Afwezigheden en in- en uitschrijvingen in het voltijds gewoon secundair onderwijs en het deeltijds secundair onderwijs

  • Met het besluit van de Vlaamse Regering van 24 maart 2023 tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering, wat betreft de controle op de inschrijvingen in het basisonderwijs en het secundair onderwijs of in het stelsel van leren en werken en de operationalisering van de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, worden een aantal verplichte adviezen van CLB in geval van afwezigheid omwille van revalidatie geschrapt (punt 2.2.12.).
  • Opgelet: voor beslissingen over afwezigheden omwille van revalidatie die nog uitwerking hebben in het schooljaar 2022-2023, is het advies van CLB nog verplicht. Vanaf het schooljaar 2023-2024 niet meer.
  • Onder voorbehoud van definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering wordt vanaf 1 september 2023 de mogelijkheid om individuele leertrajecten te organiseren voor leerlingen met een topsportstatuut uitgebreid naar de sporttak hockey (discipline veldhockey)
  • Naar aanleiding van het decreet leersteun werd de terminologie rond verslagen aangepast.

1. Inleiding

Het opvolgen van de naleving van de leerplicht is één van de kerntaken van de overheid. De leerplicht hangt samen met de afwezigheidsproblematiek en de problematiek van in- en uitschrijvingen.

De hiernavolgende richtlijnen rond afwezigheden en in- en uitschrijvingen moeten samen worden gelezen met de onderrichtingen van de omzendbrief SO 70 dd. 3 juli 2000 waarin onder meer alle codes en symbolen tot registratie van aan- en afwezigheden van leerlingen in het voltijds gewoon secundair onderwijs (inclusief duaal leren), het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de leertijd (Syntra) zijn opgenomen.

Een regelmatige leerling is een leerling die a) aan de toelatingsvoorwaarden voldoet en b) de vorming van zijn gekozen structuuronderdeel volledig en daadwerkelijk volgt, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid. Die tweede voorwaarde impliceert dat op een leerling die een leerprogramma volgt dat deels afwijkt van het standaardprogramma van zijn structuuronderdeel, ook het principe van "gewettigde afwezigheid" van toepassing is. Idem voor een leerling die wél aanwezig is op school maar om een bepaalde reden (tijdelijk) het leerprogramma niet volgt. M.a.w. de regeling op de afwezigheden in het secundair onderwijs omvat meer dan de louter "fysieke" afwezigheden op school. Dit wordt aangetoond door de verschillende situaties die in rubriek 2.2. (door de school gewettigde afwezigheden) van deze omzendbrief zijn vermeld.

In duaal leren en het stelsel van leren en werken zijn onderstaande richtlijnen niet van toepassing op het luik "arbeidsdeelname" en het luik "aanloopcomponent". Daarvoor geldt op het vlak van afwezigheden het arbeidsreglement van de betrokken onderneming of, bij ontstentenis daarvan, de door de onderneming of organisator vastgelegde regeling, tenzij de afwezigheid van de leerling problematisch is (en de onderwijsregelgeving dus wél van toepassing blijft).

2. Wettiging van niet-problematische afwezigheden

Op het vlak van afwezigheden wordt hierna een onderscheid gemaakt tussen van rechtswege gewettigde afwezigheden en afwezigheden die door de school kunnen worden gewettigd.

2.1. Van rechtswege gewettigde afwezigheden

Bepaalde afwezigheden zijn van rechtswege gewettigd. Dit betekent dat ze, mits voorlegging van geldige verantwoordingsstukken, geen beslissing behoeven en de regelmatigheid van de leerling niet in het gedrang brengen.

Hierna een limitatief overzicht.

2.1.1. Afwezigheid om medische reden

Voor een afwezigheid om medische reden is vereist:

- hetzij een melding door de betrokken personen wanneer de ziekte een periode van drie opeenvolgende kalenderdagen niet overschrijdt en voor zover hoogstens vier maal per schooljaar een dergelijke melding gebeurt. De school bepaalt onder welke vorm de betrokken personen de afwezigheid van de leerling wegens ziekte melden. In elk geval moet deze melding door de overheid verifieerbaar zijn. Onder "de betrokken personen" wordt telkens verstaan: de ouders of de personen die de minderjarige leerling in rechte of in feite onder hun bewaring hebben dan wel de meerderjarige leerling zelf;

- hetzij een medisch attest, meer bepaald in volgende gevallen:

a) als de ziekte een periode van 3 opeenvolgende kalenderdagen overschrijdt (ook bij verlenging); dit betekent dat ook voor een leerling die op vrijdag en de daaropvolgende maandag ziek is, een medisch attest is vereist!;

b) als de betrokken personen reeds voordien 4 maal in hetzelfde schooljaar een verklaring hebben ingediend voor een ziekteperiode van maximum 3 kalenderdagen;

c) als de ziekte in examenperiodes valt;

d) als de ziekte tijdens andere evaluatiemomenten dan examenperiodes valt en voor zover de school in dergelijk geval een medisch attest verplicht stelt (de beslissing om dit al dan niet te doen wordt aan de school overgelaten, maar moet wél van toepassing zijn op alle leerlingen binnen eenzelfde leerlingengroep).

Een rechtsgeldig medisch attest is een attest uitgereikt door een in België of in het buitenland gevestigd geneesheer, geneesheer-specialist, psychiater, orthodontist, tandarts of door de administratieve diensten van een in België of in het buitenland gevestigd ziekenhuis of erkend labo.

Het attest moet duidelijk ingevuld, ondertekend en gedateerd worden en de relevante identificatiegegevens bevatten zoals naam, adres, telefoonnummer en het RIZIV-nummer (voor België) of het vergelijkbaar erkenningsnummer (voor het buitenland) van de verstrekker. Zo zal er aangegeven worden wat de gevolgen zijn van de ziekte voor bepaalde lessen en welke de begin- en de einddatum zijn van de ziekteperiode, met gebeurlijk de vermelding van voor- of namiddag.

e) In volgende vier gevallen is de afwezigheid om medische reden in twijfel te trekken, nl.:

  • het attest geeft zelf de twijfel van de geneesheer aan wanneer deze een dixit-attest uitschrijft (zie bijlage 1);
  • de uitreikingsdatum van het attest valt buiten de ziekteperiode van de leerling;
  • de begin- en/of einddatum van de afwezigheidsperiode op het medisch attest werd(en) ogenschijnlijk vervalst;
  • het attest vermeldt een reden die niets met de medische toestand van de leerling te maken heeft, zoals de ziekte van één van de ouders, hulp in het huishouden, familiale redenen, ...

