
  • voor de integratie van anderstaligen in de Nederlandstalige scholen voor basisonderwijs gelegen in de rand- en taalgrensgemeenten en in de scholen voor basisonderwijs die grenzen aan de randgemeenten en/ of grenzen aan de gemeenten van het Brussels hoofdstedelijk gewest;
  • voor het voeren van een gelijke onderwijskansenbeleid (type Basisaanbod en type 3);
  • voor aanvangsbegeleiding;
  • voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel;
  • voor samen school maken.

Lestijden volgens de schalen en aanvullende lestijden vormen samen het lestijdenpakket

3. Extra lestijden

  • (…)

4. Bijkomende lestijden:

  • vrijwillige fusie;
  • tijdelijk onderwijs aan huis;
  • in het kader van afwijkingen.

3.1. Lestijden volgens de schalen

3.1.1. De berekening van de lestijden volgens de schalen

3.1.1.1. De teldag

In principe worden de lestijden volgens de schalen ieder schooljaar en per school berekend op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar en aan de hand van de lestijdenschalen die als bijlage 1 bij deze omzendbrief zijn gevoegd. De lestijdenschalen zijn per type vastgelegd.

De teldag geldt steeds voor de hele school. Een school die op de teldag een facultatieve verlofdag of een pedagogische studiedag inricht, telt toch op de voorziene teldag.

Opmerkingen bij:

1) Teldag

Bij programmatie of herstructurering geldt een andere teldag, zie Omzendbrief BaO/97/9 "Programmatie en Rationalisatie in het buitengewoon basisonderwijs" punt 1.2.

2) Hanteren van de lestijdenschalen

Wanneer de school meer leerlingen telt dan het hoogste aantal leerlingen voorzien in een bepaalde lestijdenschaal, worden

voor de berekening van het aantal lestijden, de laatste drie verhogingen in de lestijdenschaal telkens herhaald.

Voorbeeld: Lestijdenschalen T 6 en 7

De rekenkundige reeks bij de laatste drie verhogingen = 5 - 5 - 4.

216 leerlingen impliceert 1040 lestijden.

Berekening:

Aantal leerlingen 

Aantal lestijden 

210 

1012 

211 

1017 

212 

1022 

213 

1026 

214 

1031 

215 

1036 

216 

1040 

3.1.1.2. De telperiode (Type 5)

Voor scholen voor buitengewoon onderwijs van type 5 worden de lestijden volgens de schalen berekend op grond van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen ingeschreven tijdens een telperiode:

  • voor een bestaande school: de periode van 12 maanden voorafgaand aan de eerste schooldag van februari van het jaar waarin het betrokken schooljaar een aanvang neemt.
  • voor bestaande scholen in herstructurering: de maand september van het lopende schooljaar.
  • voor nieuwe scholen: vanaf de eerste dertig dagen te rekenen vanaf de openstelling van het type.
  • Bij T5-scholen ontstaan door of betrokken bij een fusie is het aantal lestijden volgens de schalen gelijk aan de som van de lestijdenpakketten van de betrokken scholen.

Het gemiddelde aantal regelmatige leerlingen wordt als volgt berekend:

  • iedere dag wordt het aantal regelmatige leerlingen genoteerd.
  • de som van het dagelijkse aantal regelmatige leerlingen per maand, wordt gedeeld door het aantal onderwijsdagen van deze maand. Dit geeft het maandgemiddelde. De deling gebeurt tot op één honderdste.
  • om het jaargemiddelde te bekomen wordt de som van de maandgemiddelden gedeeld door 10.

Voor het aflezen van de lestijden volgens de schalen wordt de gemiddelde aanwezigheid afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer achter de komma groter is dan 4.

3.1.1.3. Welke leerlingen mogen geteld worden en op welke wijze?

Enkel regelmatige leerlingen kunnen geteld worden.

Een regelmatige leerling in het buitengewoon basisonderwijs is een leerling die:

  • voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, zie omzendbrief BaO/2007/02: "Toelatingsvoorwaarden in het buitengewoon basisonderwijs en verslag voor toegang tot een individueel aangepast curriculum in het gewoon basisonderwijs of voor toegang tot het buitengewoon basisonderwijs".
  • slechts ingeschreven is in één school (behalve voor een leerling in een school van type 5). De thuisschool heeft daardoor de verplichting alle medewerking te verlenen bij het onderwijs dat aan haar leerling door de school van type 5 verstrekt wordt.
  • in het lager onderwijs, of als zes- en zevenjarige in het kleuteronderwijs, altijd aanwezig is, behalve bij gewettigde afwezigheid.
  • als vijfjarige in het kleuteronderwijs voldoende aanwezig is (d.w.z. 290 halve dagen, waarbij de afwezigheden die de directie aanvaardbaar acht, meetellen voor deze 290 halve dagen).
  • als leerplichtige deelneemt aan alle onderwijsactiviteiten die voor de leerlingengroep of de leerling worden georganiseerd, behoudens vrijstelling voor godsdienst / zedenleer.

In een school van type 5 is de leerling regelmatige leerling:

Bij het tellen van regelmatige leerlingen gelden volgende regels:

  • er wordt afzonderlijk geteld per taalstelsel;
  • de leerlingen worden per type geteld, kleuteronderwijs en lager onderwijs samen;
  • de leerlingen van alle vestigingsplaatsen worden samengeteld.

Let op: in scholen met type 1-, type 8- en type Basisaanbod-geattesteerde leerlingen wordt de omkadering per type apart berekend (dit is anders dan bij de toetsing aan de programmatie- of rationalisatienorm waar de betrokken leerlingen worden samengeteld).

Na controle en goedkeuring door de verificateur kan u op grond van het aantal leerlingen uit de lestijdenschalen, die per type werden ontwikkeld, het aantal lestijden aflezen.

Indien in uw school twee of meer types worden aangeboden is het totaal aantal lestijden volgens de schalen gelijk aan de som van de lestijden volgens de schalen voor elk type afzonderlijk.

Let op: op het totaal van de lestijden wordt het aanwendingspercentage van 94,5% toegepast, het resultaat wordt afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma groter is dan 4.

Voorbeeld lestijden volgens de schalen

Situatie van de school

 

 

KLO 

LO 

TOT 

VP 1 

T BA 

120 

120 

 

T 2 

13 

40 

53 

 

 

 

 

 

VP 2 

T 2 

31 

38 

 

 

 

 

 

TOT 

 

20 

191 

211 

Berekening lestijden volgens de schalen

Type Basisaanbod

Totaal T BA = 120

Lestijden volgens de schalen: 352

Type 2

Totaal T 2 = 91

Lestijden volgens de schalen: 387

Totaal school: 352 + 387 = 739 X 0,945 (= 94,5 %) = 698,35

=> 698 lestijden

De lestijden volgens de schalen in scholen voor buitengewoon onderwijs van type 5 kunnen slechts volledig worden aangewend indien gemiddeld 10 onderwijsdagen per kind gedurende de telperiode worden bereikt. Wordt het gemiddelde van 10 niet bereikt, dan worden de lestijden volgens de schalen evenredig verminderd. Dit betekent dat wanneer slechts een gemiddelde van 6 wordt bereikt, slechts 60% van de lestijden volgens de schalen mag worden aangewend.

Voorbeeld

Een school voor Type 5 telde in de telperiode gemiddeld 75 regelmatige leerlingen.

Deze leerlingen kregen gemiddeld 7 onderwijsdagen.

Berekening lestijden volgens de schalen:

Lestijden volgens de schalen: 323

323 X 0,945 (= 94,5 %) = 305,23

305,23 => 305

305 X 0.7 (= 70 %) = 213,5

213,5 => 214

3.1.2. De aanwending van de lestijden volgens de schalen

3.1.2.1. Algemeen

De omrekening van de lestijden volgens de schalen naar het aantal financierbare of subsidieerbare voltijdse of deeltijdse betrekkingen gebeurt als volgt:

  • na de toepassing van het aanwendingspercentage worden de lestijden volgens de schalen verminderd met de eventuele lestijden onderwijsopdracht van de directeur en van de adjunct-directeur;
  • de overblijvende lestijden worden toegekend aan het onderwijzend personeel, met dien verstande dat elke lestijd besteed aan de lesopdracht uit de lestijden volgens de schalen wordt geput.

Voorbeeld:

In een BO-school T2 zijn er 32 regelmatige leerlingen ingeschreven.

De lesopdracht van de directeur bedraagt in dit geval 4 lestijden.

Berekening lestijden volgens de schalen:

32lln geven recht op:

150lt X 0,9450 = 141,75 lt afgerond = 142lt.

142 lt - 4 lt = 138 lt.

De integrale lesopdracht die aan de verschillende leerkrachten binnen de BO-school gegeven wordt moet geput worden uit deze 138 lt.

138 lt : 22 = 6 ft betrekkingen ASV en 6 restlestijden.

138 lt : 23 = 6 ft betrekkingen ASV.

Het gaat om de voltijdse of deeltijdse betrekkingen voor:

  • het ambt van kleuteronderwijzer algemene en sociale vorming (ASV);
  • het ambt van onderwijzer ASV;
  • het eventuele ambt van leermeester ASV, godsdienst;
  • het eventuele ambt van leermeester ASV, niet confessionele zedenleer;
  • het eventuele ambt van leermeester ASV, specialiteit: lichamelijke opvoeding;
  • het eventuele ambt van leermeester ASV, compensatietechniek braille type 6;

Opmerkingen:

1. De lestijden voor de cursussen van de meest gekozen godsdienst, niet-confessionele zedenleer, al of niet toegekend aan een leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer, of voor cultuurbeschouwing worden uit de lestijden volgens de schalen geput.

2. Voor een voltijdse leermeester godsdienst en NCZ moeten 22 eenheden uit het lestijdenpakket worden geput. Raadpleeg in dit verband ook de omzendbrief PERS/2002/9 van 15/08/2002 "Maatregelen en wijzigingen in het buitengewoon basisonderwijs".

SCHOOLJAAR

Het lestijdenpakket wordt toegekend voor een volledig schooljaar d.w.z. van 1 september tot en met 31 augustus. Scholen die tellen op 1 oktober moeten dus in de maand september de nodige omzichtigheid aan de dag leggen.

3.1.2.2. De omzetting van de lestijden volgens de schalen en GOK-lestijden naar punten voor beleids- en ondersteund personeel of naar uren voor het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel

3.1.2.2.1. Omzetting van de vacante lestijden

Bij een tekort aan onderwijzend personeel kan het schoolbestuur tijdens de schooljaren 2022-2023, 2023-2024 en 2024-2025 maximaal 20% van de aan de school toegekende vacante lestijden volgens de schalen, GOK-lestijden en de bijkomende lestijden toegekend in kader van de hertelling voorzien in de omzendbrief "Dringende maatregelen voor het basisonderwijs naar aanleiding van de Oekraïnecrisis" (zie punt 2.2. van die omzendbrief) ook aanwenden in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel of in ambten van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel.

GOK-lestijden die omgezet worden dienen nog steeds in het kader van het gelijke onderwijskansenbeleid aangewend te worden (zie punt 3.2.6.).

De omzettingen kunnen telkens gebeuren vanaf 1 oktober van het lopende schooljaar en gelden voor de duur van dat schooljaar.

Een omzetting van lestijden eindigt als het personeelslid dat aangesteld is in een betrekking die via de omzetting werd ingericht in een ambt van het beleids- en ondersteunend personeel of in een ambt van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel tijdens het schooljaar vrijwillig ontslag neemt volgens artikel 25 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of volgens artikel 26 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs. In dit geval eindigt de omzetting voor het overeenkomend deel van de lestijden vanaf het ogenblik dat het ontslag ingaat. In alle andere gevallen eindigt de omzetting op het einde van het schooljaar.

De punten of uren die verkregen worden door de omzetting worden maximaal ter ondersteuning van de leraar in de scholen basisonderwijs aangewend zodat die zich kan focussen op zijn kerntaak: lesgeven.

De criteria om het tekort aan onderwijzend personeel te bepalen en de aanwending in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel of van het van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel , in het kader van de omzetting, worden vastgelegd na onderhandeling in het bevoegde lokale comité.

De betrekkingen die ingericht worden in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel of van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel, door de omzetting, komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekkingen.

3.1.2.2.1.1. Omzetten naar punten

De omzetting van de lestijden naar punten gebeurt volgens de onderstaande tabel:

Lestijden 

punten 

12 

15 

19 

23 

27 

31 

10 

35 

11 

39 

12 

43 

13 

46 

14 

50 

15 

54 

16 

58 

17 

62 

18 

66 

19 

70 

20 

73 

21 

77 

22 

81 

23 

85 

Uit de punten kunnen de volgende ambten uit de categorie beleids- en ondersteunend personeel worden ingericht:

1° het ambt van zorgcoördinator;

2° het ambt van ICT-coördinator;

3° het ambt van administratief medewerker;

4° het ambt van beleidsondersteuner;

5° het ambt van adjunct-directeur.

De omrekening van punten naar de gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen van het beleids- en ondersteund personeel gebeurt volgens de bepalingen van de omzendbrief puntenenveloppen voor scholen en scholengemeenschappen: personeelsformatie en personeelsaspecten.

3.1.2.2.1.2. Omzetting naar uren

De omzetting van de lestijden naar uren gebeurt volgens de onderstaande tabel:

Lestijden 

uren 

10 

12 

10 

13 

11 

15 

12 

16 

13 

18 

14 

19 

15 

21 

16 

22 

17 

24 

18 

25 

19 

27 

20 

28 

21 

29 

22 

31 

23 

32 

24 

34 

25 

35 

26 

37 

27 

38 

28 

40 

De omrekening van uren naar de gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel gebeurt conform artikel 24 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het buitengewoon basisonderwijs.

3.1.2.2.1.3. Melding

De personeelsleden die aangesteld worden in betrekkingen opgericht met punten of uren die het resultaat zijn van een omzetting van de vacante lestijden naar ambten van het beleids- en ondersteunend personeel of naar ambten van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel meldt u met OOM-code 38.

Voorbeeld 1:

Een school zet vanaf 1 oktober 6 lestijden onderwijzer ASV om naar punten. Dat resulteert in 19 punten. Daarmee richt zij een tijdelijke betrekking op van 8/36 zorgcoördinator opleidingsniveau ten minste bachelor.

