Categorieën
Advies

Advies 2020-20

Met name het onterecht opvoeren van een coauteur is een ernstige schending, die volgens het LOWI moet worden gekwalificeerd als een schending van de wetenschappelijke integriteit. Op fouten en onzorgvuldigheden in conceptversies moeten wetenschappers niet worden afgerekend.

Print Friendly, PDF & Email

naar aanleiding van het verzoek van:

1. [Verzoeker]

over het aanvankelijk oordeel van

2. het College van Bestuur van Maastricht University

Procesverloop

Op 5 juli 2019 heeft Verzoeker een klacht ingediend bij het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht (hierna: Bestuur) over een mogelijke schending van wetenschappelijke integriteit door [Betrokkene].

Het Bestuur heeft deze klacht ter advisering doorgestuurd aan de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Maastricht (hierna: CWI).

De CWI heeft het Bestuur op 3 februari 2020 geadviseerd de klacht
gedeeltelijk gegrond te verklaren.

Het Bestuur heeft het advies van de CWI overgenomen en heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard in het aanvankelijk oordeel van 17 februari 2020.

Verzoeker heeft het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (hierna: LOWI) middels een verzoekschrift dat op 26 maart 2020 door het LOWI is ontvangen, verzocht advies uit te brengen over dit aanvankelijk oordeel.

Het LOWI heeft in zijn vergadering van 22 april 2020 besloten het verzoek in behandeling te nemen.

Het Bestuur en Betrokkene hebben allebei een verweerschrift ingediend.

Verzoeker en Betrokkene hebben op deze verweerschriften gereageerd.

Het Bestuur en Betrokkene hebben een laatste reactie gegeven.

Na bespreking van het dossier in zijn vergadering van 1 september 2020 achtte het LOWI zich nog onvoldoende geïnformeerd . Daarom zijn op 7 september 2020 aanvullende vragen aan het Bestuur gesteld.

Het Bestuur heeft deze vragen op 21 september 2020 beantwoord en op 23 september 2020 aangevuld.

Het LOWI acht zich na de beantwoording van deze vragen voldoende geïnformeerd om advies uit te brengen. Partijen zijn 12 oktober 2020 op de hoogte gesteld van de beslissing om geen hoorzitting te houden.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker promoveert aan de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences van Maastricht University. Betrokkene was zijn promotor.

Kern van de zaak

2. Verzoeker betoogt dat Betrokkene de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Hiertoe wijst hij op onregelmatigheden in twee subsidieaanvragen, een proefschrift dat Betrokkene heeft begeleid en een artikel dat Betrokkene heeft gepubliceerd. In zijn aanvankelijk oordeel geeft het Bestuur Verzoeker gedeeltelijk gelijk en oordeelt het dat Betrokkene lichte tekortkomingen en bedenkelijke onderzoekspraktijken kunnen worden toegeschreven. Het Bestuur is echter van oordeel dat Betrokkene de wetenschappelijke integriteit niet heeft geschonden. Het Bestuur heeft het faculteitsbestuur gevraagd te onderzoeken of deze bevindingen incidenten zijn of dat sprake is van een structureel probleem. Volgens Verzoeker gaat het Bestuur in zijn aanvankelijk oordeel niet ver genoeg en zou het Bestuur moeten oordelen dat Verzoeker de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden.

Opzet van dit advies

3. Het LOWI zal Verzoekers bezwaren tegen het aanvankelijk oordeel hierna per onderdeel (subsidieaanvragen, proefschrift, artikel uit 2013) behandelen. Maar eerst ziet het LOWI aanleiding voor een aantal algemenere overwegingen over de uitbreiding van de klacht en het anonieme deskundigenrapport dat aan het CWI-advies en aanvankelijk oordeel ten grondslag ligt.

Uitbreiding klacht

4. Verzoeker betoogt bij het LOWI dat Betrokkene zijn copyright of auteursrecht heeft geschonden. Dit is een nieuw bezwaar waarmee hij zijn oorspronkelijke klacht uitbreidt. Verzoeker breidt zijn klacht ook uit door bij het LOWI nadrukkelijk te klagen over andere wetenschappers dan Betrokkene. Uitbreiding van de klacht is in deze fase van de procedure waarin het LOWI om advies wordt gevraagd over het aanvankelijk oordeel van het Bestuur niet toegestaan. Het LOWI zal hierover dan ook geen advies uitbrengen aan het Bestuur.