Bij een twijfelachtig medisch attest kan de school contact opnemen met de CLB-arts van de school. De CLB-arts kan dan contact opnemen met de behandelende arts om het dossier te bespreken/aan te kaarten. Rekening houdend met de deontologische artsencode kunnen beide artsen de zaak verder opvolgen.

Bovenstaande afwezigheden moeten steeds benaderd worden vanuit de invalshoek van problematische afwezigheden. Dat wil zeggen dat de school het gesprek aangaat met de leerling om de echte reden van afwezigheid te achterhalen. Daarbij kan de school de stappen uitgeschreven in de Vlaamse krachtlijnen inzake aanpak van de spijbelproblematiek (http://www.onderwijs.vlaanderen.be/sites/default/files/atoms/files/Vlaamse_krachtlijnen_inzake_de_aanpak_van_de_spijbelproblematiek_%28versie_12012017%29.pdf) hanteren.

De bijzondere aandacht wordt gevestigd op volgende uiteenlopende punten:

a) Het verantwoordingsbewijs voor de afwezigheid moet zo spoedig mogelijk op het secretariaat worden ingediend.

b) Wanneer een zelfde medische behandeling verschillende afwezigheden tot gevolg heeft, volstaat één attest waarop de verschillende afwezigheden zo gedetailleerd mogelijk worden vermeld. Wanneer een ziektebeeld dat verschillende afwezigheden tot gevolg heeft zonder dat een doktersconsultatie nodig is (vb.: kanker, nierdialyse,...), kan na samenspraak met de schoolarts één medisch attest volstaan. Wanneer een afwezigheid om deze reden zich dan effectief voordoet, volstaat een attest van de betrokken personen.

c) Deontologisch laat behandeling in Nederland geen toekenning van een medisch attest toe. De school zal daarom in samenwerking met de schoolarts een verklaring van de school aanmaken die aan de leerlingen wordt verschaft en die wordt ingevuld door de Nederlandse behandelende geneesheer. Deze verklaring vermeldt de naam en het logo van de school, de naam van de leerling, de ziekteperiode, de schoolactiviteiten waar niet kan aan worden deelgenomen, de naam en handtekening van de behandelende geneesheer en de datum van het bezoek aan de geneesheer.

d) Op initiatief van de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg vzw en de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen vzw, werd een uniform medisch attest ("medisch attest voor de lessen lichamelijke opvoeding en sportactiviteiten op school") ontworpen voor niet-deelname aan de lessen lichamelijke opvoeding. Alle Vlaamse huisartsen beschikken over deze attesten. Door invulling ervan kan uitgemaakt worden in hoeverre de leerling de lessen lichamelijke opvoeding en sport wel of niet kan volgen. Bij langdurige afwezigheid in deze lessen, bestaat een specifiek formulier dat inhoudt dat de schoolarts een herevaluatie vraagt aan de behandelende geneesheer.

Ter afronding het volgende. Onder "afwezigheid om medische reden" wordt ook het moederschapsverlof verstaan. Leerlingen hebben recht op moederschapsverlof naar rata van maximaal één week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum en maximaal negen weken na de effectieve bevalling (de schoolvakanties worden in dat aantal weken mee verrekend). Een dergelijke afwezigheid is van rechtswege gewettigd mits voorlegging van een attest van een geneesheer(al dan niet specialist). Moederschapsverlof is een recht doch geen verplichting; het aantal weken afwezigheid kan dus ook lager liggen. Onder de gebruikelijke voorwaarden hebben deze leerlingen recht op tijdelijk onderwijs aan huis; zie in dit verband de omzendbrief SO/2005/05.

2.1.2. Overgang vanuit het deeltijds naar het voltijds secundair onderwijs

De afwezigheid tussen 1 september en uiterlijk 15 november wegens het ingeschreven zijn in het deeltijds beroepssecundair onderwijs of in de leertijd (Syntra). Een attest (model naar keuze) van het centrum voor deeltijds onderwijs geldt als bewijsstuk.

2.1.3. Afwezigheid ingevolge topsportconvenant in het voltijds secundair onderwijs

Dit betreft de afwezigheden, toegestaan op basis van het topsportconvenant, aan leerlingen die voor het betrokken schooljaar door de selectiecommissie een topsportstatuut werden toegekend. Deze leerlingen genieten van onderstaand maximum aantal halve lesdagen afwezigheid op schooljaarbasis om te kunnen deelnemen aan tornooien, intensieve trainingsperiodes of stages, onder verantwoordelijkheid van de betrokken unisportfederatie. De afwezigheid wordt vastgelegd en ten aanzien van de school geattesteerd door de betrokken unisportfederatie.

- Leerlingen met A-statuut ingeschreven in een studierichting (tweede of derde graad) met component topsport: 130;

- Leerlingen met A-statuut ingeschreven in de eerste graad van een school met topsport (eerste leerjaar of basisoptie topsport): 90;

- Leerlingen met B-statuut al dan niet ingeschreven in een studierichting (tweede of derde graad) met component topsport en leerlingen met A-statuut ingeschreven in een andere studierichting (tweede of derde graad) dan een studierichting met component topsport (al dan niet topsportschool): 40;

- Leerlingen met B-statuut ingeschreven in de eerste graad van een school al dan niet met topsport en leerlingen met een A-statuut ingeschreven in de eerste graad van een school zonder topsport: 40;

- Leerlingen met F-statuut, bedoeld in rubriek 2.2.9.1., ingeschreven in de tweede of derde graad: 130;

- Leerlingen met F-statuut, bedoeld in rubriek 2.2.9.1., ingeschreven in de eerste graad: 90.

2.1.4. Afwezigheid ingevolge schorsing of uitsluiting bij schending van leefregels

Een leerling die preventief geschorst, tijdelijk uitgesloten of definitief uitgesloten is, wordt het recht op lesbijwoning ontnomen. Ongeacht het feit of die leerling wel of niet door de school wordt opgevangen, wordt hij als van rechtswege gewettigd afwezig beschouwd aangezien de schorsing of uitsluiting een beslissing van de school is.

2.1.5. Afwezigheid ingevolge niet-invulling van de component werkplekleren in het stelsel leren en werken

Het betreft volgende afwezigheden:

1° tijdens de periode tussen het sluiten van een overeenkomst en de inwerkingtreding van die overeenkomst;

2° tijdens een periode waarin de jongere actief solliciteert, tenzij actief solliciteren onmogelijk is om gewettigde reden, met het oog op invulling van de component werkplekleren;

3° tijdens de periode tussen de inschrijving en de screening van de leerling.

