Flora- en fauna-activiteiten (exclusief jacht, beheer, schade en overlast)

Net als in de rest van Nederland en Europa bevinden zich in Zuid-Holland vele beschermde dier- en plantensoorten. Gaat u een activiteit uitvoeren die mogelijk effect heeft op een beschermde soort? Dan komt u in aanraking met de aanvullingspoor natuur onder deOmgevingswet. Denk hierbij aan activiteiten zoals het slopen, verduurzamen of verbouwen van een pand of woning, het bouwen en realiseren van nieuwe bouwwerken en het beheren van bestaande natuur. Hebben de activiteiten mogelijke negatieve gevolgen voor die beschermde soorten? Dan moet hiervoor een omgevingsvergunning voor een flora- en faunaactiviteit worden aangevraagd. Denk hierbij aan verstoringen door geluid en licht en het vernielen of verwijderen van nest-/verblijfsplaatsen en foerageergebieden. 

Het is belangrijk dat u voorafgaand aan uw geplande activiteit nagaat of er beschermde soorten aanwezig kunnen zijn. En of hiervoor een omgevingsvergunning voor een flora- en faunaactiviteit nodig is. Die aanvraag wordt getoetst aan de eisen die de wet daaraan stelt. 

1. Geldt er voor uw activiteit een vergunningplicht?

Met gebruik van de vergunningscheck in het DSOkrijgt u inzicht of er wellicht een vergunningplicht geldt voor uw activiteit. 

2. Is er een kans dat er beschermde soorten aanwezig zijn in uw plangebied?

Maak gebruik van de Soorten Kansenkaart Zuid-Holland (SKK)of de Beschermde SoortenIndicator (BeSI) om hier inzicht in te krijgen en start zo spoedig mogelijk met ecologisch onderzoek. Lees hier meer informatie over de SKK. 

3. Wat moet er in een goede aanvraag voor een omgevingsvergunning en ecologisch onderzoek staan?

Voorkom een onvolledige aanvraag door gebruik te maken van de indieningsvereisten, welke zijn opgenomen in artikel 7.197j tot en met 7.197s van de Omgevingsregeling.  

Daarnaast kunt u gebruik maken van het document richtlijn vergunning flora- en fauna-activiteit. De richtlijn is bedoeld voor het voorbereiden van een (concept)omgevingsvergunningaanvraag en het uitvoeren van ecologisch onderzoek. 

4. Wat zijn goede alternatieve voorzieningen voor beschermde diersoorten?

Wanneer er alternatieven voorzieningen in het kader van een flora- en fauna-activiteit getroffen dienen te worden kunt u gebruikmaken van de handreikingen alternatieve voorzieningen (huismus & gierzwaluw) ter ondersteuning in het keuzeproces. 

Let op! Natura 2000-gebieden

Controleer of u in of bij een Natura 2000-gebied aan het werk gaat via de interactieve kaart met Natura 2000-gebieden. Er kan sprake zijn van een vergunningplicht wanneer uw activiteit effect heeft op één van deze beschermde gebieden. 

Er is niet altijd sprake van vergunningplicht voor een flora- en fauna-activiteit

Niet voor alle handelingen en voor alle diersoorten is er sprake van vergunningplicht voor een flora- en fauna-activiteit. Er zijn uitzonderingen, lees hiervoor de Omgevingsverordening Zuid-Holland. Ook maakt het Besluit activiteiten leefomgeving in de artikelen 11.45, 11.53 en 11.59 uitzonderingen op de vergunningplicht voor een flora- en fauna-activiteit indien aantoonbaar gebruik gemaakt wordt van een door Het Rijk goedgekeurde gedragscode. Op de website van RVO vindt u alle informatie over gedragscodes. 

Wilt u iets melden over een gedragscode? Neem dan contact op met de Unit Groen Bodem en Opsporing van Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid via toezichtnatuur@ozhz.nl onder vermelding van: ‘melding gedragscode’. 

Gebiedsgerichte omgevingsvergunningen

Een gebiedsgerichte omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit kan worden aangevraagd voor: 

  • het uitvoeren van toekomstige werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling; 
  • voor beheer en onderhoud op grotere schaal. 

Deze vergunningen kunnen worden aangevraagd via een SoortenManagementPlan (SMP). Een SMP biedt een gebiedsgerichte aanpak voor activiteiten over een langere periode. De huidige projectgerichte aanpak wordt hiermee vervangen. Met een SMP wordt gewerkt met grotere ruimtelijke eenheden. Binnen deze eenheden vinden diverse werkzaamheden plaats, zijn complexe netwerken van beschermde soorten en functies aanwezig en worden deze in stand gehouden. Een goed SMP biedt door de gebiedsgerichte aanpak meer kansen voor een betere soortenbescherming dan de huidige situatie. Voor meer informatie over een SMP verwijzen wij naar de richtlijn soortenmanagementplannen Zuid-Holland.

Oprichten opvangcentra voor dieren

Dieren kunnen gewond raken of ziek worden. Ze worden dan opgevangen in gespecialiseerde opvangcentra. Voor het oprichten van een opvangcentrum voor dieren is een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit nodig. Voor een vergunning voor de opvang van zeezoogdieren, uitheemse dieren en invasieve exoten kunt u terecht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Voor de opvang van inheemse diersoorten kunt u bij ons een omgevingsvergunning aanvragen. 

U krijgt alleen een vergunning als u aan de volgende eisen voldoet: 

  • Uw opvangcentrum is een stichting of vereniging; 
  • U voert een inzichtelijk register van elk dier of elke diergroep; 
  • Uw opvangcentrum voor inheemse of uitheemse soorten heeft hetzelfde doel als dat uit de bijlage bij de Beleidsregels kwaliteit opvang diersoorten; 
  • De doelstelling van opvangcentrum voor invasieve exoten komt overeen met de doelstellingen in de bijlage bij de Beleidsregel kwaliteit opvang invasieve uitheemse diersoorten; 
  • Ook voldoet het opvangcentrum aan alle overige voorschriften uit de bijlage van de Beleidsregels.