Anonieme deskundige

5. Verzoeker betoogt dat de identiteit van de door de CWI geraadpleegde deskundige ten onrechte niet aan hem is bekend gemaakt.

6. Het aanvankelijk oordeel is in belangrijke mate gebaseerd op een deskundigenrapport. Een deskundigenrapport is in klachtenprocedures zoals hier aan de orde van groot belang omdat het conclusies bevat over vaktechnische aspecten die buiten het vakgebied van de CWI-leden vallen. Om te kunnen bepalen of een deskundigenrapport aan een aanvankelijk oordeel ten grondslag kan worden gelegd, moet een deskundigenrapport op zijn eigen merites worden beoordeeld.

Hiervoor is ook de identiteit van de deskundige relevant. Zo moet aan de hand van die identiteit worden vastgesteld of de deskundige inderdaad deskundig is op het terrein van de voorgelegde vragen en of de deskundige onafhankelijk is ten opzichte van partijen.

6.1. In deze zaak (net als in zaak nr. 2020-21) is de identiteit van de deskundige wel bij de CWI en het Bestuur bekend, maar niet bij partijen. Het Bestuur heeft toegelicht dat de deskundige zelf heeft verzocht om zijn identiteit niet aan partijen bekend te maken. De CWI heeft aan dit verzoek van de deskundige om niet verder in het conflict te worden betrokken voldaan, mede gelet op de opstelling van Verzoeker tijdens de CWI-procedure waarin hij de pers heeft benaderd.

6.2. Het LOWI overweegt dat de identiteit van een deskundige vanuit het oogpunt van transparantie en een zorgvuldige klachtenbehandeling in beginsel aan partijen bekend moet worden gemaakt. Niet alleen de CWI en het Bestuur, maar ook partijen moeten een deskundigenrapport immers op zijn eigen merites kunnen beoordelen.

Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien de omstandigheden daarvoor aanleiding geven, zoals in dit geval blijkens de toelichting van het Bestuur is gebeurd. In een dergelijk geval moet een CWI wel motiveren waarom is besloten om de identiteit van de deskundige niet aan partijen kenbaar te maken. Het voor partijen geheim houden van de identiteit van een deskundige moet uitzondering blijven. Het zou in voorkomende gevallen daarom beter zijn als de CWI op zoek gaat naar een andere deskundige die wel instemt met het bekendmaken van zijn identiteit aan partijen.

In deze zaak heeft het LOWI het Bestuur gevraagd om de naam van de deskundige uitsluitend aan het LOWI bekend te maken zodat het LOWI, ten behoeve van Verzoeker en Betrokkene, alsnog de onafhankelijkheid en deskundigheid van de geraadpleegde deskundige kan beoordelen. Het Bestuur heeft hieraan gehoor gegeven, nadat de deskundige hiervoor toestemming had gegeven. Het LOWI bevestigt dat de geraadpleegde deskundige onafhankelijk en deskundig is. De deskundige is niet aan Maastricht University verbonden en is hoogleraar moleculaire biologie. Het Bestuur heeft het deskundigenrapport naar het oordeel van het LOWI daarom aan zijn aanvankelijk oordeel ten grondslag mogen leggen.

De subsidieaanvragen

De concept subsidieaanvraag

7. Verzoeker klaagt dat Betrokkene in een concept subsidieaanvraag een label in het onderschrift bij een figuur heeft vervalst.

7.1. Volgens de CWI en het Bestuur heeft Betrokkene geen norm van wetenschappelijke integriteit geschonden. Mede door de oplettendheid van Verzoeker is de onzorgvuldigheid van Betrokkene tijdig hersteld, aldus de CWI, en is het juiste label gebruikt in de uiteindelijke subsidieaanvraag. Dit past volgens de CWI in een onderzoeksomgeving waarin ruimte is voor discussie en verbetering van elkaars werk.