U maakt één bericht met geldigheidsdatum 01.10:

RL1/ zorgcoördinator BA / 8 u ATO 02/ einddatum 30.06/ OOM 38

Voorbeeld 2:

Een school zet vanaf 1 oktober 9 lestijden kleuteronderwijzer ASV om naar het ambt van orthopedagoog. Daarmee kan zij een tijdelijke betrekking oprichten van 12/40.

U maakt één bericht met geldigheidsdatum 01.10 :

RL1/orthopedagoog / 12 u ATO 02/ einddatum 30.06 / OOM 38

3.1.2.3. CURSUSSEN GODSDIENST, ZEDENLEER en CULTUURBESCHOUWING

3.1.2.3.1. Keuze van de ouders

Zie omzendbrief GD/2002/05: "Onderwijsinspectie over de erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer".

3.1.2.3.2. Berekening van het aantal cursussen

Het aantal lestijden voor de meest gekozen godsdienst, niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing moet uit de lestijden volgens de schalen worden geput.

Het aantal lestijden is afhankelijk van het aantal cursussen.

Het aantal cursussen wordt berekend door per type het aantal leerlingen lager onderwijs van de meest gekozen godsdienst, niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing op de teldag of in de telperiode te delen door:

  • 9 voor de eerste 49 leerlingen en door 10 vanaf de vijftigste leerling voor de types Basisaanbod, 1 en 8;
  • 6 voor de eerste 34 leerlingen en door 7 vanaf de vijfendertigste leerling voor de types 2, 3, 4, 5 en 9;
  • 5 voor de eerste 34 leerlingen en door 6 vanaf de vijfendertigste leerling voor de types 6 en 7.

Enkel de regelmatige leerlingen lager onderwijs worden geteld bij de berekening.

Het kan voorkomen dat de meest gekozen godsdienst of niet-confessionele zedenleer verschillend is voor de types die in een school worden georganiseerd. Er wordt dan steeds per type gerekend (vb. voor type 6 de leerlingen voor de meest gekozen godsdienst, voor type 7 de leerlingen voor de meerderheidscursus niet-confessionele zedenleer).

De quotiënten per type worden opgeteld en het resultaat wordt steeds naar beneden afgerond. Het resultaat van deze berekening is het aantal te organiseren cursussen.

Elke cursus omvat ten minste 2 en ten hoogste 3 lestijden.

Voorbeeld:

Een T2 school heeft 50 regelmatig ingeschreven lln waarvan er 32 lln katholieke godsdienst volgen.

Voor de berekening van de meerderheidscursus geeft dit:

32 lln : 6 = 5,33 afgerond 5 cursussen ( ook naar beneden afronden indien > 0,5 !)

De school kán in dit geval min 10lt of max 15lt meerderheidscursus inrichten.

Voor de minder gevolgde cursussen: zie punt 3.2.1.

3.1.2.4. BLIO en BLOA

In elke school voor buitengewoon basisonderwijs moet een lid van het onderwijzend personeel worden belast met het onthaal, de observatie en de tijdelijke begeleiding van de nieuwe leerlingen die tijdens het schooljaar worden ingeschreven, en/of de leerlingen die bijzondere individuele hulp nodig hebben (BLIO). Het schoolbestuur bepaalt zelf hoeveel lestijden hieraan worden besteed.

In een school voor buitengewoon basisonderwijs kan een lid van het onderwijzend personeel worden belast met opvoedende activiteiten (BLOA).

Opmerking:

De BLOA-opdracht kan maximaal een voltijdse betrekking zijn en mag nooit meer bedragen dan het aantal lestijden besteed aan BLIO.

3.2. Aanvullende lestijden

Naast de lestijden volgens de schalen worden aanvullende lestijden gefinancierd of gesubsidieerd.

3.2.1. Aanvullende lestijden voor de minder gevolgde cursussen in de erkende godsdiensten of niet-confessionele zedenleer

De lestijden voor de minder gevolgde cursussen in de erkende godsdiensten of niet-confessionele zedenleer worden als volgt bepaald:

  • het aantal cursussen van de minder gekozen godsdienst of niet-confessionele zedenleer kan ten hoogste gelijk zijn aan het aantal cursussen van de meest gevolgde godsdienst of niet-confessionele zedenleer;
  • wanneer een leerling wordt ingeschreven voor een minder gevolgde cursus die niet gefinancierd of gesubsidieerd kon worden op grond van de schoolbevolking op de teldag of in de telperiode, wordt deze cursus toch onmiddellijk gefinancierd of gesubsidieerd op dezelfde wijze als voor de andere minder gekozen godsdienst(en) of niet-confessionele zedenleer, ook deze cursus wordt gelijktijdig georganiseerd als de meest gevolgde cursus;
  • een minder gevolgde cursus die gefinancierd of gesubsidieerd kan worden op grond van de schoolbevolking op de teldag of in de telperiode, maar waarvoor tijdens het lopend schooljaar geen leerlingen meer zijn ingeschreven, wordt niet langer gefinancierd of gesubsidieerd;
  • een cursus van een minder gekozen godsdienst of niet-confessionele zedenleer bedraagt evenveel lestijden als de cursus van de meest gevolgde godsdienst of niet-confessionele zedenleer (2 of 3 lestijden per cursus). De cursussen moeten gelijktijdig worden georganiseerd.

3.2.2. Aanvullende lestijden voor permanent onderwijs aan huis

Zie omzendbrief BaO/97/5: "Tijdelijk Onderwijs aan huis (TOAH), Permanent Onderwijs aan Huis (POAH) en vrijstelling van leerplicht in het basisonderwijs”.

3.2.3.

….

3.2.4.

….

3.2.5. Aanvullende lestijden voor de integratie van anderstaligen in de Nederlandstalige scholen voor basisonderwijs gelegen in de rand- en taalgrensgemeenten en in de scholen voor basisonderwijs die grenzen aan de randgemeenten en/ of grenzen aan de gemeenten van het Brussels hoofdstedelijk gewest

De lestijden worden voor een periode van drie opeenvolgende schooljaren toegekend.

Voor de in aanmerking komende BO-scholen loopt de zesde driejaarlijkse cyclus gedurende de schooljaren 2023-2024, 2024-2025 en 2025-2026.

3.2.5.1. Doelgroep

3.2.5.1.1. De Nederlandstalige basisscholen voor buitengewoon onderwijs gelegen in de randgemeenten

De Nederlandstalige basisscholen voor buitengewoon onderwijs gelegen in de gemeenten van het Vlaamse Gewest, genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.

Tot de randgemeenten behoren: Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem.

3.2.5.1.2. De Nederlandstalige basisscholen voor buitengewoon onderwijs gelegen in de taalgrensgemeenten

De Nederlandstalige basisscholen voor buitengewoon onderwijs gelegen in de gemeenten van het Vlaamse Gewest, genoemd in artikel 3, 1° van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs.

Tot de taalgrensgemeenten behoren: Bever, Herstappe, Mesen, Moelingen, Ronse, Sint-Martens-Voeren, Sint-Pieters-Voeren, 's-Gravenvoeren, Spiere-Helkijn.

3.2.5.1.3. De basisscholen voor buitengewoon onderwijs die grenzen aan de randgemeenten en aan het Brussels Hoofdstedelijke Gewest

De basisscholen voor buitengewoon onderwijs gelegen in de gemeenten die grenzen aan de randgemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken en in de gemeenten die grenzen aan het Brussels Hoofdstedelijke Gewest.

Tot deze gemeenten behoren: Asse, Beersel, Dilbeek, Grimbergen, Hoeilaart, Machelen, Meise, Merchtem, Overijse, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Vilvoorde en Zaventem.

3.2.5.2. Doelstelling

Het is de bedoeling dat leerlingen zo snel mogelijk voldoende Nederlands leren zodat ze kunnen functioneren op school, niet alleen in de klas maar ook op de speelplaats, in de eetzaal, enz. Daarvoor hebben ze een aantal basisvaardigheden nodig zoals eenvoudige instructies begrijpen of eenvoudige boodschappen zelf kunnen verwoorden.

De aanvullende lestijden kunnen uitsluitend aangewend worden voor de integratie van de anderstalige leerlingen. Deze regel blijft ook geldig bij overdracht. Dit betekent ook dat overdracht van deze aanvullende lestijden enkel mogelijk is naar andere buitengewone basisscholen uit de doelgroep.

3.2.5.3. Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor de aanvullende lestijden moet de school op de eerste schooldag van februari voorafgaand aan de driejaarlijkse periode.

ten minste 10% leerlingen tellen van wie de thuistaal niet het Nederlands is (leerlingen TNN).

Leerlingen TNN zijn leerlingen die in het gezin bestaande uit vader en/of moeder en/of broers en zussen ofwel met niemand ofwel in een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximaal één gezinslid Nederlands spreken; broers en zussen worden als één gezinslid beschouwd.

Dit wordt vastgesteld door middel van een verklaring op eer van de ouders gedateerd en ondertekend door een persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of die de leerling in rechte of in feite onder zijn bewaring heeft.

Wanneer de school voor één of meerdere leerlingen niet beschikt over een verklaring op eer komen deze leerlingen niet in aanmerking voor de berekening van het percentage leerlingen TNN en worden deze leerlingen beschouwd als Nederlandstalig.

De scholen binnen de doelgroep laten zich ondersteunen door de pedagogische begeleidingsdiensten.

3.2.5.4. Berekening van de aanvullende lestijden

3.2.5.4.1. Teldag

De teldag is voor alle scholen de eerste schooldag van februari voorafgaand aan de driejaarlijkse periode.

Dit betekent bijvoorbeeld dat het aantal aanvullende lestijden voor de cyclus die start op 1 september 2023 per school wordt berekend op basis van het totaal aantal leerlingen TNN (kleuter- en lager onderwijs) op de eerste schooldag van februari 2023.

3.2.5.4.2. Gezamenlijke telling

In een basisschool worden de leerlingen kleuter- en lager onderwijs samengeteld.

In een school met verschillende vestigingsplaatsen worden de leerlingen van alle vestigingsplaatsen samengeteld.

3.2.5.4.3. Bepaling van het aantal aanvullende lestijden

3.2.5.4.3.1. Scholen met minder dan 10% leerlingen TNN

Een school met minder dan 10% leerlingen TNN heeft geen recht op aanvullende lestijden.

3.2.5.4.3.2. Scholen met 10% of meer leerlingen TNN, maar met niet meer dan 25% leerlingen TNN

Een school, met 10% of meer leerlingen TNN maar met niet meer dan 25% leerlingen TNN, krijgt 6 aanvullende lestijden.

3.2.5.4.3.3. Scholen met meer dan 25% leerlingen TNN, maar met minder dan 40% leerlingen TNN

Een school die meer dan 25% leerlingen TNN telt maar minder dan 40% leerlingen TNN, heeft recht op:

- Een sokkel van 6 aanvullende lestijden+.

- X aanvullende lestijd(en) door het aantal leerlingen TNN dat niet vervat zit in 25% van het totale leerlingenaantal te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 0,315.

- Het resultaat van de berekening wordt afgerond naar de hogere eenheid indien het eerste cijfer na de komma groter is dan 4.

3.2.5.4.3.4. Scholen met 40% of meer leerlingen TNN

Een school die 40% of meer leerlingen TNN telt, heeft recht op:

- Een sokkel van 6 aanvullende lestijden +.

- X aanvullende lestijd(en) door het aantal leerlingen TNN dat niet vervat zit in 25% van het totale leerlingenaantal te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 0,4.

- Het resultaat van de berekening wordt afgerond naar de hogere eenheid indien het eerste cijfer na de komma groter is dan 4.

Een aantal voorbeelden ter verduidelijking:

Voorbeeld 1:

Een school met 270 leerlingen (kleuteronderwijs en lager onderwijs samen) heeft 26 leerlingen TNN. De school heeft dus 9,6% doelgroepleerlingen. De school heeft dus geen recht op aanvullende lestijden.

Voorbeeld 2:

Een school met 270 leerlingen (kleuteronderwijs en lager onderwijs samen) heeft 27 leerlingen TNN. De school heeft dus 10% doelgroepleerlingen. De school heeft dus recht op een sokkel van 6 aanvullende lestijden.

Voorbeeld 3:

Een school met 270 leerlingen (kleuteronderwijs en lager onderwijs samen) heeft 67 leerlingen TNN. De school heeft dus 24,8% doelgroepleerlingen. De school heeft dus recht op een sokkel van 6 aanvullende lestijden.

Voorbeeld 4:

Een school met 270 leerlingen (kleuteronderwijs en lager onderwijs samen) heeft 68 leerlingen TNN. De school heeft dus 25,2% doelgroepleerlingen. 25% doelgroepleerlingen komt overeen met 67,5 leerlingen. De school heeft dus recht op een sokkel van 6 aanvullende lestijden + ((68-67,5) X 0,315) aanvullende lestijden . Dit is gelijk aan 6,157 aanvullende lestijden. Na afronding heeft de school dus recht op 6 aanvullende lestijden.

Voorbeeld 5:

Een school met 270 leerlingen (kleuteronderwijs en lager onderwijs samen) heeft 70 leerlingen TNN. De school heeft dus 25,9% doelgroepleerlingen. 25% doelgroepleerlingen komt overeen met 67,5 leerlingen. De school heeft dus recht op een sokkel van 6 aanvullende lestijden + ((70-67,5)X 0,315) aanvullende lestijden . Dit is gelijk aan 6,788 aanvullende lestijden. Na afronding heeft de school dus recht op 7 aanvullende lestijden.

Voorbeeld 6:

Een school met 270 leerlingen (kleuteronderwijs en lager onderwijs samen) heeft 167 leerlingen TNN. De school heeft dus 61,85% doelgroepleerlingen. 25% doelgroepleerlingen komt overeen met 67,5 leerlingen. De school heeft dus recht op een sokkel van 6 aanvullende lestijden + ((167-67,5)X 0,4) aanvullende lestijden . Dit is gelijk aan 45,8 aanvullende lestijden. Na afronding heeft de school dus recht op 46 aanvullende lestijden.

3.2.5.5. Toekenningsperiode van de aanvullende lestijden

De lestijden worden toegekend voor een periode van drie schooljaren.