De afwezigheden, bedoeld in 1° en 2°, kunnen, afzonderlijk voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs en voor de leertijd (Syntra), maximum 30 dagen per leerling per schooljaar bedragen.

De afwezigheden, bedoeld in 1° en 2°, kunnen enkel slaan op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tijdens lesweken, d.w.z. met uitsluiting van de gebruikelijke vakantieperiodes, en voor zover de leerling tijdens de betrokken week niet tenminste 12u (van 50 minuten) aan werkplekleren doet. Bij eventuele overschrijding van voormeld maximum, waardoor niet meer aan de letter en de geest van de wet op de leerplicht en van het decreet leren en werken wordt voldaan, zullen de scholen maximale inspanningen blijven leveren om het voltijds engagement alsnog te realiseren en zal de overheid deze problematiek nauwgezet opvolgen.

De afwezigheden in kwestie worden verantwoord aan de hand van schriftelijke overeenkomsten rond werkplekleren, sollicitatiedocumenten of andere stukken.

De afwezigheden, bedoeld in 3°, kunnen maximum 14 dagen bedragen. Tussen de inschrijving (ten vroegste te rekenen vanaf 1 september) en de screening kunnen immers ten hoogste 14 dagen liggen. Als verantwoordingsstukken voor deze afwezigheden gelden de planningsdocumenten inzake de screening.

2.1.6. Afwezigheid in een structuuronderdeel van het studiegebied ballet van het voltijds secundair onderwijs

Dit betreft de afwezigheden van leerlingen om deel te nemen aan balletoptreden, buitenlandse stages of concours, of, doch uitsluitend voor het tweede leerjaar van de derde graad, om audities af te leggen, op voorwaarde van voorlegging van een verklaring van de organisator tot staving van de afwezigheid.

De afwezigheid per leerling is bepaald op maximum 40 halve lesdagen per schooljaar.

2.1.7. Overige van rechtswege gewettigde afwezigheden

De afwezigheid om één van onderstaande redenen mits overhandiging aan de school van, naargelang van het geval, een verklaring van de betrokken personen of een officieel document dat de reden van afwezigheid opgeeft.

a) Het bijwonen van een begrafenis- of huwelijksplechtigheid van een bloed- of aanverwant of van een persoon die onder hetzelfde dak woont.

b) De oproeping of dagvaarding voor een rechtbank.

c) De onbereikbaarheid of ontoegankelijkheid van de school door overmacht.

d) Het onderworpen zijn aan maatregelen opgelegd in het kader van de bijzondere jeugdzorg of de jeugdbescherming.

e) Het beleven van de feestdagen die inherent zijn aan de door de Grondwet erkende levensbeschouwelijke overtuiging van de leerling, overtuiging die door de school moet worden gerespecteerd. De desbetreffende afwezigheden moeten vooraf door de betrokken personen gemeld worden aan de school met verwijzing naar het feit dat de betrokken leerling zal deelnemen aan de feestdag. In die scholen waar een keuzevrijheid rond de cursus godsdienst/niet-confessionele zedenleer bestaat, is de door de leerling gemaakte keuze niet voldoende om de afwezigheid voor de beleving van de feestdag te wettigen. Op zich is deze gemaakte keuze zelfs niet determinerend om recht te hebben op een dergelijke afwezigheid. Uitsluitend de hoger vernoemde melding is doorslaggevend.

Voor het concreet overzicht van desbetreffende levensbeschouwingen en de respectieve feestdagen: zie https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/religieuze-feestdagen

f) Het afleggen van proeven (niet: de voorbereiding op deze proeven) voor de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs.

g) Het deelnemen door leerlingen die zetelen in de raad van bestuur en de algemene vergadering van de Vlaamse scholierenkoepel vzw. aan activiteiten van deze raad of vergadering.

Het bijwonen van een familieraad als reden voor gewettigde afwezigheid is geschrapt. De vrederechter kan immers geenfamilieraad in het kader van voogdij meer samenroepen.

2.2. Door de school gewettigde afwezigheden

Alle afwezigheden die noch van rechtswege gewettigd zijn, noch onder de noemer "problematisch" ressorteren, kunnen worden gewettigd door de school. De school moet hiertoe geen aanvraag bij de overheid indienen.

Het verlenen van autonomie aan de school moet toelaten in te spelen op specifieke situaties die zich kunnen voordoen. Onder "afwezigheid" dient zowel de fysieke afwezigheid op school van de leerling te worden verstaan als de gedeeltelijke afwezigheid bij het volgen van het gewone lesprogramma en de vervanging door een alternatief programma.

In beginsel bepaalt het schoolbestuur of van de wettigingsmogelijkheid gebruik wordt gemaakt en aan wie de beslissingsbevoegdheid voor concrete gevallen toekomt (directeur of zijn afgevaardigde dan wel de klassenraad), tenzij hierna uitdrukkelijk die bevoegdheid aan de klassenraad wordt toegewezen.

De overheid heeft in dit verband geen enkel appreciatierecht, d.w.z. dat geen enkele uitspraak mag worden gedaan over de zinvolheid van het al dan niet toestaan van een afwezigheid. De autonomie van de scholen moet hier ten volle worden gerespecteerd.

Afwezigheden die door de school kunnen worden gewettigd, worden in verschillende categorieën onderverdeeld.

2.2.1. Afwezigheden die verband houden met het gedurende een bepaalde periode van het schooljaar niet ingeschreven zijn in een school

Het kan hier zowel een laattijdige instap, dus na aanvang van het schooljaar, betreffen als een periode in de loop van het schooljaar dat er geen inschrijving is geweest. Er hoeft evenwel geen wettiging van afwezigheid te gebeuren indien de leerling één semester afwezig is omdat een 7de leerjaar kso of tso of de opleiding (basis)verpleegkunde HBO zich slechts over het andere semester van dat schooljaar uitstrekt.

2.2.2. Afwezigheden die verband houden met het gedurende een bepaalde periode van het schooljaar niet volgen van het lesprogramma

De redenen hiervoor kunnen zeer uiteenlopend zijn en er wordt van overheidswege geen plafond op de duur van de afwezigheid opgelegd, vanuit het idee dat de school het best geplaatst is om - rekening houdend met de lokale context en de individuele leerling in kwestie - een beslissing te nemen. Bovendien kan de school dit op elk tijdstip van het schooljaar beslissen.

Belangrijk is dat deze afwezigheden zeker niet mogen gezien worden als "automatismen".