7.2. Verzoeker betoogt dat het aanvankelijk oordeel voorbij gaat aan de bewuste acties die Betrokkene heeft moeten verrichten om het juiste label te vervangen door het foutieve label. Volgens Verzoeker heeft Betrokkene het label expres gefalsificeerd om de kansen op toekenning van de subsidie te vergroten en miskent het Bestuur de ernst van de situatie.

7.3. In zijn verweerschrift herhaalt het Bestuur zijn standpunt dat de onzorgvuldigheid van Betrokkene tijdig is hersteld voor indiening van de definitieve subsidieaanvraag en dat de wetenschappelijke integriteit niet is geschonden. Betrokkene ontkent in zijn verweer dat hij het label onder de figuur in de conceptaanvraag expres zou hebben aangepast. Hij geeft toe dat hij in een conceptversie van de subsidieaanvraag een foutief label had gebruikt, maar verklaart dat dit komt omdat hij bij het opstellen van die conceptversie van de subsidieaanvraag de figuur in kwestie niet paraat had. Betrokkene stelt dat het verkeerde label de kans op toekenning van de subsidie niet zou hebben vergroot. Betrokkene wijst ook op een e-mail van Verzoeker waarin hij zich juist positief heeft uitgelaten over de uiteindelijk ingediende subsidieaanvraag en waarin hij dit teamwork heeft genoemd.

7.4. De subsidieaanvraag waar het in dit klachtonderdeel om gaat dateert van voor de inwerkingtreding van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018. Daarom is de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 (herzien 2014) van toepassing.
Principe 1 van die gedragscode bepaalt onder meer dat wetenschappelijke activiteiten met zorgvuldigheid geschieden. En dat prestatiedruk daaraan geen afbreuk mag doen.
Uitwerking 1.6 bepaalt vervolgens onder meer dat zorgvuldigheid blijkt uit precisie en nuance bij het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en het publiceren van de resultaten daarvan.

7.5. Principe 1 en uitwerking 1.6 zien ook op de fase van wetenschappelijk onderzoek waarin subsidieaanvragen worden ingediend. Subsidieaanvragen moeten dus aan het principe van zorgvuldigheid voldoen waarbij voldoende precisie en nuance moet worden betracht. In dit geval gaat het echter om een fout in een conceptversie van een subsidieaanvraag. Het LOWI onderschrijft het aanvankelijk oordeel van het Bestuur dat dit geen schending van een norm van wetenschappelijke integriteit oplevert. In een conceptversie van een subsidieaanvraag kunnen fouten en onzorgvuldigheden nog worden hersteld ten behoeve van de definitieve aanvraag. Op fouten en onzorgvuldigheden in een conceptversie moeten wetenschappers niet worden afgerekend.

De definitieve en ingediende subsidieaanvraag

8. Verzoeker betoogt ook dat Betrokkene in een definitieve en ingediende subsidieaanvraag een verkeerde techniek heeft genoemd in het onderschrift bij een figuur. Deze techniek is niet gebruikt bij de uitvoering van het experiment waarover de figuur rapporteert, maar zou het experiment volgens Verzoeker wel meer gewicht geven.

8.1. De CWI constateert dat Betrokkene inderdaad een niet toegepaste techniek heeft genoemd in het onderschrift in kwestie. Volgens de CWI en het Bestuur is dit een slordige fout en heeft Betrokkene de details van het experiment onvoldoende gecontroleerd. Volgens de CWI is sprake van een lichte tekortkoming als bedoeld in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018. De CWI is van oordeel dat Betrokkene niet de bedoeling heeft gehad data te manipuleren in de subsidieaanvraag en hiervan te profiteren. Verder overweegt de CWI dat de potentiële gevolgen beperkt zijn gebleven omdat de subsidie niet is toegekend en zou Betrokkene (die zijn fout erkent), deze onzorgvuldigheid hebben rechtgezet indien de subsidie wel zou zijn toegekend.

8.2. Verzoeker betoogt dat Betrokkene deze fout in de subsidieaanvraag expres heeft gemaakt en dat hij zich daarmee aan datafalsificatie heeft schuldig gemaakt.