De lestijden voor de integratie van de anderstalige leerlingen worden toegekend aan de school. Ze kunnen ingezet worden in alle vestigingsplaatsen en/of niveaus van de school. Uiteraard is de doelstelling hierbij de integratie van de anderstalige leerlingen te verbeteren door het Nederlands taalvaardigheidsonderwijs te versterken en eventuele leerbedreiging en leerachterstand tegen te gaan.

3.2.5.6. Aanwending van de aanvullende lestijden

De toegekende aanvullende lestijden voor de integratie van anderstaligen worden in het buitengewoon basisonderwijs steeds aangewend in het ambt van kleuteronderwijzer ASV of van onderwijzer ASV. Het schoolbestuur beslist jaarlijks of deze lestijden worden georganiseerd in het ambt van kleuteronderwijzer ASV en/of in het ambt van onderwijzer ASV. Deze aanvullende lestijden kunnen ook worden aangewend voor de lesopdracht van directeur of adjunct-directeur.

Deze keuze heeft bepaalde consequenties voor de personeelsleden:

1. De keuze van het schoolbestuur blijft gelden voor één schooljaar.

2. Zolang er tijdelijke leerkrachten in deze lestijden aangesteld worden, is een wijziging van keuze ieder schooljaar mogelijk. Bij vaste benoeming in deze aanvullende lestijden, ligt de keuze vast voor het aantal lestijden en de ambten waarin benoemd is geworden.

3. Voor de betrekkingen waarin deze aanvullende lestijden worden aangewend, moet het schoolbestuur de regels toepassen inzake de verdeling van de betrekkingen onder de vastbenoemde titularissen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en de voorrang (TADD). Concreet wil dit zeggen dat het schoolbestuur:

  • de aanvullende lestijden voor de integratie van anderstaligen gebruikt om de betrekkingen in het gekozen ambt te verdelen onder de vastbenoemde titularissen. Op deze wijze is het mogelijk dat door de aanwending van de lestijden een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking wordt vermeden of verminderd.
  • de statutaire regels in verband met werving volgt, als het tijdelijke personeelsleden aanstelt in deze aanvullende lestijden. Dit wil zeggen dat het schoolbestuur de verplichtingen inzake reaffectatie en voorrang (TADD) moet naleven.

Indien het schoolbestuur ervoor opteert om de aanvullende lestijden voor de integratie van de anderstaligen toe te kennen aan een vast benoemd personeelslid dat echter niet vast benoemd is in het ambt van kleuteronderwijzer ASV of onderwijzer ASV(bijvoorbeeld: leermeester lichamelijke opvoeding, leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer, ...) kan dit slechts via het stelsel en onder de voorwaarden van het "verlof tijdelijk andere opdracht (TAO)".

3.2.5.7. Vaste benoeming, affectatie of mutatie

De betrekkingen die worden opgericht op basis van de aanvullende lestijden voor de integratie van anderstaligen komen in aanmerking voor vacantverklaring en vaste benoeming, affectatie of mutatie. Dit betekent ook dat een vastbenoemd onderwijzer ASV of kleuteronderwijzer ASV met deze lestijden kan belast worden zonder een verlof TAO te moeten nemen.

3.2.5.8. Mededeling aan uw werkstation van Agodi

Voor de melding van de lestijden rand- en taalgrensgemeenten wordt in het opdrachtenpakket de bestaande code voor de lestijden rand- en taalgrensgemeenten gebruikt (code 614). In geen geval mag de melding gebeuren via de code voor anderstalige nieuwkomers (vakcode 436).

Voorbeeld:

RL-1: 18 lt kleuteronderwijzer ato 2 met vakcode 614 (lestijden rand- en taalgrensgemeenten) tot 30 juni

Voor een vastbenoemde onderwijzer ASV of kleuteronderwijzer ASV, belast met de lestijden rand- en taalgrensgemeenten, wordt een gewoon vast opdrachtenpakket doorgestuurd zonder de formule van TAO. Indien de lestijden uitgeoefend worden in een gedeelte van een opdracht volstaat het om de opdracht op te splitsen.

Voorbeeld:

RL-1: 18 lt onderwijzer ato 4 met einddatum oneindig

RL-1: 6 lt onderwijzer ato 4 met vakcode 614 (lestijden rand- en taalgrensgemeenten) met einddatum oneindig

Beide RL's worden in één en hetzelfde bericht opgestuurd.

Voor de directeur of adjunct-directeur met lesopdracht wordt de lesopdracht nooit meegedeeld. Bij bepaalde lestijden, waaronder de lestijden rand- en taalgrensgemeenten, moet dit wel gebeuren. Hiervoor wordt hetzelfde principe toegepast: een aantal uren directeur en een aantal uren directeur met lestijden rand- en taalgrensgemeenten.

Voorbeeld:

Een directeur met 8 lestijden lesopdracht vult 4 lestijden in via lestijden rand- en taalgrensgemeenten:

RL-1: 20 lt directeur ato 4 met einddatum oneindig

RL-1: 4 lt directeur ato 4 met vakcode 614 (lestijden rand- en taalgrensgemeenten) met einddatum oneindig

Beide RL's worden in hetzelfde bericht gezonden.

3.2.6. Aanvullende lestijden gelijke onderwijskansen type basisaanbod en type 3

(…)

Aan scholen die type basisaanbod en/of type 3 aanbieden en die een relatief hoog aantal doelgroepleerlingen tellen, worden, onder onderstaande voorwaarden, aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijke onderwijskansenbeleid toegekend.

Aangezien voor het ontstaan van type basisaanbod doelgroepleerlingen type 1 en 3 in aanmerking kwamen, geldt de regeling ook nog voor doelgroepleerlingen type 1 zolang zij schoollopen in de school voor buitengewoon onderwijs. Zij worden in deze meegeteld en beschouwd als leerlingen type basisaanbod.

3.2.6.1. Duur van de ondersteuning

Deze aanvullende lestijden in het kader van het gelijke onderwijskansenbeleid worden jaarlijks toegekend.

3.2.6.2. Voorwaarden

3.2.6.2.1. Algemeen

Om in aanmerking te komen moet een school:

1. op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande of daaraan voorafgaande schooljaar (er is dus één gedoogjaar) minstens 40% niet-interne leerlingen van type basisaanbod en/of type 3 tellen die voldoen aan de eerste gelijke kansenindicator (= instapdrempel zie 3.2.6.2.2)

2. minstens 6 lestijden genereren (zie 3.2.6.2.3 en 3.2.6.3).

Opgelet: interne leerlingen tellen niet mee voor de berekening van het GOK-ondersteuningsaanbod.

Met interne leerlingen bedoelen we:
- leerlingen die binnen het niet rechtstreeks toegankelijk aanbod integrale jeugdhulp gebruik maken van de module verblijf in een multifunctioneel centrum (MFC);
- leerlingen in een internaat buitengewoon onderwijs (MPIGO, AIBOGO of IBSOG) van het Gemeenschapsonderwijs.

Opgelet: twee opeenvolgende negatieve evaluaties door de onderwijsinspectie van het GOK-beleid halveren het aantal aanvullende lestijden waarop men normaliter recht heeft, en dit tot het schooljaar waarin de school weer positief geëvalueerd wordt, zie punt 3.2.6.4.2.

3.2.6.2.2. Instapdrempel

3.2.6.2.2.1. De teldag

De teldag is voor ALLE scholen de eerste schooldag van februari van het voorafgaande of daaraan voorafgaande schooljaar, ook voor scholen die voor hun lestijdenpakket tellen op de eerste schooldag van oktober.

3.2.6.2.2.2. De gelijke kansenindicatoren

De gelijke kansenindicatoren zijn

1. opleidingsniveau van de moeder: d.w.z. de moeder is niet in het bezit van een diploma hoger secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs;

2. de taal die de leerling in het gezin spreekt, is niet het Nederlands: de taal die de leerling spreekt met vader, moeder, broers of zussen, is niet het Nederlands. Die taal is niet het Nederlands indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximum één gezinslid het Nederlands spreekt. Verschillende broers en zussen worden steeds als één gezinslid beschouwd.

De tweede indicator kan enkel een rol spelen als de betrokken leerling aan de eerste indicator voldoet (zie ook 3.2.6.2.2.3).

Bewijs

De vaststellingen omtrent het beantwoorden aan de indicatoren "opleidingsgraad moeder" en "taal" gebeuren op grond van een schriftelijke verklaring op eer, gedateerd en ondertekend door een persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of die de minderjarige leerplichtige leerling in rechte of in feite onder zijn bewaring heeft. Daartoe gebruikt de school het vragenformulier over de achtergrondkenmerken van de leerling.

Dit is bijlage 4 bij omzendbrief BaO/2006/05: "Controle van de leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs".

Wanneer de school voor één of meerdere leerlingen niet beschikt over dit ingevuld formulier kunnen deze leerlingen niet worden meegeteld voor de berekening van de aanvullende lestijden.

Wie vult de vragenlijst in?

De natuurlijke ouder of adoptieouder vult deze vragenlijst in. Ook diegene die instaat voor de feitelijke opvoeding van het kind (bv. grootouder), kan als vader of moeder aangezien worden. Wanneer het kind in een instelling of in een pleeggezin woont, mag de pleegouder of het hoofd van de instelling deze lijst invullen. De vragen gaan dan wel over de gezinssituatie van het kind vóór het verblijf in het pleeggezin of de instelling.

Wanneer er in de gezinssituatie geen of meerdere moeders of vaders zijn, dan oordelen de ouder(s) zelf. Ze kunnen er in dat geval voor kiezen om de verklaring in te laten vullen door: één van beide moeders of vaders, door de alleenstaande moeder of vader, door de adoptiemoeder,…

3.2.6.2.2.3. 40 %

De school telt op de eerste schooldag van februari van het schooljaar van het voorafgaande of daaraan voorafgaande schooljaar (er is dus één gedoogjaar) minstens 40% niet-interne regelmatige leerlingen in type basisaanbod en/of type 3 die voldoen aan de eerste gelijke kansenindicator. Interne leerlingen tellen niet mee (zie punt 3.2.6.2.1).

Om die 40% te berekenen worden de doelgroepleerlingen van de verschillende niveaus (kleuter en lager), van de beide types en uit de verschillende vestigingsplaatsen samengeteld.

Een leerling die enkel en alleen voldoet aan de indicator "taal die de leerling in het gezin spreekt, is niet het Nederlands", komt niet in aanmerking voor het bereiken van de 40%-grens noch voor aanvullende ondersteuning.

3.2.6.2.3. Minstens 6 lestijden

Het aantal doelgroepleerlingen en de weging (3.2.6.3.1) die er aan gegeven wordt moet minstens 6 lestijden opleveren (zie 3.2.6.3). Aan scholen die deze zes lestijden niet halen worden er geen lestijden toegekend.

3.2.6.3. Berekening en toekenning van de aanvullende lestijden

3.2.6.3.1. Gewichten

De gelijke kansenindicatoren krijgen volgende weging:

  • opleidingsgraad van de moeder: 0,8.
  • thuistaal niet het Nederlands: 0,4. (enkel in combinatie met de eerste indicator).

Bij leerlingen die aan twee indicatoren voldoen, worden de gewichten gecumuleerd (= 1,2).

3.2.6.3.2. Berekening van het aantal aanvullende lestijden per individuele school

- De berekening stap voor stap

In een eerste fase worden de lestijden per punt berekend door het totale aantal beschikbare lestijden te delen door het totale aantal punten van alle scholen die een concentratiegraad hebben van meer dan 40%.

- Het totale aantal beschikbare lestijden wordt vastgesteld door het beschikbare budget te delen door de kostprijs per lestijd.

- Het aantal punten voor één doelgroepleerling is 0,8 (indien de leerling enkel scoort op de indicator "opleiding van de moeder") of 1,2 (indien de leerling scoort op de indicator "opleiding van de moeder" en "taal").

- Het aantal punten van één school is de som van de punten van alle doelgroepleerlingen in de school.

- Het totaal aantal punten is gelijk aan de som van alle punten van de scholen met een concentratiegraad van meer dan 40%.

- Op basis van de huidige gegevens geeft dit het volgende resultaat: 0,233 LT per punt. Deze coëfficiënt wordt, voor de scholen met een concentratiegraad van minstens 40%, vermenigvuldigd met het aantal berekende punten van iedere school. Dit resulteert in een aantal GOK-lestijden per school.

In een tweede fase wordt er een onderscheid gemaakt tussen de scholen die minstens 6 lestijden genereren of deze die minder dan 6 lestijden genereren op basis van de hoger vermelde berekening (waarbij de gewone afrondingsregels worden toegepast). Scholen die minder dan 6 LT genereren hebben geen recht op GOK-lestijden.

De lestijden van deze scholen worden evenwel verdeeld over de scholen die op basis van hoger vermelde berekening 6 of meer lestijden genereren. Hierdoor zal het aantal lestijden per punt voor deze scholen worden verhoogd.

Dit gebeurt als volgt:

Het totaal aantal lestijden van de scholen die geen 6 lestijden genereren, wordt gedeeld door het totaal aantal punten van de scholen die 6 of meer lestijden genereren.

Het uiteindelijke resultaat is 0,252220818 lestijden per punt.

Dit aantal van 0,252220818 lestijden per punt wordt vermenigvuldigd met het aantal punten voor scholen die 6 of meer lestijden genereren in de eerste fase.

Opgelet: twee opeenvolgende negatieve evaluaties door de onderwijsinspectie van het GOK-beleid halveren het aantal aanvullende lestijden waarop men normaliter recht heeft, en dit tot het schooljaar waarin de school weer positief geëvalueerd wordt, zie punt 3.2.6.4.2.

3.2.6.4. Aanwending van de aanvullende lestijden en controle daarop

3.2.6.4.1. Aanwending van de aanvullende lestijden gelijke onderwijskansenbeleid

De aanvullende lestijden gelijke onderwijskansenbeleid kunnen enkel gebruikt worden in het kader van een gelijke onderwijskansenbeleid. Het gelijke onderwijskansenbeleid wordt gevoerd in samenhang met het zorgbeleid, en heeft bijzondere aandacht voor de optimale leer-en ontwikkelingskansen van de leerlingen die beantwoorden aan de gelijkekansenindicatoren (zie 3.2.6.2.2.2.).

Om deze optimale leer-en ontwikkelingskansen te realiseren moeten de aanvullende lestijden die deze leerlingen genereren ook voor deze leerlingen ingezet te worden.