Voorbeelden zijn:

  • afwezigheid ingevolge het overlijden van een bloed- of aanverwant tot en met de tweede graad;
  • afwezigheid ingevolge individuele selectie voor een culturele of sportieve manifestatie;
  • afwezigheid ingevolge deelname aan NAFT, zoals erkend door welzijn, of andere schoolvervangende programma’s;
  • afwezigheid ingevolge het tijdelijk volgen van opleidingsonderdelen hoger onderwijs door leerlingen van een leerjaar waarin ze normaliter een diploma van secundair onderwijs zullen behalen. Deze maatregel wordt beschouwd als een "uitdaging voor excellente leerlingen van het secundair onderwijs". Deze opportuniteit is niet afdwingbaar: dergelijke afwezigheid om persoonlijke redenen vergt altijd het voorafgaand akkoord van de secundaire school. Het lijkt evenwel aangewezen dat voor die jongeren waarvoor de maatregel in het leven is geroepen naar een aanvaardbaar compromis wordt gezocht tussen de verantwoordelijken van de secundaire school en de verantwoordelijken van de hogeschool of universiteit;
  • afwezigheid ingevolge deelname aan een (buitenlandse) gestructureerde individuele leerlingenmobiliteit (Erasmus +).

2.2.3. Afwezigheden die verband houden met het vrijstellen van het volgen van bepaalde onderdelen van het lesprogramma om een bijkomende kwalificatie te behalen

Het betreft hier de mogelijkheid om voor leerlingen die reeds houder zijn van een diploma van secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs (of gelijkwaardig), vrijstellingen te verlenen van programmaonderdelen die deze leerling reeds voordien heeft gevolgd (in het secundair, hoger of volwassenenonderwijs) indien hij een bijkomend eindstudiebewijs (= een bijkomende kwalificatie) in het voltijds secundair onderwijs wil behalen. Desbetreffende vrijstellingen mogen er zelfs toe leiden dat de voor de leerling resterende lessentabel minder dan 28 wekelijkse lesuren omvat; ook vakken van de basisvorming komen voor vrijstelling in aanmerking. Anderzijds mag de school ook perfect de door de vrijstellingen ontstane ruimte benutten om in het belang van de leerling andere vakken (bv. praktijkvakken) meer aan bod te laten komen. De school zal tenslotte ook beslissen of de leerling tijdens de vrijgekomen uren al dan niet aanwezig moet zijn op school.

2.2.4. Afwezigheden die verband houden met het vrijstellen van het volgen van bepaalde onderdelen van het lesprogramma van een 7de leerjaar kso of tso

De beslissingsbevoegdheid ligt bij de toelatingsklassenraad en wordt genomen op basis van individuele elders verworven competenties of kwalificaties. 7de leerjaren kso of tso zijn sterk kwalificatieverhogend en moeten de tewerkstellingsperspectieven bevorderen. De aantrekkingskracht ervan kan toenemen door een flexibele invulling (vrijstellingenbeleid), waardoor opleiding en werk makkelijker combineerbaar worden.

2.2.5. Afwezigheden die verband houden met het vrijstellen van het volgen van bepaalde onderdelen van het lesprogramma waarvoor de leerling al eerder geslaagd is en de verplichte vervanging door een alternatief programma

Het betreft de mogelijkheid om een leerling vrij te stellen van het volgen van bepaalde programmaonderdelen van om het even welk structuuronderdeel mits de leerling al eerder geslaagd is in het secundair onderwijs voor diezelfde programmaonderdelen en mits de toelatingsklassenraad of begeleidende klassenraad een gunstige beslissing neemt na kennisname van het advies van de delibererende klassenraad van het voorafgaand schooljaar.

In voorkomend geval:

a) bestaat de toelatingsklassenraad of begeleidende klassenraad, voor wat het onderwijzend personeel betreft, uit alle leden van het structuuronderdeel waarvoor de leerling opteert;

b) worden de vrijgekomen uren besteed aan een door de toelatingsklassenraad of begeleidende klassenraad samengesteld individueel lesprogramma. Daarbij kan worden gefocust op programmaonderdelen die nieuw zijn, die uitgediept worden of die remediëring vereisen. Op die manier wordt de belangstelling van de leerling gewekt of kunnen zijn tekorten worden weggewerkt. Per saldo blijft de studiebelasting voor de leerling wel dezelfde als voor de overige leerlingen uit zijn groep, vermits het totaal aantal wekelijkse uren niet wordt verminderd.

2.2.6. Afwezigheden die verband houden met het vrijstellen van het volgen van bepaalde onderdelen van het lesprogramma omwille van cognitief sterk functioneren, leermoeilijkheden of leerachterstanden en de verplichte vervanging door een alternatief programma

Het betreft de mogelijkheid om een leerling gedurende een deel of het geheel van het schooljaar vrij te stellen van het volgen van bepaalde programmaonderdelen van om het even welk structuuronderdeel/opleiding (en is eveneens van toepassing in de leertijd (Syntra)), mits:

a) de leerling heeft onderwijsbehoeften omwille van:

  • hetzij cognitief sterk functioneren;
  • hetzij tijdelijke leermoeilijkheden of leerachterstanden voor een of meer vakken, of onderdelen van de opleiding binnen het stelsel voor leren en werken (bv. omwille van verandering van studierichting, instroom vanuit het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers, overkomst vanuit een ander landsgedeelte of het buitenland ...) en valt niet onder punt 2.2.7 van deze omzendbrief.

b) gunstige beslissing van de klassenraad, daar waar relevant naargelang van het tijdstip in het schooljaar, de toelatingsklassenraad of de begeleidende klassenraad, of in geval van de leertijd (Syntra), het begeleidingsteam.

c) akkoord van de betrokken personen.

Voor het voltijds gewoon secundair onderwijs, in voorkomend geval:

a) bestaat de toelatingsklassenraad, voor wat het onderwijzend personeel betreft, uit alle leden van het structuuronderdeel waarvoor de leerling opteert;

b) kan de vrijstelling van programmaonderdelen enkel betrekking hebben op vakonderdelen, activiteiten of doelen, maar niet op volledige vakken.

Hierop bestaan twee uitzonderingen:

1) een vrijstelling voor een of meer volledige vakken is wél toegelaten indien de vrijgekomen uren worden besteed aan Nederlands. Deze mogelijkheid laat onder meer toe om een leerling, na een onthaalklas te hebben gevolgd, in om het even welk structuuronderdeel en voor zolang door de klassenraad nodig geacht met het oog op taalbeheersing, meer uren Nederlands volgt. Uiteraard moet deze maatregel ook tegemoet komen aan de behoeften van andere doelgroepen die met taalproblemen Nederlands kampen;

2) een individuele vrijstelling voor een of meer volledige vakken is wél toegelaten voor een leerling die cognitief sterk functionerend is indien de klassenraad beslist dat de doelen van het vak/de vakken zijn bereikt.

c) worden de vrijgekomen uren besteed aan een door de betrokken klassenraad samengesteld vervangend en evenwaardig individueel lesprogramma dat de finaliteit van het structuuronderdeel niet aantast; per saldo blijft daardoor de studiebelasting voor de leerling dezelfde als voor de overige leerlingen uit zijn groep, vermits het totaal aantal wekelijkse uren niet wordt verminderd;

d) worden de individuele vrijstellingen en vervangingen schriftelijk en gemotiveerd vastgelegd in het leerlingendossier.