8.3. In zijn verweerschrift herhaalt het Bestuur zijn standpunt dat Betrokkene een lichte tekortkoming heeft begaan in de definitieve en ingediende subsidieaanvraag. In zijn verweerschrift bij het LOWI verduidelijkt Betrokkene dat hij de figuur in de subsidieaanvraag heeft opgenomen om te illustreren dat zijn onderzoeksgroep onderzoek doet naar een bepaald onderwerp en om te laten zien dat een bepaald genfragment is gevonden, waarbij het niet ter zake doet welke techniek daarvoor is gebruikt. Volgens Betrokkene trekt Verzoeker de kwestie uit verband. Betrokkene erkent dat hij had kunnen zien dat het experiment niet was uitgevoerd met de door hem opgevoerde techniek in het onderschrift bij de figuur, maar hij had de volledige achtergrond van het experiment bij het schrijven van de aanvraag niet paraat en hoefde dat ook niet omdat het niet met de kern van zijn aanvraag had te maken, aldus Betrokkene.

8.4. De subsidieaanvraag is ingediend op 27 september 2018. Dit is voor de inwerkingtreding van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 (1 oktober 2018). Daarom is de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 (herzien 2014) van toepassing. Zoals in overweging 7.4 en 7.5 van dit advies al is overwogen zien principe 1 en uitwerking 1.6 ook op de fase van wetenschappelijk onderzoek waarin subsidieaanvragen worden ingediend.

Naar het oordeel van het LOWI is Betrokkene niet voldoende precies geweest in het onderschrift bij de figuur in de subsidieaanvraag. Daarmee heeft hij principe 1.6 van de gedragscode geschonden. Het LOWI is van oordeel dat dit kwalificeert als onzorgvuldig, en niet als verwijtbaar onzorgvuldig of als een schending van de wetenschappelijke integriteit. Hierbij betrekt het LOWI dat de figuur in kwestie, en het onderschrift daarbij, niet de kern van de subsidieaanvraag betrof. Verder is er geen concrete aanwijzing dat Betrokkene deze fout met opzet zou hebben gemaakt. Het LOWI acht hierbij de toelichting van Betrokkene dat het noemen van de verkeerde techniek hem geen voordelen biedt in de subsidieaanvraag overtuigender dan Verzoekers stelling dat Betrokkene de verkeerde techniek heeft genoemd om het experiment meer gewicht te geven. Onder deze omstandigheden strekt het te ver om de schending van uitwerking 1.6 zwaarder te kwalificeren dan onzorgvuldig.

Het proefschrift

9. Verzoeker heeft bij de CWI geklaagd dat Betrokkene de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden in een proefschrifthoofdstuk dat Betrokkene heeft begeleid. Betrokkene is corresponding author van dit hoofdstuk waarvan het de bedoeling is dat het als artikel in een wetenschappelijk tijdschrift wordt gepubliceerd. Verzoeker is coauteur. Het gaat voor alle duidelijkheid dus niet om het proefschrift van Verzoeker zelf, maar om een proefschrift van een andere promovendus. Verzoeker wijst op onregelmatigheden in figuur x en figuur y van dat proefschrift. Ook wijst hij erop dat Betrokkene regels over auteurschap heeft geschonden en dat Betrokkene zich te actief heeft opgesteld in de begeleiding van de promovendus.

Figuur x

10. Het Bestuur en de CWI hebben zich gebaseerd op de geraadpleegde deskundige en constateren dat er tijdens de reproductie van de data twee zogenoemde lanes zijn omgewisseld waardoor een discrepantie is ontstaan tussen het lab notebook en het daarbij corresponderende digitale document. De digitale versie van het proefschrift is gecorrigeerd op dit punt, maar in de papieren versie van het proefschrift staat deze fout nog. Volgens het Bestuur is de wetenschappelijke discussie in het hoofdstuk niet ernstig aangetast omdat die zich concentreert op data waarbij in de reproductie geen fouten waren gemaakt. Volgens de CWI heeft Verzoeker terecht gewezen op een omissie, maar is geen sprake van datafalsificatie.