De manier waarop de school via haar gelijke onderwijskansenbeleid werkt aan de optimale leer- en ontwikkelingskansen van al haar leerlingen moet de school opnemen in het schoolwerkplan, net zoals dit het geval is voor het zorgbeleid.

Scholen moeten hun gelijke onderwijskansenbeleid voeren conform de kwaliteitsverwachtingen, opgenomen in het referentiekader onderwijskwaliteit.

In dat ROK staat uitdrukkelijk volgende kwaliteitsverwachting opgenomen: "Het schoolteam biedt elke lerende een passende begeleiding met het oog op gelijke onderwijskansen". Hiertoe bepaalt de school eigen streefdoelen alsook indicatoren en een tijdspad om deze streefdoelen te bereiken. Deze zaken dienen opgenomen te worden in het schoolwerkplan, waar het GOK-beleid moet geëxpliciteerd worden.

Deze explicitering kan o.a. het volgende omvatten: Wat zijn voor de school de prioriteiten, wat zijn de belangrijkste doelen die de school met haar gelijke onderwijskansenbeleid wil bereiken? Hoe gaat de school evalueren of haar GOK-beleid werkt, waaraan gaat de school meten of ze haar vooropgestelde doelen bereikt, of althans in de goede richting aan het evolueren is? In welke tijdsspanne wil de school wat bereiken? Dat alles spits de school toe op haar eigen situatie, haar eigen context, haar leerlingeninstroom, …

Met het wegvallen van de driejaarlijkse cycli verdwijnen ook alle andere bepalingen die aan deze driejaarlijkse cycli verbonden waren.

De lestijden in het kader van het gelijke onderwijskansenbeleid zijn aanvullende lestijden en worden toegekend aan de school. Ze kunnen vrij aangewend worden in beide types en in alle vestigingsplaatsen en/of niveaus van de school. Vrije aanwending houdt eventueel ook in dat ze gebruikt worden om klassen te splitsen of om via BPT in te vullen. Uiteraard moet de aanwending steeds kaderen in het voeren van een gelijke onderwijskansenbeleid en moet in de schooleigen visie duidelijk gemotiveerd worden waarom de lestijden precies in die vestigingsplaats en/of dat niveau worden aangewend en waarom voor een bepaalde manier van aanwenden gekozen wordt.

Zoals voorzien wordt in artikel 142 van het decreet basisonderwijs zijn de aanvullende lestijden overdraagbaar naar een andere school van het buitengewoon basisonderwijs. Uiteraard gebeurt dit volgens de voorwaarden voorzien in bovenvermeld artikel en volgens de voorwaarden van de aanwending van de aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijke onderwijskansenbeleid. (Zie bovenvermelde alinea.)

3.2.6.4.2. Controle op de aanwending

De externe evaluatie op het gelijke onderwijskansenbeleid van de school, met inbegrip van de aanwending van de aanvullende lestijden, gebeurt vanaf het schooljaar 2021-2022 in het kader van de reguliere schooldoorlichting.

Door het wegvallen van de driejaarlijkse GOK-cycli vervallen ook de afzonderlijke controles door de onderwijsinspectie in het derde jaar van deze cycli.

De onderwijsinspectie spreekt voortaan, behalve bij nieuwe scholen, tijdens elke doorlichting een evaluatie uit over het gelijke onderwijskansenbeleid. Tijdens de schooldoorlichting gaat de onderwijsinspectie na of de school de onderwijsreglementering m.b.t. het GOK-beleid respecteert en aan de kwaliteitsverwachtingen m.b.t. het GOK-beleid (opgenomen in het referentiekader onderwijskwaliteit) tegemoet komt.

Volgende evaluaties van het gelijke onderwijskansenbeleid zijn mogelijk:

1° een positieve evaluatie: dit heeft als gevolg dat de school de aanvullende lestijden ontvangt tot de daaropvolgende schooldoorlichting

2° een negatieve evaluatie: dit heeft als gevolg dat de school een engagement tot remediëring met externe begeleiding en ondersteuning moet aangaan.

Als de eerstvolgende evaluatie door de onderwijsinspectie opnieuw negatief is, dan ontvangt de school, vanaf het daaropvolgend schooljaar, slechts de helft van de aanvullende lestijden waarop ze normaliter recht heeft, en dat tot en met het schooljaar waarin een evaluatie positief is. De onderwijsinspectie evalueert de school opnieuw binnen een termijn van 1jaar.

3.2.6.5. De omzetting van de lestijden volgens de schalen en GOK-lestijden naar punten voor beleids- en ondersteund personeel of naar uren voor het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel

Zie punt 3.1.2.2.

3.2.6.6. Personeelsconsequenties

3.2.6.6.1. De ambten

De toegekende aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen worden steeds aangewend voor het oprichten van betrekkingen in het ambt van:

- kleuteronderwijzer ASV;

- onderwijzer ASV;

- leermeester ASV, specialiteit lichamelijke opvoeding. De aanvullende lestijden kunnen ook worden toegekend aan de directeur of de adjunct-directeur met onderwijsopdracht.

Het schoolbestuur beslist jaarlijks in welk ambt de aanvullende lestijden worden georganiseerd.

Zolang er tijdelijke leerkrachten in deze lestijden aangesteld worden, is een wijziging van keuze ieder schooljaar mogelijk.

Bij vaste benoeming in de aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen ligt de keuze vast voor het aantal lestijden en de ambten waarin benoemd is geworden.

3.2.6.6.2. Administratieve toestand van het personeelslid

3.2.6.6.2.1. Lestijden voor gelijke kansen

In deze lestijden kan benoemd worden. De keuze voor een bepaald ambt heeft consequenties voor de personeelsleden. Eens gekozen voor de ambten waarin de aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen worden aangewend, moet het schoolbestuur deze aanvullende lestijden gebruiken om de betrekkingen in het gekozen ambt te verdelen onder de vastbenoemde titularissen. Een personeelslid dat reeds vastbenoemd is als onderwijzer ASV, kleuteronderwijzer ASV of leermeester ASV, specialiteit lichamelijke opvoeding kan dus dadelijk aangesteld worden als titularis in de aanvullende lestijden gelijke onderwijskansen (en moet hiervoor geen verlof TAO nemen). Op deze wijze is het mogelijk dat door de aanwending van de aanvullende lestijden een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking wordt vermeden of verminderd.

In tweede instantie volgt het schoolbestuur de statutaire regels in verband met werving als het tijdelijke personeelsleden aanstelt in de aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen. Dit wil zeggen dat het schoolbestuur de verplichtingen inzake reaffectatie/wedertewerkstelling en voorrang (TADD) moet naleven.

De betrekkingen die worden ingericht op basis van de aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen, komen in aanmerking voor vacantverklaring en voor vaste benoeming, voor affectatie of voor mutatie.

3.2.6.6.2.2. Administratieve verwerking

Elektronische scholen: via edison

Voor de vermelding van de lestijden gelijke onderwijskansen wordt de daartoe voorziene vakcode 770 gebruikt.

De lestijden GOK moeten steeds ingericht worden in het ambt van kleuteronderwijzer ASV, onderwijzer ASV of van leermeester ASV, specialiteit lichamelijke opvoeding.

Indien de lestijden GOK uitgeoefend worden in een gedeelte van een opdracht, wordt de opdracht opgesplitst.

Voorbeeld:

RL-1 - 18u onderwijzer ASV ato 2

RL-1 - 4u onderwijzer ASV ato 2 met vakcode 770 (GOK

Beide RL's worden in één en hetzelfde bericht opgestuurd.

Voor de directeur of adjunct-directeur met lesopdracht wordt de lesopdracht nooit meegedeeld. Dit moet wel gebeuren bij lestijden GOK. Hiervoor wordt hetzelfde principe toegepast: een aantal uren directeur en een aantal uren directeur met lestijden GOK.

Voorbeeld:

Een vastbenoemd directeur met 8 lestijden lesopdracht vult 6 lestijden in via lestijden GOK:

RL-1 - 16u directeur ato 4

RL-1 - 6u directeur ato 4 met vakcode 770 (GOK).

Beide RL's worden in hetzelfde bericht opgezonden.

Overdracht van lestijden uit het lestijdenpakket
Zie punt 6

3.2.7. Aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding

3.2.7.1. Doelstelling

Een doorgedreven aanvangsbegeleiding voor elke startende leerkracht wordt een recht en een plicht. Door intensieve coaching krijgt de startende leerkracht de kans geleidelijk in te groeien in de job en zo de competenties die hij of zij in de lerarenopleiding als leerkracht heeft verworven verder te ontwikkelen in de dagdagelijkse klas- en schoolpraktijk en dit waar nodig bij te sturen.

Maar ook andere tijdelijke personeelsleden die een loopbaan in het onderwijs starten (een administratief medewerker, een orthopedagoog, een logopedist, …), hebben recht op en de plicht tot een degelijke en kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding.

Aanvangsbegeleiding wordt daarom ook een onderdeel van het professionaliseringsplan van elke school en als dusdanig een onderdeel van het professioneel continuüm dat start bij de initiële (leraren)opleiding van een personeelslid en gedurende de volledige loopbaan doorloopt in een permanente professionalisering.

Het schoolbestuur draagt in eerste instantie zorg voor de feitelijke ontwikkeling en de concrete invulling van de aanvangsbegeleiding, daarbij - net als bij de professionalisering van haar personeelsleden - ondersteund door de pedagogische begeleidingsdiensten.

De scholen die deel uitmaken van een scholengemeenschap maken specifieke afspraken over de aanvangsbegeleiding binnen de scholengemeenschap.

Een school die voldoet aan de voorwaarden ontvangt daarom vanaf nu jaarlijks aanvullende lestijden om een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding aan te bieden en (verder) te ontwikkelen. Deze lestijden bieden zowel ruimte en mogelijkheden voor de personeelsleden die de aanvangsbegeleiding verzorgen, als voor de personeelsleden die de aanvangsbegeleiding zullen krijgen.

3.2.7.2. Berekening

Het totale aantal aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding bedraagt, voor het schooljaar 2023-2024, in het buitengewoon basisonderwijs 1483 lestijden.

Vanaf het schooljaar 2022-2023 wordt deze omzendbrief jaarlijks aangepast aan de nieuw globaal beschikbare lestijden.

Het aantal aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs recht heeft, is A*B, waarbij:

1° A: de beschikbare lestijden voor het buitengewoon basisonderwijs gedeeld door het totale aantal lestijden in het buitengewoon basisonderwijs van het vorige schooljaar van alle scholen samen, waarbij onder het totale aantal lestijden in het buitengewoon basisonderwijs wordt verstaan de som van het totale aantal:

a) lestijden volgens de schalen;

b) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;

c) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing.

2° B: het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar waarbij onder het totale aantal lestijden van de school wordt verstaan de som van de:

a) lestijden volgens de schalen;

b) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;

c)aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing.

De aanvullende lestijden worden binnen een school als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.

Nieuwe opgerichte scholen (programmatie) genereren in het schooljaar van hun oprichting geen aanvullende lestijden aanvangsbegeleiding.

Agodi informeert de scholen over hun aantal lestijden per dienstbrief.

3.2.7.3. Aanwending

Met de aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding kunnen, in het buitengewoon basisonderwijs, betrekkingen worden ingericht in:

1° het ambt van kleuteronderwijzer algemene en sociale vorming;

2° het ambt van onderwijzer algemene en sociale vorming;

3° het ambt van leermeester algemene en sociale vorming, specialiteit : lichamelijke opvoeding;

4°het ambt van leermeester algemene en sociale vorming, compensatietechnieken braille, type 6;

5° het ambt van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer.

De aanvullende lestijden worden als volgt omgerekend naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen: de lestijden worden gedeeld door 22 tot op de eenheid. Het quotiënt is gelijk aan het mogelijke aantal volledige betrekkingen.

De aanvullende lestijden kunnen in het buitengewoon basisonderwijs worden omgezet in uren paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel, na omzetting volgens de onderstaande tabel:

lestijden 

uren 

10 

12 

13 

10 

15 

11 

16 

12 

18 

13 

19 

14 

21 

15 

22 

16 

24 

17 

25 

18 

27 

19 

28 

20 

29 

21 

31 

22 

32 

23 

34 

24 

35 

25 

37 

26 

38 

27 

40 

De omrekening van uren naar de gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel gebeurt volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het buitengewoon basisonderwijs, artikel 24.

De aanvullende lestijden kunnen in het buitengewoon basisonderwijs worden omgezet in punten, na omzetting volgens de onderstaande tabel:

lestijden 

punten 

12 

15 

19 

23 

27 

31 

35 

10 

39 

11 

43 

12 

46 

13 

50 

14 

54 

15 

58 

16 

62 

17 

66 

18 

70 

19 

73 

20 

77 

21 

81 

22 

85 

Uit de punten kunnen de volgende ambten uit de categorie beleids- en ondersteunend personeel worden ingericht:

1° het ambt van zorgcoördinator;

2° het ambt van ICT-coördinator;

3° het ambt van administratief medewerker;

4° het ambt van beleidsondersteuner;

5° het ambt van adjunct-directeur.

De omrekening van punten naar de gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen van het beleids- en ondersteund personeel gebeurt volgens de bepalingen van de omzendbrief puntenenveloppen voor scholen en scholengemeenschappen: personeelsformatie en personeelsaspecten.

3.2.7.4. Aanwending ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel (zie 3.2.8.)

De aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding moeten, als de scholen deze lestijden niet kunnen aanwenden voor aanvangsbegeleiding, aangewend worden ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel.

In dat geval moeten die lestijden gemeld worden met de vakcode voor "ondersteuning kerntaak leraar" zoals uiteengezet in rubriek 3.2.8.3.3.

3.2.7.5. Melding van de aanvangsbegeleiding

De personeelsleden die aangesteld worden in de aanvullende lestijden aanvangsbegeleiding (hierna: aanvullende lestijden aanvangsbegeleiding) meldt u met de vakcode 1746 (aanvangsbegeleiding).

De code geldt zowel voor de melding van de aanvangsbegeleiding die een personeelslid geeft als voor de melding van de aanvangsbegeleiding die een personeelslid krijgt.