Voor leren en werken, in voorkomend geval:

a) kunnen individuele vrijstellingen nooit worden verleend voor het geheel van de algemene vorming of het geheel van de beroepsgerichte vorming;

b) worden individuele vrijstellingen en vervangingen schriftelijk en gemotiveerd vastgelegd in het leerlingendossier;

c) worden de vrijgekomen uren besteed aan een door de betrokken klassenraad, of in voorkomend geval, het begeleidingsteam, samengesteld vervangend en evenwaardig individueel lesprogramma dat de finaliteit van de opleiding niet aantast; per saldo blijft daardoor de studiebelasting voor de leerling dezelfde als voor de overige leerlingen uit zijn groep, vermits het totaal aantal wekelijkse uren niet wordt verminderd.

2.2.7. Afwezigheden die verband houden met het aanpassen van het lesprogramma in geval van ziekte, ongeval of specifieke onderwijsbehoeften

In alle vormen van secundair onderwijs kan voor een leerling die wegens ziekte, ongeval of specifieke onderwijsbehoeften bepaalde vakken niet kan volgen, de klassenraad bepaalde doelen van het curriculum vrijstellen en, waar mogelijk, vervangen door gelijkwaardige doelen. Daarbij is het van belang dat de doelen voor de studiebekrachtiging in functie van de finaliteit van het betreffende structuuronderdeel, ofwel de doelen voor het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs of naar de arbeidsmarkt nog in voldoende mate kunnen bereikt worden (= dispenseren). Dit systeem is individueel leerlinggericht en kan dus geen alibi zijn om het lesprogramma op klasniveau te wijzigen.

Een dergelijke flexibiliteit inzake bijsturing van het lesprogramma zal uiteraard slechts onder uitzonderlijke omstandigheden worden toegestaan en is geen afdwingbaar leerlingenrecht. De beslissingsbevoegdheid terzake ligt volledig bij de klassenraad, zodat verificatie- en inspectiediensten geen individueel appreciatierecht zullen kunnen uitoefenen. Alle documenten die betrekking hebben op de aanpassing van het lesprogramma (bv. het attest van een geneesheer-specialist waarop de school zich gebeurlijk heeft gebaseerd) worden per leerling ter beschikking gehouden van de verificatie- en inspectiediensten; een aanvraag of kennisgeving aan AGODI is dus niet vereist.

Het lesprogramma wordt, in uren uitgedrukt, dus niet verminderd maar wel aangepast in functie van de haalbaarheid van de leerling. Alle vakken, ook die van de basisvorming, komen voor vrijstelling in aanmerking. De klassenraad zal er wel over waken dat de vervangende vakken/activiteiten gelijkwaardig zijn, opdat de leerdoelstellingen en de eigenheid van het door de leerling gevolgde structuuronderdeel op een redelijke wijze behouden blijven. Een vrijstelling met vervangende activiteit kan zowel naar inhoud (vervanging van een vak door een ander) als naar vorm (alternatieve wijze van verstrekking), bv. lichamelijke opvoeding zou zowel kunnen worden vervangen door plastische opvoeding (of een ander vak) maar zou ook kunnen worden gehandhaafd door middel van een louter theoretische benadering.

In hoofde van de leerling mag onderhavig systeem worden gecombineerd met het systeem van spreiding van het lesprogramma (zie rubriek 2.2.8 van deze omzendbrief).

2.2.8. Afwezigheden die verband houden met het spreiden van een opleiding over langer dan de gebruikelijke studieduur in geval van ziekte, ongeval of specifieke onderwijsbehoeften

Voor een leerling die wegens ziekte, ongeval of specifieke onderwijsbehoeften het geheel van de vorming van een bepaald leerjaar niet binnen één schooljaar kan volgen, kan de klassenraad een spreiding van het lesprogramma hetzij van een leerjaar over twee schooljaren, hetzij van een graad over drie schooljaren toestaan. Elke regelmatige leerling moet omwille van de financiering aan een bepaald structuuronderdeel gekoppeld worden. Daarom wordt, bij spreiding van het programma over drie schooljaren, de leerling gedurende de eerste twee schooljaren ingeschreven in het eerste leerjaar van de betrokken graad. In het derde schooljaar wordt de leerling ingeschreven in het tweede leerjaar van de betrokken graad.

Een dergelijke flexibiliteit inzake leertrajecten en schooljaarorganisatie, waarbij de studiebelasting wordt verdeeld, zal uiteraard slechts onder uitzonderlijke omstandigheden worden toegestaan en is geen afdwingbaar leerlingenrecht. De beslissingsbevoegdheid terzake ligt volledig bij de klassenraad, zodat verificatie- en inspectiediensten geen individueel appreciatierecht zullen kunnen uitoefenen. De wijze waarop het lesprogramma wordt opgedeeld (periodes, vakken, ...) zal in functie van de haalbaarheid voor de leerling én voor de school worden vastgelegd.

Bij spreiding van het lesprogramma van een leerjaar over twee schooljaren, wordt de eindbeslissing over het al dan niet geslaagd zijn voor het desbetreffend leerjaar genomen na het tweede schooljaar. Op het einde van het eerste schooljaar vindt een tussentijdse evaluatie plaats over dat onderdeel van het lesprogramma dat door de leerling reeds effectief werd afgewerkt. Deze tussentijdse evaluatie wordt opgenomen in de notulen van de klassenraadsdeliberatie en zal worden meegenomen bij de eindevaluatie één jaar later. Op het proces-verbaal dat betrekking heeft op het eerste schooljaar, wordt de leerling onder een specifieke categorie vermeld. Aan de leerling wordt na het eerste schooljaar slechts een attest van regelmatige lesbijwoning toegekend (zie model in bijlage 10 van omzendbrief SO 64).