10.1. Verzoeker betoogt dat het Bestuur en de CWI niet streng genoeg zijn, omdat de fouten in de data nog wel in de papieren versie van het proefschrift staan. Verzoeker weerspreekt verder de verklaring van de technicus die erkent dat hij de fouten heeft gemaakt. Volgens Verzoeker heeft Betrokkene hem opdracht gegeven om een fout te maken bij de reproductie van de data.

10.2. Tussen partijen is niet in geschil dat bij de reproductie van de data twee lanes zijn omgewisseld, waardoor de figuur in het hoofdstuk een fout bevat die nog steeds in de geprinte versie van het proefschrift staat. Het LOWI volgt Verzoeker niet in zijn betoog dat Betrokkene zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan datafalsificatie. Juist is dat Betrokkene als supervisor van dit hoofdstuk in het proefschrift en als corresponding author verantwoordelijkheid draagt voor de wetenschappelijke inhoud van dit hoofdstuk en dus ook voor de figuur x. Het LOWI is door de verklaringen van Betrokkene en de technicus uit het lab overtuigd dat sprake is van een fout en niet van datafalsificatie zoals Verzoeker stelt. Hierbij betrekt het LOWI de observatie van de deskundige dat de wetenschappelijke discussie zich concentreert op de data waarmee in de reproductie geen fouten zijn gemaakt. Ook betrekt het LOWI hierbij dat Verzoeker geen aanwijzingen naar voren heeft gebracht die erop duiden dat er opzet in het spel is.

Betrokkene had als begeleider en corresponding author van het hoofdstuk de technische fout in de reproductie van de data moeten opmerken en (laten) corrigeren. Dat hij dit niet heeft gedaan is in strijd met uitwerking 1.6 (precisie) van de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening 2004 (herzien 2014). Hierbij betrekt het LOWI dat het principe van zorgvuldigheid zich ook uitstrekt tot de relatie tussen promotor en promovendus (uitwerking 1.7). Dat Betrokkene de technische fout niet heeft opgemerkt en (laten) corrigeren acht het LOWI onzorgvuldig. Het is echter niet verwijtbaar onzorgvuldig of een schending van de wetenschappelijke integriteit.

Figuur y

11. Verzoeker heeft bij de CWI geklaagd dat het onderschrift van figuur y conclusies trekt die niet worden ondersteund door de figuur zelf, omdat niet is gecontroleerd of de samples een gelijke lading proteïne bevatten.

11.1. De deskundige heeft over dit klachtonderdeel gerapporteerd dat er zonder een loading control geen sterke conclusies uit de figuur in kwestie kunnen worden getrokken. Volgens de deskundige moeten de conclusies bij deze figuur worden gezien als een overinterpretatie van data en niet als een integriteitsschending. De CWI en het Bestuur baseren zich op dit deskundigenoordeel en overwegen dat Betrokkene de wetenschappelijke integriteit niet heeft geschonden.

11.2. Betrokkene stelt in zijn verweerschrift bij het LOWI dat er in zijn opinie geen sprake is van overinterpretatie van data, maar van interpretatie met als doel om tot de juiste follow-up experimenten te komen.

11.3. Verzoeker en Betrokkene verschillen van mening over de vraag of de conclusies bij de figuur worden ondersteund door de informatie uit de figuur zelf. Het Bestuur heeft zich naar het oordeel van het LOWI op dit punt terecht op het deskundigenoordeel gebaseerd. De deskundige is immers degene die hier vanuit het vakgebied van de moleculaire biologie zicht op heeft. Nu de deskundige aangeeft dat er geen sprake is van een integriteitsschending maar van overinterpretatie van data, kan het aanvankelijk oordeel dat
Betrokkene geen norm van wetenschappelijke integriteit heeft geschonden in het definitieve oordeel worden bevestigd.

Auteurschap

12. Verzoeker heeft bij de CWI geklaagd dat Betrokkene bij de totstandkoming van het hoofdstuk regels voor auteurschap heeft overtreden. Zo wijst hij erop dat de coauteurs, waaronder Verzoeker zelf, de definitieve versie van het manuscript niet hebben goedgekeurd. Ook wijst hij erop dat een wetenschapper zonder zijn medeweten is genoemd als coauteur en dat de promovendus ten onrechte het eerste auteurschap heeft gekregen.