Voorbeeld

Een onderwijzer ASV met een aanstelling van doorlopende duur geeft aanvangsbegeleiding en wordt daartoe vanaf 1 september aangesteld in 11 aanvullende lestijden:

Bericht geldig op 1 september:

RL-1: 11 lt onderwijzer ASV ATO 2 TADD met vakcode 1746 (aanvangsbegeleiding) tot 31 augustus

Indien een vast benoemd personeelslid voor een deel van zijn opdracht belast wordt met het geven van aanvangsbegeleiding, splitst u de vast benoemde opdracht op in een deel met en een deel zonder aanvangsbegeleiding. Een melding via een verlof TAO binnen de eigen school is niet correct omdat de lestijden aanvangsbegeleiding benoembaar zijn en dus binnen de draagwijdte van de vaste benoeming vallen.

Voorbeeld

Een voltijds (30/30) vast benoemd logopedist wordt vanaf 1 september belast met 10 uur aanvullende lestijden aanvangsbegeleiding:

Eén bericht geldig op 1 september.

RL-1: 20 u logopedist ATO 4 tot oneindig

RL-1: 10 u logopedist ATO 4 met vakcode 1746 (aanvangsbegeleiding) tot oneindig

Als scholen voor de organisatie van de aanvangsbegeleiding samenwerken en daartoe hun aanvullende lestijden overdragen, moet de ontvangende school de lestijden melden met de vakcode 1746 (aanvangsbegeleiding) en bovendien met de code oorsprong omkadering (OOM) 05. Dat is de code die gebruikt wordt voor de melding van overdracht, herverdeling of omzetting. Omdat overgedragen lestijden niet benoembaar zijn, kan een vast benoemd personeelslid er alleen mee belast worden via een verlof TAO.

Voorbeeld

Een voltijds (22/22) vast benoemd onderwijzer ASV wordt vanaf 1 september voltijds belast met aanvangsbegeleiding. Hij wordt aangesteld in 6 aanvullende lestijden uit de eigen school en in 16 overgedragen lestijden uit andere scholen.

Eén bericht geldig op 1 september:

RL-1. 6 lt onderwijzer ATO 4 met vakcode 1746 tot oneindig

RL-1: 16 lt onderwijzer ATO 4 tot oneindig met DO 019 (verlof TAO) voor 16 lt tot 31 augustus

RL-1 16 lt onderwijzer ATO 2 met vakcode 1746 (aanvangsbegeleiding) en met OOM 05 (overdracht) met aanduiding TAO tot 31 augustus

3.2.8. Aanvullende lestijden voor de kerntaak van het onderwijzend personeel

3.2.8.1. Doelstelling

Scholen hebben recht op aanvullende lestijden ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel. De geïntegreerde lerarenopdracht wordt verder vorm gegeven in samenspraak tussen schoolbestuur en personeelslid. Daarom krijgt de school een korf aan extra omkaderingsmiddelen om in te zetten ter ondersteuning van de kerntaken van het onderwijzend personeel.

3.2.8.2. Berekening

Het totale aantal aanvullende lestijden ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel bedraagt, voor het schooljaar 2023-2024, in het buitengewoon basisonderwijs 1036 lestijden.

Deze omzendbrief wordt jaarlijks aangepast aan de nieuw globaal beschikbare lestijden.

Het aantal aanvullende lestijden voor de kerntaak van het onderwijzend personeel waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs recht heeft, is A*B, waarbij:

1° A: de beschikbare lestijden voor het buitengewoon basisonderwijs gedeeld door het totale aantal lestijden in het buitengewoon basisonderwijs van het vorige schooljaar van alle scholen samen, waarbij onder het totale aantal lestijden in het buitengewoon basisonderwijs wordt verstaan de som van het totale aantal:

a) lestijden volgens de schalen;

b) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;

c) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing.

2° B: het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar waarbij onder het totale aantal lestijden van de school wordt verstaan de som van de:

a) lestijden volgens de schalen;

b) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;

c) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing.

De aanvullende lestijden worden binnen een school als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.

Nieuwe opgerichte scholen (programmatie) genereren in het schooljaar van hun oprichting geen aanvullende lestijden ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel.

Agodi informeert de scholen over hun aantal lestijden per dienstbrief.

3.2.8.3. Aanwending

3.2.8.3.1. Ambten

Met de aanvullende lestijdenter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel kunnen, in het buitengewoon basisonderwijs, betrekkingen worden ingericht in:

1° het ambt van kleuteronderwijzer algemene en sociale vorming;

2° het ambt van onderwijzer algemene en sociale vorming;

3° het ambt van leermeester algemene en sociale vorming, specialiteit : lichamelijke opvoeding;

4°het ambt van leermeester algemene en sociale vorming, compensatietechnieken braille, type 6;

5° het ambt van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer.

De aanvullende lestijden worden als volgt omgerekend naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen: de lestijden worden gedeeld door 22 tot op de eenheid. Het quotiënt is gelijk aan het mogelijke aantal volledige betrekkingen.

3.2.8.3.2. Doel, minimum en maximum per leerkracht

De aanvullende lestijden ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel dienen aangewend te worden om de werkdruk van het onderwijzend personeel te verminderen met een effect op de lesopdracht zodat het onderwijzend personeel zich kan focussen op zijn kerntaak, zoals omschreven in punt 2.2.3.2 van de omzendbrief PERS/2007/09 van 29/10/2007. Er kan aan een onderwijzend personeelslid maximum één lestijd toegekend worden. Van dit principe kan enkel worden afgeweken tot maximum drie lestijden per onderwijzend personeelslid op grond van een gemotiveerd verzoek en na onderhandeling in het lokaal comité. Dit gemotiveerd verzoek kan zowel van de afvaardiging van het schoolbestuur als van de afvaardiging van het personeel komen.

3.2.8.3.3. Melding

De personeelsleden die aangesteld worden in de aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel meldt u met de vakcode 1778 (ondersteuning kerntaken leraar).

Voorbeeld:

Een tijdelijk kleuteronderwijzer ASV wordt vanaf 8 november deeltijds belast met één lestijd voor ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel. Daarnaast heeft zij nog een aanstelling voor 11 lestijden ter vervanging van een personeelslid dat afwezig is wegens ziekte tot 31 januari.

Eén bericht geldig op 8 november:

RL-1: 1 lt kleuteronderwijzer ASV ATO 2 met vakcode 1778 (ondersteuning kerntaken leraar) tot 30/06

RL-1: 11 lt kleuteronderwijzer ASV ATO 1 ter vervanging van personeelslid X afwezig wegens ziekte tot 31/01

Voorbeeld:

Een deeltijds (10/22) vast benoemd onderwijzer ASV wordt vanaf 1 december voor één lestijd aangesteld in aanvullende lestijden voor ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel.

Eén bericht geldig op 1 december:

RL-1: 9 lt onderwijzer ASV ATO 4 tot oneindig

RL-1: 1 lt onderwijzer ASV ATO 4 met vakcode 1778 (ondersteuning kerntaken leraar) tot oneindig.

3.2.9. Aanvullende lestijden samen school maken

3.2.9.1. Doelstelling

Scholen hebben recht op aanvullende lestijden samen school maken. Een goede inspraakcultuur versterkt het beleidsvoerend vermogen en zorgt voor krachtige en kwaliteitsvolle onderwijsorganisaties en goede werkomstandigheden voor het onderwijspersoneel. Teneinde die doelstellingen te realiseren worden deze aanvullende lestijden toegekend.

3.2.9.2. Berekening

Vanaf het schooljaar 2021-2022 hebben scholen recht op aanvullende lestijden samen school maken.

Het aantal aanvullende lestijden samen school maken waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs recht heeft, wordt berekend met de formule 0,003366983*D.

Waarbij D = E + F + G met:

1° E: het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar. Het totale aantal lestijden van de school wordt berekend door al de volgende elementen samen te tellen:

  • de lestijden volgens de schalen;
  • de aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;
  • de aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing

2° F: het totale aantal uren paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel volgens de richtgetallen van de school van het vorige schooljaar *22 /32. F wordt binnen een school afgerond naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal;

3° G: lestijden, uren en begeleidingseenheden zoals toegekend aan de school in het kader van het ondersteuningsmodel op de eerste schooldag van februari van het vorige schooljaar. Door de overstap naar het leersteunmodel is schooljaar 2023-2024 het laatste schooljaar waarin nog rekening gehouden kan worden met de lesuren, uren en begeleidingseenheden die werden toegekend aan de school in het kader van het ondersteuningsmodel.

G wordt berekend op basis van de formule G = A + B + C, waarbij:

A: de lestijden toegekend in het kader van het ondersteuningsmodel;

B: de uren toegekend in het kader van het ondersteuningsmodel *22 /32;

C: 57,93% van de begeleidingseenheden toegekend in het kader van het ondersteuningsmodel * 1 gesommeerd met 42,07% van de begeleidingseenheden toegekend in het kader van het ondersteuningsmodel *22 /32.

G wordt afgerond naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.

Het aantal aanvullende lestijden samen school maken waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs recht heeft worden binnen een school afgerond naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.

Scholen die volgens deze berekening recht hebben op meer dan 3 aanvullende lestijden samen school maken, hebben recht op 3 aanvullende lestijden. Scholen die volgens de berekening recht hebben op minder dan 1 aanvullende lestijd samen school maken, hebben recht op 1 aanvullende lestijd.

Nieuwe opgerichte scholen (programmatie) genereren in het schooljaar van hun oprichting geen aanvullende lestijden samen school maken.

Agodi informeert de scholen over hun aantal lestijden per dienstbrief.

3.2.9.3. Aanwending

Met de aanvullende lestijden samen school maken kunnen, in het buitengewoon basisonderwijs, betrekkingen worden ingericht in:

1° het ambt van kleuteronderwijzer algemene en sociale vorming;

2° het ambt van onderwijzer algemene en sociale vorming;

3° het ambt van leermeester algemene en sociale vorming, specialiteit : lichamelijke opvoeding;

4°het ambt van leermeester algemene en sociale vorming, compensatietechnieken braille, type 6;

5° het ambt van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer.

De aanvullende lestijden worden als volgt omgerekend naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen: de lestijden worden gedeeld door 22 tot op de eenheid. Het quotiënt is gelijk aan het mogelijke aantal volledige betrekkingen.

De aanvullende lestijden kunnen in het buitengewoon basisonderwijs worden omgezet in uren paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel, na omzetting volgens de onderstaande tabel:

lestijden 

uren 

10 

12 

13 

10 

15 

11 

16 

12 

18 

13 

19 

14 

21 

15 

22 

16 

24 

17 

25 

18 

27 

19 

28 

20 

29 

21 

31 

22 

32 

23 

34 

24 

35 

25 

37 

26 

38 

27 

40 

De omrekening van uren naar de gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel gebeurt volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het buitengewoon basisonderwijs, artikel 24.

De aanvullende lestijden kunnen in het buitengewoon basisonderwijs worden omgezet in punten, na omzetting volgens de onderstaande tabel:

lestijden 

punten 

12 

15 

19 

23 

27 

31 

35 

10 

39 

11 

43 

12 

46 

13 

50 

14 

54 

15 

58 

16 

62 

17 

66 

18 

70 

19 

73 

20 

77 

21 

81 

22 

85 

Uit de punten kunnen de volgende ambten uit de categorie beleids- en ondersteunend personeel worden ingericht:

1° het ambt van zorgcoördinator;

2° het ambt van ICT-coördinator;

3° het ambt van administratief medewerker;

4° het ambt van beleidsondersteuner;

5° het ambt van adjunct-directeur.

De omrekening van punten naar de gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen van het beleids- en ondersteund personeel gebeurt volgens de bepalingen van de omzendbrief puntenenveloppen voor scholen en scholengemeenschappen: personeelsformatie en personeelsaspecten.

3.2.9.3.1. Samenwerking tussen scholen

Voor de aanwending van de lestijden samen school maken kunnen de scholen samenwerken. Hiertoe kunnen deze lestijden, via overdracht van de lestijden, samengelegd worden.

3.2.9.3.2. Aanwending conform afsprakenkader

De lestijden samen school maken worden op schoolniveau aangewend conform het afsprakenkader tussen de sociale partners ter uitvoering van punt 3.4. Samen school maken van CAO XII.Dit afsprakenkader is terug te vinden als bijlage 2.

3.2.9.4. Melding

De personeelsleden die aangesteld worden in de aanvullende lestijden om samen school te maken meldt u met de vakcode 1777 (samen school maken).

Voorbeeld:

Een tijdelijk onderwijzer ASV met een aanstelling van doorlopende duur wordt vanaf 8 november deeltijds belast met één lestijd voor samen school maken. Daarnaast heeft hij nog een aanstelling voor 11 vacante lestijden.

Eén bericht geldig op 8 november:

RL-1: 1 lt onderwijzer ASV ATO 2 TADD met vakcode 1777 (samen school maken) tot 31/08

RL-1: 11 lt onderwijzer ASV ATO 2 TADD tot 31/08

Voorbeeld:

Een school heeft 1 lestijd samen school maken en er wordt beslist om deze lestijd om te zetten naar 1 uur paramedisch personeel. Daarin stelt de school een tijdelijk logopedist aan vanaf 1 december.. Daarnaast heeft het personeelslid nog een aanstelling voor 20 vacante uren en is zij reeds TADD.

Eén bericht geldig op 1 december:

RL-1: 1 u logopedist ATO 2 TADD met vakcode 1777 (samen school maken) tot 31/08

RL-1: 20 u logopedist ATO 2 TADD tot 31/08

Voorbeeld:

Een school wenst 1 lestijd van de ontvangen lestijden samen school maken om te zetten naar 4 punten. Daarin stelt de school een tijdelijk administratief medewerker ten minste HSO aan vanaf 15 november voor 2 uur. Daarnaast heeft het personeelslid nog een aanstelling voor 12 vacante uren en is zij reeds TADD.

Eén bericht geldig op 15 november:

RL-1: 2 u administratief medewerker HSO ATO 2 TADD met vakcode 1777 (samen school maken) tot 31/08

RL-1: 12 u administratief medewerker HSO ATO 2 TADD tot 31/08

3.3. Extra lestijden

(…)

3.4. Bijkomende lestijden

Naast de lestijden volgens de schalen en aanvullende lestijden worden er ook bijkomende lestijden gesubsidieerd en gefinancierd.

3.4.1. Bijkomende lestijden in geval van een vrijwillige fusie

Als gevolg van een vrijwillige fusie kan een ambt van adjunct-directeur gefinancierd of gesubsidieerd worden (zie punt 2.1.1.).