Bij spreiding van het lesprogramma van een graad over drie schooljaren, wordt de eindbeslissing over het al dan niet geslaagd zijn voor de desbetreffende graad genomen na het derde schooljaar. Op het einde van zowel het eerste schooljaar als het tweede schooljaar vindt een tussentijdse evaluatie plaats over dat onderdeel van het lesprogramma dat door de leerling reeds effectief werd afgewerkt. Deze tussentijdse evaluatie wordt opgenomen in de notulen van de klassenraadsdeliberatie en zal worden meegenomen bij de eindevaluatie op het einde van het derde schooljaar. Op het proces-verbaal dat betrekking heeft op het eerste schooljaar resp. het tweede schooljaar wordt de leerling onder een specifieke categorie vermeld en ontvangt hij telkens een attest van regelmatige lesbijwoning. Bij de eindevaluatie op het einde van het derde schooljaar wordt dan op dezelfde datum een studiebewijs over het eerste leerjaar én een studiebewijs over het tweede leerjaar toegekend, met dien verstande dat het slagen in het tweede jaar slechts kan na slagen in het eerste leerjaar.

Indien de eindbeslissing na het tweede schooljaar (bij een spreiding over twee schooljaren) of na het derde schooljaar (bij een spreiding van een graad over drie schooljaren) "niet-geslaagd" is, dan kan de leerling het structuuronderdeel overzitten, desgevallend opnieuw (mits akkoord van de klassenraad) op basis van het spreidingsprincipe. De spreiding kan dan concreet over een, twee of drie schooljaren, in functie van die inhouden waarvoor het overzitten opportuun is.

Voor wat de normering aangaande financiering/subsidiëring, rationalisatie en programmatie betreft, wordt de leerling elk schooljaar voor een volle eenheid in aanmerking genomen op de gebruikelijke tellingsdatum.

Indien de leerling, om welke reden dan ook, van school verandert, dan is de nieuwe school niet verplicht om het systeem van spreiding van het lesprogramma over te nemen. Indien de betrokken klassenraad van de nieuwe school daartoe wel bereid is, dan zullen de nodige afspraken met de klassenraad van de vorige school worden gemaakt.

In hoofde van de leerling mag onderhavig systeem worden gecombineerd met de mogelijkheid tot aanpassing van het lesprogramma (zie rubriek 2.2.7 van deze omzendbrief).

2.2.9. Afwezigheden die verband houden met het vrijstellen van het volgen van bepaalde onderdelen van het lesprogramma omwille van uitzonderlijke artistieke of sportieve talenten van de leerling

2.2.9.1. Sportief getalenteerde leerlingen

Het betreft de mogelijkheid om een leerling gedurende een deel of het geheel van het schooljaar vrij te stellen van het volgen van bepaalde programmaonderdelen (lees: vakken of vakonderdelen van om het even welk structuuronderdeel behoudens een topsportrichting), teneinde sportieve talenten verder te ontwikkelen, mits:

a) de leerling een topsportstatuut heeft voor het betrokken schooljaar;

b) gunstige beslissing van, naargelang van het tijdstip in het schooljaar, de toelatingsklassenraad of de begeleidende klassenraad;

c) akkoord van de betrokken personen.

In voorkomend geval:

a) bestaat de toelatingsklassenraad, voor wat het onderwijzend personeel betreft, uit alle leden van het structuuronderdeel waarvoor de leerling opteert;

b) moet voorafgaandelijk:

1) de selectiecommissie binnen het topsportconvenant aan de leerling het topsportstatuut hebben toegekend in de discipline gymnastiek (artistieke gymnastiek), hockey (discipline veldhockey), paardrijden (disciplines eventing, jumping en dressuur), tennis, triatlon of voetbal, en

2) de betrokken unisportfederatie de context of lesgever, betrokken bij de talentontwikkeling, als voldoende kwalitatief beschouwen;

c) worden de individuele vrijstellingen schriftelijk en gemotiveerd vastgelegd in het leerlingendossier;

d) vindt de talentontwikkeling plaats via onderricht door een schoolexterne lesgever binnen de school of in een sportieve leercontext buiten de school;

e) kan na overleg met, in voorkomend geval, de externe lesgever en met de betrokken personen, het individueel leertraject door de begeleidende klassenraad worden bijgestuurd of eventueel zelfs beëindigd indien de schoolresultaten negatief evolueren.

2.2.9.2. Artistiek getalenteerde leerlingen

Het betreft de mogelijkheid om een leerling gedurende een deel of het geheel van het schooljaar vrij te stellen van het volgen van bepaalde programmaonderdelen (lees: vakken of vakonderdelen) van om het even welk structuuronderdeel, teneinde artistieke talenten verder te ontwikkelen, mits:

a) de leerling een topkunstenstatuut heeft voor het betrokken schooljaar;

b) gunstige beslissing van, naargelang van het tijdstip in het schooljaar, de toelatingsklassenraad of de begeleidende klassenraad;

c) akkoord van de betrokken personen.

In voorkomend geval:

a) bestaat de toelatingsklassenraad, voor wat het onderwijzend personeel betreft, uit alle leden van het structuuronderdeel waarvoor de leerling opteert;

b) moet voorafgaandelijk een selectiecommissie aan de leerling het topkunstenstatuut A, indien de leerling opteert voor een KSO-structuuronderdeel, of het topkunstenstatuut B, indien de leerling opteert voor een ASO-, TSO- of BSO-structuuronderdeel, hebben toegekend;

c) worden de individuele vrijstellingen schriftelijk en gemotiveerd vastgelegd in het leerlingendossier;

d) vindt de talentontwikkeling plaats:

  • bij topkunstenstatuut A: via individueel onderricht binnen de school of in een artistieke leercontext buiten de school, verstrekt door een aan de school externe deskundige lesgever die eventueel fungeert in het stelsel van voordrachtgever of personeelslid is van een instelling voor hoger kunstonderwijs of deeltijds kunstonderwijs;
  • bij topkunstenstatuut B: via individueel onderricht in een artistieke leercontext buiten de school, verstrekt door een aan de school externe deskundige lesgever die eventueel personeelslid is van een instelling voor hoger kunstonderwijs of deeltijds kunstonderwijs.

e) kan de leerling van de selectiecommissie bijkomend het recht hebben verkregen om een bepaald aantal halve lesdagen (met een maximum van 90) per schooljaar gewettigd afwezig te zijn op school, teneinde deel te nemen aan wedstrijden, stages, masterclasses of andere school-extramurale activiteiten die rechtstreeks aanleunen bij de artistieke discipline van de leerling.