12.1. Het Bestuur en de CWI volgen Verzoeker in zijn klacht. Het aanvankelijk oordeel luidt op dit punt dat coauteurs eerder in de gelegenheid hadden moeten worden gesteld om commentaar te leveren en dat zij definitieve goedkeuring hadden moeten geven. Verder had de wetenschapper die als coauteur werd genoemd op de hoogte moeten worden gesteld van zijn auteurschap en bij de totstandkoming van het hoofdstuk in het proefschrift betrokken moeten worden. De CWI gaat niet mee in de uitleg van Betrokkene dat het zijn bedoeling was om het hoofdstuk na de verdediging klaar te maken voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift en de coauteurs er vanaf dat moment meer bij te betrekken en hun toestemming voor het manuscript te vragen.

Volgens de CWI is dit niet aanvaardbaar, omdat ook een hoofdstuk uit een proefschrift een wetenschappelijke publicatie is die aan de regels voor auteurschap moet voldoen. Naar het oordeel van de CWI is dit een bedenkelijke onderzoekspraktijk. Het CWI wijst daarbij op de onderzoekscultuur waarin het proefschrift tot stand is gekomen en het feit dat het artikel nog niet in een wetenschappelijk tijdschrift is gepubliceerd.

12.2. Het LOWI begrijpt Verzoekers betoog zo dat hij vindt dat de geconstateerde onregelmatigheden over het auteurschap moeten worden gekwalificeerd als een schending van de wetenschappelijke integriteit.

12.3. Vast staat dat Betrokkene een wetenschapper zonder diens medeweten heeft opgevoerd als coauteur en dat Betrokkene heeft verzuimd andere coauteurs in de gelegenheid te stellen om het definitieve manuscript van het proefschrifthoofdstuk goed te keuren terwijl dit in het betreffende vakgebied wel gebruikelijk is. Naar het oordeel van het LOWI heeft Betrokkene hiermee uitwerking 1.4 van de Nederlandse Gedragscode wetenschapsbeoefening 2004 (herziening 2014) geschonden. Deze luidt: “Auteurschap wordt erkend. In het vakgebied gebruikelijke regels worden daarbij nageleefd.” Met name het onterecht opvoeren van een coauteur is een ernstige schending, die in beginsel moet worden gekwalificeerd als een schending van de wetenschappelijke integriteit. Anders dat de CWI is er naar het oordeel van het LOWI geen sprake van verzachtende omstandigheden die aanleiding geven voor een minder zware kwalificatie. Zo laten eventuele problemen binnen de onderzoekscultuur waarin dit proefschrift tot stand is gekomen onverlet dat Betrokkene als corresponding author verantwoordelijk moet worden gehouden voor deze ernstige overtreding van de regels over auteurschap. Dat het artikel nog niet in een tijdschrift is gepubliceerd neemt niet weg dat een proefschrift ook een wetenschappelijke publicatie is waarvoor de regels over auteurschap gelden. Het LOWI geeft Verzoeker dus in zoverre gelijk dat Betrokkene op dit punt de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden.

Begeleiding promovendus

13. Naar aanleiding van Verzoekers klacht over het eerste auteurschap van de promovendus heeft de CWI overwogen dat Betrokkene zich te actief heeft opgesteld in zijn begeleiding en bijdrage aan het hoofdstuk. Dit is volgens de CWI een bedenkelijke onderzoekspraktijk, maar de CWI merkt op dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de promotiewaardigheid van de PhD-kandidaat.

Zoals het LOWI eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in overweging 12 van LOWI-advies 2020, nr. 11, behoort de beoordeling van de promotiewaardigheid van proefschriften tot de competentie van het universitaire College voor Promoties. Het behoort niet tot de competentie van de CWI, het Bestuur of het LOWI om hierover te oordelen. Het had daarom voor de hand gelegen dat de CWI zich had onthouden van zijn overweging in het CWI-advies over de promotiewaardigheid van het proefschrift en de intensiviteit van de begeleiding die Betrokkene de promovendus heeft gegeven.