Bovendien kunnen bijkomende lestijden worden toegekend om de eventuele negatieve gevolgen van een vrijwillige fusie te spreiden in de tijd.

Ook in dit geval geldt de voorwaarde dat de scholen die betrokken zijn bij de fusie-operatie op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar een leerlingenaantal moeten bereiken dat ten minste 15% boven de vereiste rationalisatienorm ligt.

Indien meer dan twee scholen betrokken zijn, is het toegelaten dat één van die scholen de verhoogde norm (=115%) niet bereikt.

Deze bijkomende lestijden worden,voor de scholen in de rationalisatieperiode, als volgt berekend:

X = de som van de voor beide scholen apart berekende lestijdenpakketten op de eerste schooldag van februari vóór de fusie(school A + school B)

Y = het lestijdenpakket op basis van het leerlingenaantal op de eerste schooldag van februari vertrekkende van de nieuwe structuur na de fusie (school AB)

Z = het verschil tussen X en Y (X - Y = Z).

Het pakket bijkomende lestijden wordt éénmaal berekend en gespreid in de tijd en afnemend van jaar tot jaar toegekend:

- het schooljaar van de fusie: 100% van Z

- het eerste schooljaar na de fusie: 75% van Z

- het tweede schooljaar na de fusie: 50% van Z

- het derde schooljaar na de fusie: 25% van Z

- vanaf het vierde schooljaar na de fusie: 0%van Z

Wanneer de school opnieuw opsplitst, worden de bijkomende lestijden niet langer gefinancierd of gesubsidieerd.

Opmerking:

Bij de vrijwillige fusie van Type 5 scholen worden er géén Z-lestijden toegekend.

Het aantal lestijden volgens de schalen is gelijk aan de som van de lestijden van de betrokken scholen.

3.4.2. Bijkomende lestijden voor tijdelijk onderwijs aan huis

Zie omzendbrief BaO/97/5: "Tijdelijk Onderwijs aan huis (TOAH), Permanent Onderwijs aan Huis (POAH) en vrijstelling van leerplicht in het basisonderwijs".

3.4.3. Bijkomende lestijden in het kader van afwijkingen

Zie punt 5 van deze omzendbrief.

3.5. Gastleraren

Vanaf schooljaar 2023-2024 kunnen schoolbesturen specifieke omkadering omzetten in een krediet voor het aanstellen van gastleraren. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • een gastleraar zonder een dienstverleningsovereenkomst (zie punt 3.5.1);
  • een gastleraar met een dienstverleningsovereenkomst (zie punt 3.5.3).

3.5.1. De gastleraar zonder dienstverleningsovereenkomst

De lestijden volgens de schalen en de aanvullende lestijden kan een school, tijdens de schooljaren 2023-2024 en 2024-2025, aanwenden voor het inzetten van een gastleraar. Punt 3.2 van deze omzendbrief start met een opsomming van deze aanvullend lestijden.

Het aantal vacante lestijden dat aan gastleraren kan worden besteed, wordt door het schoolbestuur vastgelegd na onderhandeling in het lokaal comité.

Per gastleraar kan maximum het aantal lestijden worden aangewend dat overeenstemt met een derde van een voltijdse lesopdracht.

Een gastleraar is een persoon die geen deel uitmaakt van het schoolbestuur of van het personeel van de school.

Een gastleraar geeft in eigen naam of in naam van een organisatie of onderneming uit de publieke of private sector, in een of enkele onderdelen van een specifiek leergebied gastlessen in de school of op een andere locatie in het kader van de realisatie van het onderwijsprogramma en vanuit zijn deskundigheid of ervaring in dat leergebied.

Op een gastleraar is de rechtspositieregeling in onderwijs niet van toepassing. Het schoolbestuur bepaalt zelf de wijze waarop zij een gastleraar in dienst neemt: ofwel sluit het schoolbestuur een arbeidsovereenkomst met de gastleraar zelf, ofwel sluit het schoolbestuur een contract van huur van diensten.

In het geval van een arbeidsovereenkomst wordt het schoolbestuur werkgever van de gastleraar, waarbij deze laatste onder leiding, toezicht en gezag komt van het schoolbestuur. De arbeidsreglementering heeft dan volle uitwerking en het schoolbestuur moet alle verplichtingen als werkgever nakomen. Naast de betaling van het overeengekomen loon zijn o.a. de RSZ-bijdragen eveneens ten laste van het schoolbestuur.

In het geval van huur van diensten kan een contract, bv. tegen een vaste prijs per uur, afgesloten worden zowel met een natuurlijk persoon als met rechtspersonen (een organisatie of onderneming uit de publieke of private sector). Het schoolbestuur betaalt, op basis van de voorgelegde gefactureerde prestaties, het contractueel vastgelegde huurgeld. In dit geval is er geen band van leiding, toezicht en gezag tussen het schoolbestuur en de gastleraar en is er voor het schoolbestuur geen sprake van tewerkstelling en RSZ-verplichting.

Wanneer het schoolbestuur een contract van huur van diensten afsluit met een natuurlijk persoon dan sluit het schoolbestuur een aannemingsovereenkomst met de gastleraar. De gastleraar valt dan onder het statuut van zelfstandige. De gastleraar staat dan zelf in voor de betaling van RSZ-bijdragen.

Wanneer het schoolbestuur een contract van huur van diensten afsluit met een rechtspersoon (een organisatie uit de publieke of private sector) dan blijft de gastleraar werknemer van deze organisatie of onderneming en staan deze in voor het betalen van de RSZ-bijdragen.

Bij het afsluiten van een contract van huur van diensten met een natuurlijk of rechtspersoon valt de betaling van de RSZ-bijdragen dus niet ten laste van het schoolbestuur maar zal wel een rol spelen bij het afsluiten van het contract.

Een gastleraar moet bij indiensttreding uit een uittreksel uit het strafregister met de finaliteit 596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen, voorleggen dat niet langer dan een maandoud is.

Daarnaast toont de gastleraar die gastlessen geeft in een school die in het Nederlands taalgebied ligt met uitzondering van de faciliteitengemeenten, aan dat hij de kennis van het Nederlands als onderwijstaal beheerst op het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. De gastleraar bewijst de vereiste taalkennis op een van de volgende wijzen:

  • met een bekwaamheidsbewijs dat de Vlaamse Regering vastlegt voor een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en dat behaald is in de onderwijstaal;
  • met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
  • met een studiebewijs dat gelijkwaardig is met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs en dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
  • met een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen aantoont.

Meer informatie over de wijze waarop de vereiste taalkennis kan worden aangetoond, vindt u in de omzendbrief "Vereiste taalkennis bij aanstelling in het onderwijs – PERS/2010/01".

3.5.2. Praktische schikkingen Agodi

Als de school lestijden aanwendt om een gastleraar in te zetten, bezorgt de school de volgende gegevens aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten:

  • het aantal lestijden dat omgezet wordt, uitgedrukt in prestaties op weekbasis;
  • de periode van aanwending van de lestijden.

De school meldt dit via het formulier in bijlage 3 bij deze omzendbrief.

Het formulier wordt in de school bijgehouden en op 2 vaste momenten doorgestuurd naar Agodi. Een eerste maal met deadline 31 oktober met alle omzettingen die op dat moment gekend zijn, en een tweede maal voor de betaling van het krediet met deadline 15 juni. Bij deze laatste melding moet het formulier volledig en correct ingevuld zijn voor het volledige schooljaar. Aanvullingen en wijzigingen tussen de beide meldingen (bijvoorbeeld omdat een periode vroeger beëindigd werd dan voorzien) worden in rekening gebracht voor het bepalen van het krediet.

De lestijden worden door het Agentschap voor Onderwijsdiensten omgezet in een krediet dat wordt vastgesteld op 59,36 euro per omgezette lestijd van de wekelijkse lesopdracht.

Het krediet wordt gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Het krediet wordt vanaf 1 januari 2023 gekoppeld aan de spilindex 123,14. De indexaanpassingen die na 1 oktober van het schooljaar worden doorgevoerd, hebben pas uitwerking met ingang van het daaropvolgende schooljaar.

Het Agentschap voor Onderwijsdiensten kent het totale krediet voor de aanwending van gastleraren toe aan de school in de vorm van een voorschot van 25% van het krediet in de loop van de maand november van het schooljaar in kwestie en het resterende saldo van 75% tegen het einde van het betrokken schooljaar. Het krediet kan enkel worden aangewend voor de inzet van gastleraren.

3.5.3. Gastleraar met dienstverleningsovereenkomst

De school kan ook een gastleraar aantrekken via het sluiten van een dienstverleningsovereenkomst. Meer informatie hierover vindt u in omzendbrief "Aanwending van lestijden voor de aanstelling van een gastleraar met een dienstverleningsovereenkomst in het basisonderwijs. – Bao/2023/01"

3.6. Omzetting van niet-vacante lestijden

Bij een tekort aan onderwijzend personeel kan het schoolbestuur tijdens de schooljaren 2023-2024 en 2024-2025 de lestijden van een niet-vacante betrekking in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel die in aanmerking komt voor een reguliere vervanging, omzetten in punten voor de aanwending in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel of in ambten van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel.

In het kader van de omzetting van de niet-vacante betrekkingen is een reguliere vervanging een vervanging van een afwezigheid van minder dan een schooljaar, waarbij het te vervangen personeelslid afwezig is voor de duur van minstens 10 opeenvolgende werkdagen. Daarnaast gelden volgende afwezigheden ook als een reguliere vervanging:

  • een afwezigheid van minder dan 10 aaneensluitende werkdagen in een vestigingsplaats of een school waar minder dan 66 lestijden worden ingericht;
  • een afwezigheid wegens omstandigheidsverlof n.a.v. de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner;
  • een afwezigheid wegens de opname van verlofweken van postnatale rust.

De omzetting van de niet-vacante lestijden geldt altijd maximaal voor de duur van de afwezigheid van de titularis van de betrekking die in aanmerking komt voor een reguliere vervanging en maximaal voor de duur van het lopende schooljaar.

Een omzetting van niet-vacante lestijden eindigt:

1° vanaf het ogenblik dat de titularis van de betrekking die in aanmerking komt voor een reguliere vervanging vervroegd terugkeert uit zijn afwezigheid. Het personeelslid dat tijdelijk aangesteld is in een betrekking die via omzetting werd ingericht in een ambt van het beleids- en ondersteunend personeel of in een ambt van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel wordt bij de terugkeer van de titularis ontslagen volgens artikel 23, eerste lid, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of volgens artikel 21, §1, eerste lid, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.

2° als het personeelslid dat tijdelijk aangesteld is in een betrekking die via omzetting werd ingericht in een ambt van het beleids- en ondersteunend personeel of in een ambt van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel, vrijwillig ontslag neemt volgens artikel 25 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of volgens artikel 26 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991. In dat geval eindigt de omzetting voor het overeenkomende deel van de lestijden vanaf het ogenblik dat het ontslag ingaat.

De criteria om het tekort aan onderwijzend personeel te bepalen en de aanwending in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel of van het paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden vastgelegd na onderhandeling in het bevoegde lokale comité.

De betrekkingen die opgericht worden in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel of van het paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch en orthopedagogisch personeel komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekkingen. 

De punten of uren die verkregen worden door de omzetting worden maximaal ter ondersteuning van de leraar in de scholen basisonderwijs aangewend zodat die zich kan focussen op zijn kerntaak: lesgeven.

GOK-lestijden die omgezet worden dienen nog steeds in het kader van het gelijke onderwijskansenbeleid aangewend te worden (zie punt 3.2.6.).

3.6.1.  Omzetten naar punten

De omzetting van de niet-vacante lestijden naar punten gebeurt volgens de onderstaande tabel:

lestijden   

punten   

2   

4   

3   

8   

4   

12   

5   

15   

6   

19   

7   

23   

8   

27   

9   

31   

10   

35   

11   

39   

12   

43   

13   

46   

14   

50   

15   

54   

16   

58   

17   

62   

18   

66   

19   

70   

20   

73   

21   

77   

22   

81   

23   

85   

Uit de punten kunnen de volgende ambten uit de categorie beleids- en ondersteunend personeel worden ingericht:

1° het ambt van zorgcoördinator;

2° het ambt van ICT-coördinator;

3° het ambt van administratief medewerker;

4° het ambt van beleidsondersteuner;

5° het ambt van adjunct-directeur.

De omrekening van punten naar de gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen van het beleids- en ondersteund personeel gebeurt volgens de bepalingen van de omzendbrief puntenenveloppen voor scholen en scholengemeenschappen: personeelsformatie en personeelsaspecten.

3.6.2. Omzetting naar uren

De omzetting van de  niet-vacante lestijden naar uren gebeurt volgens de onderstaande tabel:

lestijden   

uren   

2   

1   

3   

3   

4   

4   

5   

6   

6   

7   

7   

9   

8   

10   

9   

12   

10   

13   

11   

15   

12   

16   

13   

18   

14   

19   

15   

21   

16   

22   

17   

24   

18   

25   

19   

27   

20   

28   

21   

29   

22   

31   

23   

32   

24   

34   

25   

35   

26   

37   

27   

38   

28   

40   

De omrekening van uren naar de gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel gebeurt conform artikel 24 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het buitengewoon basisonderwijs.

3.6.3. Melding

De personeelsleden die aangesteld worden in betrekkingen opgericht met punten of uren die het resultaat zijn van omzetting van de niet-vacante lestijden naar ambten van het beleids- en ondersteunend personeel of naar ambten van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel meldt u met OOM-code 41.

Voorbeeld 1:

Een kleuteronderwijzer ASV gaat in ziekteverlof vanaf 5 november tot 17 februari. De school zet vanaf 5 november 9 niet-vacante lestijden om naar uren. Daarmee richt zij een tijdelijke betrekking op van 12/36 in het ambt van ergotherapeut.

U maakt één bericht met geldigheidsdatum 05.11:

RL1 / ergotherapeut / 12 u ATO 02 / einddatum 17.02 / OOM 41

Voorbeeld 2:

Een onderwijzer ASV heeft op 27 mei een arbeidsongeval en is voor 4 weken arbeidsongeschikt. De school zet vanaf 28 mei 23 niet-vacante lestijden om naar punten. Dat resulteert in 85 punten. Daarmee richt zij een tijdelijke betrekking op van 36/36 in het ambt van zorgcoördinator ten minste bachelor.