Ter info:

a) de selectiecommissie die topkunstenstatuten toekent, wordt ingesteld gezamenlijk door de ministers, bevoegd voor onderwijs en cultuur. De commissie hanteert selectiecriteria, waaronder alleszins het talentenprofiel van de leerling en het kwalitatief niveau van de externe lesgever of van de context;

b) een schriftelijke en gemotiveerde aanvraag tot toekenning van het topkunstenstatuut wordt ingediend door de betrokken personen (en niet door de school) bij AGODI uiterlijk 1 april van het voorafgaand schooljaar. Een eventuele aanvraag moet elk jaar worden hernieuwd.

2.2.10. Afwezigheden die verband houden met het spreiden van een 7de leerjaar kso of tso over het dubbele van de gebruikelijke studieduur

7de leerjaren kso of tso zijn sterk kwalificatieverhogend en moeten de tewerkstellingsperspectieven bevorderen. De aantrekkingskracht ervan kan toenemen door een flexibele tijdsordening (duurtijd), waardoor opleiding en werk makkelijker combineerbaar worden.

Alle documenten die betrekking hebben op de spreiding van het lesprogramma worden per leerling ter beschikking gehouden van de verificatie- en inspectiediensten.

Indien de eindbeslissing op het einde van de verdubbelde studieduur "niet-geslaagd" is, dan kan de leerling de opleiding overzitten, desgevallend opnieuw (mits akkoord van de school) op basis van het spreidingsprincipe. De spreiding kan dan concreet hetzij over de verdubbelde studieduur, hetzij over de gebruikelijke studieduur (beperkt tot die inhouden waarvoor het overzitten opportuun is).

Op het einde van de voor de opleiding "gebruikelijke" studieduur (waar de leerling zijn opleiding dus nog niet heeft voltooid) wordt een attest van regelmatige lesbijwoning uitgereikt (model: zie bijlage 10 van omzendbrief SO 64).

2.2.11. Afwezigheden die verband houden met het spreiden van een module van de opleiding verpleegkunde HBO over het dubbele van de gebruikelijke studieduur

Deze verlenging van studieduur maakt het mogelijk om tegemoet te komen aan de specifieke opleidingsbehoeften van bepaalde doelgroepen. Op de (halve) dagen afwezigheid, kunnen voor de leerlingen andere activiteiten, bv. VDAB-begeleiding, worden voorzien.

Alle documenten die betrekking hebben op de spreiding van het lesprogramma worden per leerling ter beschikking gehouden van de verificatie- en inspectiediensten.

Indien de eindbeslissing op het einde van de verdubbelde studieduur "niet-geslaagd" is, dan kan de leerling de module overzitten, desgevallend opnieuw (mits akkoord van de school) op basis van het spreidingsprincipe. De spreiding kan dan concreet hetzij over de verdubbelde studieduur, hetzij over de gebruikelijke studieduur (beperkt tot die inhouden waarvoor het overzitten opportuun is).

Op het einde van de voor de module gebruikelijke studieduur (waar de leerling de module dus nog niet heeft voltooid) wordt een attest van regelmatige lesbijwoning uitgereikt (model: zie bijlage 10 van omzendbrief SO 64).

2.2.12. Afwezigheden die verband houden met revalidatie tijdens de lesuren

De directie van een school heeft beslissingsbevoegdheid tot wettiging van de afwezigheid van een leerling omwille van revalidatie binnen of buiten de school tijdens de lesuren, uitgevoerd door schoolexterne hulpverleners die hiertoe bij de wet gemachtigd zijn; meer bepaald gaat het om een behandeling na ziekte of ongeval (situatie 1) of een behandeling omwille van een specifieke onderwijsgerelateerde behoefte waarvoor een handelingsgericht advies is gegeven (situatie 2). Het schoolbestuur van de school moet volledig onafhankelijk zijn van de behandelende persoon of van zijn bestuur.

"Bij de wet gemachtigd zijn" is een algemene omschrijving om aan te geven dat de schoolexterne hulpverleners hun therapeutische taak uitvoeren binnen een door de wet geregelde context; dit kan een hulpverleningsinstantie zijn (zoals een revalidatiecentrum bijvoorbeeld) of op basis van het statuut van zelfstandig therapeut (logopedist, kinesitherapeut ...). De schoolexterne hulpverleners moeten kunnen legitimeren dat zij hun beroep uitoefenen op een reglementaire basis. Omdat de beroepscontexten sterk kunnen verschillen zullen ook diverse reglementaire kaders in het geding zijn.

Situatie 1: de afwezigheid omwille van revalidatie na ziekte of ongeval gedurende maximaal 150 minuten per week, verplaatsing inbegrepen. De school moet beschikken over een dossier dat tenminste de volgende elementen bevat:

1) een verklaring van de ouders waarom de revalidatie tijdens de lesuren moet plaatsvinden;

2) een medisch attest waaruit de noodzakelijkheid, de frequentie en de duur van de revalidatie blijkt;

3) tot en met het schooljaar 2022-2023: een advies, geformuleerd door het CLB, na overleg met de begeleidende klassenraad en de ouders. Dat advies moet motiveren waarom revalidatie tijdens de lesuren vereist is. Vanaf het schooljaar 2023-2024 vervalt de verplichting van een advies van het CLB. Voor de nieuwe aanvragen voor volgend schooljaar (2023-2024), die dit schooljaar (2022-2023) worden opgemaakt, is dit CLB advies overbodig;

4) een toestemming van de directeur voor een periode die de duur op jaarbasis van de behandeling, vermeld in het medisch attest, niet kan overschrijden.

Uitzonderlijk kunnen de 150 minuten overschreden worden, mits gunstig advies van de CLB-arts, in overleg met de begeleidende klassenraad en de ouders. Het advies moet motiveren waarom de behandeling tijdens de lesuren noodzakelijk blijft en moet aantonen dat door die afwezigheid het leerproces van de leerling niet ernstig wordt benadeeld.

Situatie 2: de afwezigheid gedurende maximaal 150 minuten per week (voor een leerling met een IAC-verslag of OV4-verslag: 250 minuten per week), verplaatsing inbegrepen, van leerlingen met een specifieke onderwijsgerelateerde behoefte waarvoor een handelingsgericht advies is gegeven als vermeld in artikel 2, 11°, g), van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.