Het artikel uit 2013

14. Verzoeker heeft over een artikel uit 2013, waarvan Betrokkene corresponding author is, geklaagd dat de data in figuur x niet overeenkomen met de grafiek in figuur x-1 van dat artikel.

14.1. Na raadpleging van de deskundige die rapporteert dat figuur x inderdaad niet correspondeert met de gekwantificeerde data in figuur x-1, oordeelt het Bestuur dat de figuur slordig tot stand is gekomen en dat sprake is van een lichte tekortkoming.

14.2. Verzoeker betoogt bij het LOWI dat er een corrigendum moet komen voor deze fout.

14.3. Het LOWI stelt vast dat ook voor dit klachtonderdeel de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 (herzien 2014) geldt. Betrokkene heeft met de fout in figuur x/x-1 uitwerking 1.6 (precisie) van de gedragscode geschonden. Naar het oordeel van het LOWI kwalificeert dit als onzorgvuldig. Zoals Betrokkene in zijn verweerschrift terecht naar voren heeft gebracht is het corrigendum reeds gepubliceerd in de digitale versie van het tijdschrift waarin dit artikel is verschenen. Hiermee is de onzorgvuldigheid voldoende hersteld.

Conclusie

15. Het voorgaande leidt tot de volgende conclusies.

16. Het LOWI constateert dat de CWI steeds aan de verkeerde gedragscode heeft getoetst, te weten de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 in plaats van aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2004 (herzien 2014). In dit advies heeft het LOWI wel aan de juiste gedragscode getoetst. Het LOWI zal het Bestuur daarom adviseren om dit advies aan het definitieve oordeel ten grondslag te leggen, zodat dit gebrek wordt hersteld.

17. Zoals het LOWI in overweging 12.3 heeft overwogen, moeten de handelingen van Betrokkene met betrekking tot auteurschap worden gekwalificeerd als een schending van de wetenschappelijke integriteit. Deze handelingen moeten dus zwaarder worden gekwalificeerd dan het Bestuur in zijn aanvankelijk oordeel heeft gedaan. Het verzoek is in zoverre gegrond.

18. Over de definitieve en ingediende subsidieaanvraag (zie overweging 8.4), figuur x (zie overweging 10.2) en de publicatie uit 2013 (zie overweging 14.3) is het LOWI van oordeel dat Betrokkene wel onzorgvuldig heeft gehandeld, maar dat een zwaardere kwalificatie zoals verwijtbaar onzorgvuldig of een schending van de wetenschappelijke integriteit te ver voert. Het verzoek is in zoverre ongegrond.

19. Over de concept subsidieaanvraag (zie overweging 7.5) en figuur y (zie overweging 11.3) is het LOWI van oordeel dat Betrokkene geen normen van wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Er is op deze punten daarom geen aanleiding voor het oordeel dat Betrokkene onzorgvuldig of erger, verwijtbaar onzorgvuldig of in strijd met de wetenschappelijke integriteit, heeft gehandeld. Het verzoek is in zoverre ongegrond.

20. Over de begeleiding van een andere promovendus dan Verzoeker (zie overweging 13) is het LOWI van oordeel dat dit raakt aan de promotiewaardigheid van proefschriften en dat de CWI zich had moeten onthouden van een oordeel hierover.

ADVIES

Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit:

I. verklaart het verzoek gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond;

II. adviseert het Bestuur:
a. dit advies aan het definitieve oordeel ten grondslag te leggen, zodat aan de juiste gedragscode wordt getoetst;
b. de handelingen van Betrokkene met betrekking tot auteurschap te kwalificeren als een schending van de wetenschappelijke integriteit;
c. de passage in het CWI-advies over de promotiewaardigheid van het proefschrift buiten beschouwing te laten en niet aan het definitieve oordeel ten grondslag te leggen;
d. het aanvankelijk oordeel voor het overige ongewijzigd vast te stellen als definitief oordeel.

Aldus vastgesteld op 25 november 2020 door mr. E.J. Daalder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Zweistra, ambtelijk secretaris.

Print Friendly, PDF & Email