U maakt één bericht met geldigheidsdatum 28.05:

RL1 / zorgcoördinator BA / 36 u ATO 02 / einddatum 24.06 / OOM 41

4. Paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel

Het aantal gefinancierde of gesubsidieerde ambten Paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel is afhankelijk van het aantal uren in een school.

Er zijn vier soorten uren:

1. Uren volgens de richtgetallen

2. Aanvullende uren:

- …

Uren volgens de richtgetallen en aanvullende uren vormen samen het urenpakket

3. Extra uren:

  • (…)

4. Bijkomende uren:

  • in het kader van afwijkingen.

4.1. Uren volgens de richtgetallen

4.1.1. De berekening van de uren volgens de richtgetallen

4.1.1.1. Algemeen

De uren volgens de richtgetallen worden jaarlijks berekend door het aantal regelmatige leerlingen op de tel- dag/telperiode per type te vermenigvuldigen met een richtgetal.

De richtgetallen per type zijn de volgende:

Type Basisaanbod 

type 1 

type 2 

3,9 

type 3 

2,1 

type 4 

type 6 

2,1 

type 7 

2,9 

type 8 

Type 9 

2,1 

De som van de producten (leerlingen per type x richtgetal) wordt afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer achter de komma groter is dan vier.

De regelgeving in verband met de teldag en de regels die moeten worden gehanteerd bij het tellen van de leerlingen is dezelfde als deze voor de vaststelling van de lestijden volgens de schalen (zie punt 3.1.1.).

Voorbeeld

Situatie van de school

 

 

KLO 

LO 

TOT 

VP 1 

T Basisaanbod 

120 

120 

 

T 2 

13 

40 

53 

 

 

 

 

 

VP 2 

T 2 

31 

37 

 

 

 

 

 

TOT 

 

20 

191 

211 

Berekening uren volgens de richtgetallen

Type Basisaanbod

Totaal T Basisaanbod = 120

Richtgetal: 1 => 120 X 1 = 120

Type 2

Totaal T 2 = 91

Richtgetal: 3,9 => 91 X 3,9 = 354,9

Totaal school: 120 + 354,9 = 474,9 => 475 uren

Opmerking:

De volgende leerlingen komen niet in aanmerking voor de berekening van het urenpakket:

  • de leerlingen die permanent onderwijs aan huis volgen.

  • de leerlingen die onderwijs van type 5 volgen, behalve als ze voor hun opname in de vestigingsplaats van een school van type 5 bij een preventorium al ingeschreven waren in een school voor buitengewoon onderwijs van het type basisaanbod (1 en 8 in afbouw), 2, 3, 4, 6, 7 of 9. Deze leerlingen komen in aanmerking voor een urenpakket voor de paramedische discipline logopedie. Dit wordt bepaald door per type de gemiddelde aanwezigheid van deze leerlingen tijdens de telperiode te vermenigvuldigen met de richtgetallen zoals hoger bepaald. De som van de producten wordt afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer achter de komma groter is dan vier.

  • leerlingen die tijdens de schooluren revalidatie of therapeutische behandelingen krijgen in één van de disciplines die binnen de personeelsformatie in het onderwijs voorkomen en die worden uitgevoerd door personen van wie het ambt noch door onderwijs, noch door welzijn wordt gefinancierd of gesubsidieerd (bv. revalidatiecentra, zelfstandige therapeuten,....). Deze regeling blijft onverkort gelden. Revalidatie behoort nog steeds tot Volksgezondheid en niet tot "onderwijs" of "welzijn". De zesde staatshervorming waardoor Vlaanderen ruimere bevoegdheden krijgt t.a.v. revalidatie verandert hier niets aan. De categorie R-leerlingen blijft dus relevant bij het doorgeven van leerlingengegevens.

4.1.1.2. Berekening van het urenpakket voor externe leerlingen en leerlingen die ermee gelijkgesteld worden

De berekening zoals beschreven onder punt 4.1.1.1. wordt toegepast voor de externe leerlingen en de leerlingen die gelijkgesteld worden met een externe leerling.

Een externe leerling is een leerling die niet behoort tot een van de volgende categorieën: semi-interne, "permanent onderwijs aan huis" en "revalidatie" leerling.

Sommige leerlingen worden gelijkgesteld met een externe leerling. Dit geldt voor:

  • de leerlingen die tijdens de schooluren revalidatie of therapeutische behandelingen krijgen in een discipline die niet binnen de personeelsformatie in het onderwijs voorkomen en die worden verstrekt door personen van wie het ambt noch door onderwijs, noch door welzijn wordt gefinancierd of gesubsidieerd (bv. revalidatiecentra, zelfstandige therapeuten, ...).

Dezelfde berekening zoals vermeld onder punt 4.1.1.1. wordt dan toegepast.

4.1.1.3. Berekening urenpakket voor de scholen van het Gemeenschapsonderwijs met een semi-internaat

Het koninklijk besluit van 21 augustus 1978 houdende de organisatie van de semi-internaten in het buitengewoon onderwijs van de Staat en tot vaststelling van de personeelsnormen is hier van toepassing.

Op grond van dit koninklijk besluit worden voor het semi-internaat betrekkingen gefinancierd van:

  • administratief personeel;
  • orthopedagoog, pedagoog of psycholoog;
  • ergotherapeut;
  • opvoeder;
  • hoofdopvoeder.

Voor de betrekkingen van logopedist, kinesitherapeut en kinderverzorger worden de semi-interne leerlingen beschouwd als externe leerlingen in de school en worden ze op dezelfde wijze in aanmerking genomen voor de berekening van het urenpakket zoals vermeld onder punt 4.1.1.1.

 

4.2. Aanvullende uren

Naast de uren volgens de richtgetallen kunnen aanvullende uren worden toegekend.

4.2.1.

4.2.2. Aanwending van de uren

Uit de uren volgens de richtgetallen kunnen de betrekkingen voor de volgende ambten worden geput: psycholoog, arts, verpleger, logopedist, kinesitherapeut, maatschappelijke werker, ergotherapeut, orthopedagoog en kinderverzorger.

Het aantal eenheden dat voor een voltijdse betrekking in een bepaald ambt/discipline uit het urenpakket moeten worden geput is:

  • voor een dokter, psycholoog of orthopedagoog: 40 eenheden;
  • voor een kinesitherapeut, ergotherapeut, kinderverzorger, verpleger en maatschappelijke werker: 32 eenheden;
  • voor een logopedist: 30 eenheden.

Het aantal eenheden dat voor een voltijdse betrekking uit het pakket wordt geput, houdt verband met de loonkost en staat los van de prestatieregeling (zie omzendbrief BaO/97/8 van 17/06/1997 "Prestatieregeling").

SCHOOLJAAR (zie ook lestijdenpakket)

Het urenpakket wordt toegekend voor een volledig schooljaar d.w.z. van 1 september tot en met 31 augustus. Scholen die tellen op 1 oktober moeten dus in de maand september de nodige omzichtigheid aan de dag leggen

Opmerking:

Voor specifieke maatregelen bij een vermindering van het urenpakket voor het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel raadpleeg de omzendbrief: PERS/2002/9 (13BC/DDC publicatiedatum 15/08/2002)

Overdracht van uren uit het urenpakket
Zie punt 6

4.3. Extra uren

(…)

4.4. Bijkomende uren

4.4.1. Bijkomende uren in het kader van afwijkingen

Zie punt 5. van deze omzendbrief.

5. Afwijkingen

5.1. Algemeen

De regering kan, in beperkte mate, op vraag van een schoolbestuur van een school voor buitengewoon basisonderwijs bijkomende lestijden voor het onderwijzend personeel en/of bijkomende uren voor het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel toekennen ingevolge bijzondere omstandigheden.

In deze bijkomende lestijden of uren kan nooit vastbenoemd worden.

Voor de aanvraag en de procedure raadpleeg OZB "Afwijkingslestijden, -lesuren en -uren en bijkomende uren of extra lesuren en uren voor leerlingen met autismespectrumstoornis in het kader van het geïntegreerd onderwijs begeleid door het buitengewoon onderwijs". ref: NO/2006/02 publicatiedatum : 15/06/2006

6. Overdracht van lestijden en uren uit het lestijden- en urenpakket

Schoolbesturen kunnen, rekening houdend met de reglementering inzake medezeggenschap (zie punt 9), overleg en onderhandeling, lestijden en uren overdragen. De bepalingen rond overdracht gelden ook voor het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel.

6.1. Algemene bepalingen

Een overdracht kan gebeuren tussen scholen van een zelfde of een ander schoolbestuur.

De overdracht mag niet méér bedragen dan maximaal drie procent van het lestijdenpakket én drie procent van het urenpakket dat tijdens het lopende schooljaar wordt gefinancierd of gesubsidieerd voor de school die lestijden of uren overdraagt. Een afwijking op deze beperking tot 3% is voorzien voor scholen die behoren tot een scholengemeenschap (zie punt 6.3.).

Voorbeeld

Een school beschikt over 200 lestijden en 100 uren.

Deze school kan maximum 3% van het lestijdenpakket en maximum 3 % van het urenpakket overdragen,

d.w.z.: 3% van 200 lt = 6 lt en 3% van 100 uren = 3 uren.

De overdracht van lestijden en /of uren mag niet voor gevolg hebben dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking. Lestijden en uren waarin personeelsleden vast benoemd zijn, kunnen dus nooit worden overgedragen, ook niet wanneer deze personeelsleden een dienstonderbreking genieten.

De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid.

Voorbeeld:

Een schoolbestuur van een school voor buitengewoon onderwijs beslist om 3 uren van het urenpakket paramedisch personeel over te dragen van school A naar school B. De uren in school A zijn volledig ingevuld door vastbenoemde personeelsleden. De logopedist neemt echter een gedeeltelijke loopbaanonderbreking en wordt voor 3 uren niet vervangen in school A.

Hoewel dit voor school A geen problemen oplevert en er niet teveel uren aangewend worden, is de overdracht niet mogelijk. Indien alle uren, waarvoor hij vastbenoemd werd, niet langer beschikbaar zijn in de school, moet de logopedist immers voor deze 3 uren ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.

Overgedragen lestijden en uren komen niet in aanmerking voor vaste benoeming, mutatie of nieuwe affectatie. In deze lestijden en uren wordt een personeelslid altijd tijdelijk aangesteld. Als een vastbenoemd personeelslid erin aangesteld wordt, gebeurt dit via een verlof TAO.

Het overdragen van lestijden of uren kan ook geen terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking vermijden. In deze lestijden of uren mag men het terbeschikking gestelde personeelslid wel reaffecteren of wedertewerkstellen.

Het schoolbestuur moet met het oog op de controle een verklaring op eer op het BKL formulier vermelden waarin het verklaart deze bepalingen in acht te nemen.

Overdrachten moeten steeds op de BKL-formulieren gemeld worden en kunnen niet met terugwerkende kracht geregeld worden.

Overdracht van lestijden is mogelijk tussen scholen voor gewoon en buitengewoon basisonderwijs en tussen scholen voor buitengewoon basisonderwijs onderling.

Het is niet mogelijk om "uren" (paramedische omkadering) van het buitengewoon onderwijs over te dragen naar het gewoon onderwijs.

Het afzonderlijke urenpakket voor kinderverzorgers in het gewoon kleuteronderwijs is specifiek bestemd voor het gewoon kleuteronderwijs. Er kunnen van dit pakket geen uren overgedragen worden naar het buitengewoon onderwijs.

Er kunnen geen lestijden en/of uren overgedragen worden van een school of afdeling van het Nederlands taalstelsel naar een school of afdeling van het Frans taalstelsel of omgekeerd.

Er kunnen geen lestijden en/of uren worden overgedragen naar het secundair onderwijs en omgekeerd.

De aanvullende lestijden en/ of uren kunnen uitsluitend voor hun specifiek doel worden aangewend. Deze regel blijft ook geldig bij overdrachten.

De overdracht moet vóór 15 oktober van het lopende schooljaar gebeuren.

Opmerking: het onterecht overdragen van lestijden en uren impliceert dat er in een bepaalde school teveel lestijden/uren zijn aangewend; dit heeft dan ook een terugvordering aan het schoolbestuur dat lestijden/uren heeft overgedragen voor gevolg.

Melding aan het werkstation

Personeelsleden die aangesteld worden in overgedragen lestijden of uren meldt u in het opdrachtenpakket met de code oorsprong omkadering 05 (OOM 05).

Voorbeeld:

Een voltijds vastbenoemde kleuteronderwijzeres ASV is vanaf 1 september voor 2 lestijden TBSOB. Via overdracht ontvangt de school van een andere school 2 lestijden, waarin het personeelslid gereaffecteerd wordt.

Één bericht dat als volgt is samengesteld:

- RL1 /24 u kleuteronderwijzer ASV / 24 u ATO 4 / 2 u TBSOB / eigen omkadering (OOM 00) / einddatum oneindig

- RL 1 / kleuteronderwijzer ASV / 2 u ATO 2 / Reaffectatie / overdracht (OOM 05) / einddatum 30.06

Zie in verband met overdrachten ook punt 6.3 en 6.4.

6.2. Opmerking in verband met de samenwerking gewoon / buitengewoon onderwijs

Samenwerking met het buitengewoon onderwijs kan de expertise en de draagkracht in de scholen voor gewoon onderwijs verhogen en is zeker aan te bevelen.

Overdracht van lestijden is hiervoor niet de geschikte methode.

Personeelsleden uit het buitengewoon onderwijs kunnen, in het kader van ruimere samenwerking, op twee manieren aangetrokken

worden:

1. Ofwel stelt men een tijdelijke leerkracht aan in de gewone school die de nodige expertise heeft opgebouwd omtrent het buitengewoon onderwijs om deze aanvullende uren te presteren.

2. Ofwel neemt een vastbenoemde leerkracht ASV op vrijwillige basis een dienstonderbreking om tijdelijk een andere opdracht te gaan doen in de gewone school.(= DO 19 in school voor BO en TAO in de gewone school).

In beide gevallen kán het betrokken personeelslid gelijktijdig in het gewoon en buitengewoon onderwijs tewerkgesteld zijn.