De school moet beschikken over een dossier dat tenminste de volgende elementen bevat:

1) een verklaring van de ouders waarom de revalidatie tijdens de lesuren moet plaatsvinden;

2) een advies, geformuleerd door het CLB in overleg met de begeleidende klassenraad en de ouders. Dat advies moet motiveren waarom de problematiek van de leerling van die aard is dat het wettelijk voorziene zorgbeleid van een school daarop geen antwoord kan geven en dat de revalidatietussenkomsten niet beschouwd kunnen worden als schoolgebonden aanbod. Onder schoolgebonden aanbod wordt verstaan: het reguliere pedagogisch-didactische aanbod voor alle leerlingen, de aanvullende zorgmaatregelen op niveau van de school of scholengemeenschap, en de schoolexterne dienstverlening door personeel of diensten, gefinancierd of gesubsidieerd door het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming (deze omschrijving is conform de adviezen van de Commissie Zorgvuldig Bestuur);

3) een samenwerkingsovereenkomst tussen de school en de revalidatieverstrekker over de manier waarop de revalidatie het onderwijs voor de leerling in kwestie zal aanvullen en de manier waarop de informatie-uitwisseling zal verlopen. De revalidatieverstrekker bezorgt op het einde van elk schooljaar een evaluatieverslag aan de directie van de school en van het CLB, met inachtneming van de privacywetgeving waaraan hij onderworpen is;

4) een toestemming van de directeur, die in voorkomend geval niet schooljaaroverschrijdend is doch jaarlijks moet vernieuwd en gemotiveerd worden, rekening houdend met het evaluatieverslag vermeld in punt 3).

De verzekering van de leerlingen die tijdens de lesuren revalidatie krijgen buiten de school, wordt tijdens de revalidatie en tijdens de verplaatsingen gedekt door de revalidatieverstrekker. De begeleiding van de leerling tijdens de verplaatsingen vallen niet ten laste van de school.

3. Problematische afwezigheden

3.1. Beleid

Problematische afwezigheden zijn afwezigheden die niet van rechtswege of door de school gewettigd zijn. Zoals eerder vermeld zijn de hierna volgende richtlijnen in duaal leren en het stelsel van leren en werken ook van toepassing op problematische afwezigheden binnen het luik "arbeidsdeelname" en het luik "aanloopcomponent".

Het beleid inzake problematische afwezigheden is gericht op een aanpak van open communicatie over alle afwezigheden.

De school blijft in eerste instantie verantwoordelijk voor het opvolgen van de afwezigheden en het begeleiden van de leerlingen zelf. Ze moet echter samenwerken met het CLB dat de nodige expertise heeft om op het vlak van problematische afwezigheden de school te ondersteunen bij haar preventie, begeleiding en remediëring. Ook kan het CLB als draaischijf fungeren naar de welzijnssector toe. Vaak gaat het immers over problemen die wijzen op een afwezigheid die het gevolg is van een complex gegeven van familiale, sociale, psychische, socio-emotionele en andere factoren.

Het vlug en strikt opvolgen van afwezigheden is relevant voor het preventief aanpakken van deze problematiek. Daarom is het belangrijk dat de school:

  • er oog voor heeft dat een mogelijke opeenstapeling van allerlei afwezigheden kan wijzen op een onderliggende problematiek. Van elke geregistreerde afwezigheid moet de exacte reden gekend zijn;
  • reeds bij de eerste registratie van een dergelijke afwezigheid in communicatie treedt (via bv. een gesprek, huisbezoek of nota in de klasagenda)met de betrokken leerling (en/of de ouders).

De als problematisch geregistreerde afwezigheid van een leerling wordt als gewettigd beschouwd als de school aan volgende voorwaarden voldoet:

1° begeleidende maatregelen nemen, ongeacht het aantal halve dagen problematische afwezigheid dat de leerling opbouwt;

2° een dossier van die begeleidende maatregelen bijhouden, eventueel als onderdeel van het leerlingendossier;

3° vanaf vijf al dan niet gespreide halve lesdagen problematische afwezigheid per schooljaar die afwezigheden signaleren aan het CLB en vanaf dat moment samenwerken met het CLB rond begeleiding van de leerling.

Ongeacht het aantal problematische afwezigheden wordt van de scholen verwacht dat ze, in samenwerking met het betrokken CLB, zich engageren om gedurende het gehele schooljaar leerlingen intensief te begeleiden.

3.2. Zorgwekkende dossiers

Problematische afwezigheden kunnen een zorgwekkend karakter krijgen. Ongeacht het feit of hier van manifeste onwil of zelfs tegenwerking van de betrokken personen sprake is, zal blijken dat alle begeleidingsinspanningen van de school tevergeefs zijn. Dergelijke gevallen komen neer op een ondubbelzinnige schending van de leerplicht.

Indien het een jongere betreft die nog tenminste één schooljaar leerplichtig is, dan kan de school - indien ze het opportuun acht - het dossier overmaken aan AGODI. Dit gebeurt aan de hand van het formulier in bijlage 2. De overheid zal dan in functie van de omstandigheden die maatregelen nemen die zich opdringen.

Indien zich tot slot een dergelijke zeer problematische afwezigheid voordoet, ondanks alle begeleidingspogingen, of indien de leerling zelfs spoorloos is, dan kan de betrokken school ook steeds beslissen om tot uitschrijving van de leerling over te gaan. Het is immers zinloos om tijd en energie te blijven steken in een zaak die, over relatief langere tijd bekeken, geen kentering ten gunste vertoont. De school, die weliswaar terzake over beslissingsbevoegdheid beschikt, zal er zorg voor dragen dat hierover duidelijke informatie bij voorkeur in het schoolreglement is opgenomen en dat deze optie slechts in exceptionele gevallen wordt aangegrepen. Indien de leerling tijdens het schooljaar alsnog naar school terugkeert, dan schrijft de school de leerling opnieuw in.

4. Koppeling aan schooltoelagen

Naast financiële en opleidingsvoorwaarden, wordt de schooltoelage ook afhankelijk gesteld van de participatie op school. Dit is één van de beleidsmaatregelen gericht op spijbelpreventie. Opdat de administratie het voldoen aan deze voorwaarden kan vaststellen, is een correcte registratie van in- en uitschrijvingen en van aan- en afwezigheden essentieel.

De voorwaarden inzake participatie op school om recht te hebben op een schooltoelage zijn de volgende:

1° op de laatste schooldag van juni ingeschreven zijn in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school; de leerling die hieraan niet of niet langer voldoet, zal zijn schooltoelage moeten terugbetalen;

2° geen overmatig aantal dagen problematisch afwezig zijn geweest; de leerling die, ondanks begeleidingsmaatregelen van de school en het CLB en ondanks verwittigingen van de overheid, gedurende twee opeenvolgende schooljaren 30 of meer halve dagen problematisch afwezig is geweest, zal zijn schooltoelage (van het tweede schooljaar) moeten terugbetalen;

3° na uitschrijving in de loop van het schooljaar binnen de 15 kalenderdagen in een andere school ingeschreven zijn; een leerling die hieraan niet voldoet, zal zijn schooltoelage moeten terugbetalen.

5. Bijlagen