6.3. Overdracht van lestijden of uren binnen de scholengemeenschap

Tussen scholen die behoren tot eenzelfde scholengemeenschap kan er door de betrokken schoolbesturen méér dan 3% van het lestijdenpakket en/of urenpakket overgedragen worden, mits:

  • de overdracht in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt,
  • akkoord van het bevoegd lokaal comité,
  • de overdracht gebeurt vóór 15 oktober van het lopende schooljaar,
  • de overdracht niet voor gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.

De overige bepalingen i.v.m. de overdracht van lestijden of uren dienen uiteraard ook nageleefd te worden (zie punt 6.1.).

Indien de school, conform de afspraken binnen de scholengemeenschap, lestijden of uren overdraagt naar scholen binnen de scholengemeenschap neemt het percentage van het aantal lestijden of uren dat naar een school buiten de scholengemeenschap kan worden overgedragen natuurlijk af. De overdracht van lestijden naar scholen buiten de scholengemeenschap is niet meer mogelijk als de school reeds 3% of meer van haar lestijdenpakket heeft overgedragen naar een school binnen de scholengemeenschap.

Personeelsleden die in een school van een scholengemeenschap worden aangesteld met overgedragen lestijden kunnen vanaf het schooljaar 2012-2013 ingezet worden voor de vervulling van opdrachten voor en in alle scholen van de scholengemeenschap. Scholen kunnen bijvoorbeeld kiezen om hun "restlestijden" over te dragen naar één school zodat men een personeelslid een volwaardige betrekking kan aanbieden voor een volledig schooljaar. Het personeelslid wordt dan weliswaar aangesteld door één school, maar is toch inzetbaar voor en in alle scholen van de scholengemeenschap. Binnen de scholengemeenschap moet onderhandeld worden over deze ruimere inzetbaarheid. Het personeelslid kan o.a. ingezet worden om vervangingen uit te voeren in alle scholen van de scholengemeenschap (= "mini-pool"), maar kan uiteraard ook ingezet worden voor andere pedagogische opdrachten in één of meer scholen van de scholengemeenschap (splitsing van een klas, een duobaan met een andere leerkracht,…).

De inzetbaarheid van deze personeelsleden is echter niet onbeperkt. Het schoolbestuur moet rekening houden met een maximale afstand van 25 km tussen de school van aanstelling of affectatie en de school van tewerkstelling. Het personeelslid kan echter instemmen om over een verdere afstand ingezet te worden.

Wanneer een personeelslid ruimer wordt ingezet, moet dit opgenomen worden in het geschrift waarin de aanstelling wordt vastgesteld en in de functiebeschrijving van het betrokken personeelslid. Als de inzetbaarheid niet uitdrukkelijk schriftelijk is vastgelegd, betekent dit dat het personeelslid alleen kan worden ingezet in de school van aanstelling of affectatie.

Uiteraard sluit deze mogelijkheid niet uit dat in de toekomst ook binnen een scholengemeenschap school A nog steeds lestijden kan overdragen naar school B, waarmee school B een (kleuter)onderwijzer (ASV) kan aanstellen die enkel in school B inzetbaar is.

6.4. Overdracht punten zorg tussen de scholengemeenschappen

De scholengemeenschap kan het initiatiefnemen om aan de schoolbesturen de overdracht van de punten zorg naar andere scholengemeenschappen voor te leggen ten einde specifieke werkingen met betrekking tot zorg mogelijk te maken.

Deze overdrachten zijn enkel mogelijk naar scholengemeenschappen die binnen dezelfde zone(s) of aangrenzende zone(s)liggen.

De overdracht kán gebeuren om specifieke werking rond bijvoorbeeld autisme te kunnen opzetten.

7. Bijzondere pedagogische taken (BPT)

Scholen hebben de mogelijkheid om te werken met het systeem van bijzondere pedagogische taken. Deze kunnen toegewezen worden aan het onderwijzend personeel of het paramedisch medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel. BPT mag ook toegekend worden aan de directeur die met een gedeeltelijke onderwijsopdracht belast is.

Met BPT wordt bedoeld de lestijden of uren die kunnen aangewend worden voor bijzondere pedagogische taken. Deze bijzondere pedagogische taken kunnen uitsluitend aangewend worden voor schoolgebonden opdrachten. Ze zijn gericht op het optimaliseren van de pedagogisch-didactische organisatie.

Dit kan onder meer gebeuren door het toekennen van welbepaalde coördinatieopdrachten aan personeelsleden.

Maximum drie percent van het toegekende lestijden- en urenpakket op schoolniveau kan gereserveerd worden voor bijzondere pedagogische taken. Met het lestijdenpakket wordt bedoeld de lestijden volgens de schalen en de aanvullende lestijden. Het maximum van 3 % kan worden overschreden bij akkoord van het lokaal comité bevoegd inzake arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden.

Het resultaat van de berekening wordt afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier.

BPT wordt vermeld op het BKL formulier.

Voorbeeld

Een school beschikt over 200 lestijden en 100 uren.

Deze school kan maximum 3% van het totale lestijden- en urenpakket (= 300 lestijden/uren) aanwenden in BPT, zijnde 9 lestijden/uren. Hierbij is het niet noodzakelijk dat de verdeling tussen lestijden (2/3) en uren (1/3) gerespecteerd blijft. De school kan ook 9 lestijden of 9 uren of in een BPT aanwenden.

8. Puntenenveloppen

Raadpleeg, voor personeelsconsequenties in dit verband ook de omzendbrief puntenenveloppen voor scholen en scholengemeenschappen basisonderwijs: personeelsformatie en personeelsaspecten

Sinds september 2003 ontvangen de basisscholen een extra vorm van omkadering in de vorm van puntenenveloppen. Op basis van deze punten kunnen personeelsleden worden aangesteld in de personeelscategorie "beleids- en ondersteunend personeel".

In de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel worden volgende ambten ingericht:

1. Zorgcoördinator;

2. ICT-coördinator;

3. Administratief medewerker;

4. Beleidsondersteuner;

5. het ambt van adjunct-directeur.

8.1. Puntenenveloppen

Het systeem van beleids- en ondersteunend personeel voorziet, in functie van het leerlingenaantal, een personeelsomkadering uitgedrukt in punten, komende uit volgende puntenenveloppen:

1. een extra puntenenveloppe ter ondersteuning van de scholengemeenschap; (= stimulus enkel voor BO-scholen in scholengemeenschap) (Omzendbrief BaO/2005/11 "Scholengemeenschappen basisonderwijs".

2. een puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid. Deze wordt toegekend aan de scholengemeenschap. (zie ook Omzendbrief BaO/2005/11 "Scholengemeenschappen basisonderwijs"). 

3. een puntenenveloppe voor ICT-coördinatie (enkel voor scholen die deel uitmaken van een samenwerkingsplatform voor ICT-coördinatie of van een scholengemeenschap);

4. een puntenenveloppe voor administratieve en beleidsondersteuning.

8.2. Principes voor de berekening van de puntenenveloppen ICT-coördinatie en puntenenveloppe voor administratieve en beleidsondersteuning

8.2.1. De puntenenveloppe voor ICT

Wordt voor elke school berekend op basis van het totaal aantal leerlingen (kleuter- en lager onderwijs van alle vestigingsplaatsen samen) ingeschreven op de teldag die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen. Dit wil zeggen dat scholen die op de eerste schooldag van februari tellen voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, ook voor de puntenenveloppen op die teldag tellen.

Er worden geen bijkomende indicatoren opgevraagd.

Scholen in herstructurering of programmatie tellen op de eerste schooldag van oktober voor hun puntenenveloppen.

In Type 5 - scholen worden de leerlingen geteld op basis van het gemiddelde aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode van toepassing voor de berekening van de lestijden volgens de schalen.

8.2.2. De puntenenveloppe voor administratieve en beleidsondersteuning

is zodanig opgebouwd dat elke school minimaal recht heeft op een sokkel van 9 punten. Daarnaast heeft elke school recht op een aantal bijkomende punten.

De bijkomende puntenenveloppe hangt af van het aantal regelmatige leerlingen op de teldag of van het gemiddelde aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen.

Voor Type 5 - scholen geldt een aparte regeling. Zie punt 8.5.3.

De puntenenveloppen kunnen in de loop van het schooljaar niet herberekend worden.

Het puntentotaal voor ICT en voor administratieve en beleidsondersteuning wordt afgerond naar de dichtstbijzijnde eenheid, hierbij zijn de gebruikelijke afrondingsregels van toepassing. Dit wil zeggen indien het eerste cijfer na de komma kleiner is dan 5 wordt afgerond naar beneden. Indien het eerste cijfer na de komma 5 of meer is wordt afgerond naar boven.

8.3. ICT-coördinatie

Aan iedere school voor gewoon of buitengewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor ICT-coördinatie. Alle informatie is terug te vinden in de omzendbrief GD/2003/04 - Mededeling betreffende ict-coördinatie van 18/07/2003).

8.4. Zorgbeleid

8.4.1. Zorgcoördinator in het BO

Voor het buitengewoon basisonderwijs kan er via punten stimulus , via de samengelegde punten of via de puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid op vlak van de scholengemeenschap zorg ingericht worden in het buitengewoon basisonderwijs.

De opdracht vanuit de school voor het buitengewoon onderwijs is enkel mogelijk ter ondersteuning van het gewoon onderwijs en/of voor de stimulatie van de kleuterparticipatie in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs.

8.5. Administratieve en beleidsondersteuning

8.5.1. Puntenenveloppe

Aan iedere school van het buitengewoon basisonderwijs (met uitzondering van de scholen type 5 in het basisonderwijs) wordt een puntenenveloppe toegekend.

Deze puntenenveloppe bestaat uit een basisenveloppe voor iedere school van 9 punten.

Daarnaast krijgt elke school nog een bijkomende enveloppe die gelijk is aan het product van het aantal gewogen regelmatige leerlingen op de teldag die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen met de puntenwaarde per leerling.

De wegingcoëfficiënt voor een leerling lager onderwijs is gelijk aan 1.

De wegingcoëfficiënt voor een kleuter is gelijk aan 0,6636.

De puntenwaarde per leerling bepaald op 0,42338. 

Voorbeeld:

Een school voor buitengewoon basisonderwijs met 228 leerlingen (160 leerlingen lager onderwijs en 68 kleuters) heeft recht op:

9 + {[(160 x 1) + (68 x 0,6636)] x 0, 42338} = 95,84574 punten = 96 punten.

8.5.2. Type 5

Aan iedere T5-school wordt een puntenenveloppe toegekend.

Deze puntenenveloppe bestaat uit een basisenveloppe van 53 punten.

Daarnaast wordt, per bijkomende vestigingsplaats basisonderwijs, een extra puntenenveloppe van 41 punten toegekend.

Voorbeeld:

Een T5-school met twee vestigingsplaatsen heeft recht op:

53 + 41 = 94 punten.

8.6. Aanwending en samen leggen van de puntenenveloppen voor administratieve- en beleidsondersteuning, en ICT-coördinatie

8.6.1. Schoolniveau

De puntenenveloppen voor administratieve- en beleidsondersteuning, en ICT worden, op het niveau van de school volledig gekleurd. Dit wil zeggen dat de middelen voor zorgbeleid(gewoon onderwijs), administratieve- en beleidsondersteuning, en ICT uitsluitend kunnen aangewend worden voor het doel waarvoor ze werden toegekend.

8.6.2. Niveau scholengemeenschap

Zie omzendbrief BaO/2005/12 "Puntenenveloppen voor scholen en scholengemeenschappen basisonderwijs: personeelsformatie en personeelsaspecten".

8.6.3. Niveau samenwerkingsplatform ICT

Zie omzendbrief BaO/2005/12 "Puntenenveloppen voor scholen en scholengemeenschappen basisonderwijs: personeelsformatie en personeelsaspecten".

Raadpleeg hieromtrent ook de omzendbrief GD/2003/04 dd 02/10/2007

"Mededeling betreffende ict-coördinatie: maatregelen vanaf het schooljaar 2005-2006".

8.6.4. overdracht

Zie punt 6.4 van deze omzendbrief.

8.7. Omzetting van de puntenenveloppen naar ambten

Gedetailleerde informatie over het omzetten van de punten in ambten is terug te vinden in de omzendbrief BaO/2005/12 "Puntenenveloppen voor scholen en scholengemeenschappen basisonderwijs: personeelsformatie en personeelsaspecten" en in de omzendbrief m.b.t. ICT. (De afzonderlijke omzendbrief rond ICT wordt momenteel aangepast.)

9. Overleg over de aanwending van lestijden, uren en punten

Het schoolbestuur of zijn afgevaardigde beslist, met toepassing van de reglementering inzake medezeggenschap over de aanwending van de lestijden, de uren en de punten.

10. Vervangingseenheden voor vervanging van korte afwezigheden

Zie omzendbrief Pers/2005/23 "Vervangingen van korte afwezigheden in het basisonderwijs".

11. Sancties

Naast terugvorderingen van ten onrechte uitbetaalde financiering of subsidiëring kunnenmisbruiken bij het tellen van de regelmatige leerlingen bij het berekenen en het aanwenden van het lestijdenpakket aanleiding geven tot een sanctie.

De sanctie kan een terugbetaling zijn van of een inhouding op het werkingsbudget voor maximaal 10% van het werkingsbudget toegekend aan de school.

De vaststelling van misbruiken wordt bij aangetekend schrijven meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur. De mededeling verwijst naar de mogelijke sanctie.

Binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de betekening van het aangetekend schrijven kan het schoolbestuur bij het departement een verweerschrift indienen. De betekening wordt geacht te gebeuren de derde werkdag na het versturen van het aangetekend schrijven. De herfstvakantie, kerstvakantie, krokusvakantie, paasvakantie en zomervakantie schorten de termijn van 30 kalenderdagen op.

Na ontvangst van het verweerschrift en uiterlijk na 60 kalenderdagen na de betekening van het aangetekend schrijven, legt het departement onderwijs eventueel een dossier met een voorstel tot sanctie voor aan de minister.

Binnen een termijn van drie maanden na de betekening van de aangetekende brief, neemt de minister een beslissing omtrent een sanctie. Die beslissing wordt bij aangetekend schrijven meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur. Na het verstrijken van de termijn van drie maanden wordt er verondersteld dat er geen sanctie opgelegd wordt.

12. Procedures en formulieren

Het gebruik van de BKL formulieren wordt in omzendbrief BaO/2003/05 "Invullen van de BKL-formulieren" toegelicht.

13. Bijlagen