Achtergrond

‘Hoe lang praten we racistische politici al naar de mond? En wat heeft dat opgeleverd? Niets!’

Geert Schuermans

Een boek dat iedereen moet lezen, schreef de bekende auteur Rutger Bregman over ‘Mijn ontelbare identiteiten’ van de Nederlandse antropoloog Sinan Çankaya. SAM vzw en Sociaal.Net konden Çankaya strikken voor een interview.

Dossier:  
Sinan Çankaya

© Marijn Smulders

In zijn essay ‘Mijn ontelbare identiteiten’ deelt cultureel antropoloog Sinan Çankaya zijn kijk op identiteit. Het is geen droog wetenschappelijk werk, maar een doorleefd persoonlijk verhaal over hoe een arbeiderszoon met Turkse achtergrond in Nijmegen opgroeit, naar Amsterdam verhuist en daar een academische carrière uitbouwt.

‘Voor witte lezers moest het boek schuren.’

De blurb van Rutger Bregman loog er niet om: “Dit is een boek dat iedereen in Nederland nu zou moeten lezen. Ik ken niemand die zo diepgravend, vlijmscherp, snoeihard en genuanceerd schrijft over racisme, uitsluiting, discriminatie en identiteit.” Reden genoeg voor een interview.

Ik moet Bregman gelijk geven ‘Mijn ontelbare identiteiten’ is jaloersmakend goed geschreven.

“Dank je. Er zitten dan ook vele uren werk in. Ik ben wetenschapper. Als ik artikels schrijf is dat in een jargon dat niet altijd even toegankelijk is. Toen ik aan dit boek begon, ging ik voor een populair wetenschappelijk werk. Ik had al 30.000 woorden. Nog 20.000 en ik was er. Maar toen begon ik te twijfelen. Ik had het gevoel dat het genre niet werkte. Ik wou het concreter hebben, levendiger, met personages waarbij mensen konden meevoelen.”

Dat is je gelukt. Je boek heeft me ontroerd, deed me lachen, maar ik heb als witte hooggeschoolde middenklasser me er ook geregeld erg ongemakkelijk bij gevoeld.

“Dat vind ik een compliment, want dat was exact mijn bedoeling. Een wetenschappelijk boek kun je lezen en wegleggen, maar als je in personages emotioneel geïnvesteerd hebt, word je gedwongen jezelf vragen te stellen: Herken ik me hierin? Welke keuzes zou ik maken? Doe ik dat ook?”

Waarom vind je dat belangrijk?

“Omdat het dan minder vrijblijvend wordt. Ik wou het lezers moeilijk maken om hun schouders erbij op te halen. Voor witte lezers als jij moest het schuren. Maar ook mensen met een migratieachtergrond die hun etnische identiteit te rigide opvatten, wou ik er niet makkelijk mee laten wegkomen. Ik wou ook vertellen wat Turks nationalisme aanricht, of het repertoire aan verhalen onder migranten dat mensen reduceert en geweld aan doet.”

‘Als ik één boodschap wil meegeven is het dat mensen gelaagd zijn, ambigu en ambivalent.’

In je boek toon je hoe je vader gedrag vertoont dat sommigen nu toxische mannelijkheid noemen. Tegelijk vertel je heel liefdevol over hem, wat die passages nog ontroerender maakt.

“Ik heb daar lang over getwijfeld omdat ik mijzelf en mijn familie eigenlijk erg blootgeef. Maar ik sta er wel achter. Ik wou waarachtig schrijven, en de waarheid is dat je individuen nooit tot één kenmerk kunt terug brengen. Als ik één boodschap wil meegeven is het dat mensen gelaagd zijn, ambigu en ambivalent.”

Die gelaagdheid is de kern van jouw identiteitsbegrip.

“Voor mij is onze identiteit geen afgelijnd onveranderlijk begrip. Het is een proces. Om te beginnen ga ik uit van de idee dat we sociaal gepositioneerd zijn. We hebben allemaal onze achtergrond. Tegelijk hebben we lichamen waardoor anderen ons proberen te definiëren op basis van hoe we eruit zien. Toch zijn we geen willoze slachtoffers: we definiëren onszelf, kunnen keuzes maken, hebben agency. Dat maakt identiteit tot een proces. We bezitten onze identiteiten niet. Ze zijn relationeel.”

Euhm, kan je dat wat concreter maken?

“Een paar jaar terug vroegen de Vrije Universiteit Amsterdam en mensenrechtenorganisatie Justice and Peace Nederland me om een column te komen lezen op de Martin Luther King-lezing. Ik vond dat een hele eer en zegde toe. In de eerste plaats omdat ik een expert ben op het terrein van ras, racisme en racialisering. Daarnaast word ik al een leven lang geracialiseerd: op basis van mijn uiterlijk ben ik vaker dan gemiddeld door de politie gecontroleerd, geweigerd aan de deur van de discotheek …”

‘Ik zie een raciale pikorde die solidariteit ondermijnt.’

“Ik dacht dus wel iets relevants te kunnen zeggen over het gedachtegoed van Martin Luther King. Anderen vonden dat ik de plaats van zwarte activisten innam, en zwarte stemmen het zwijgen zou opleggen. Ik zie vaker dat er een raciale pikorde in het leven wordt geroepen die solidariteit ondermijnt. Er is hier een verschil van mening dat ideologisch van aard is. Jammer genoeg laten we ons op deze manier uit elkaar spelen. Met een dikke knipoog gezegd: precies zoals De Witte Man het wil!”

Dat klinkt best als een onaangename ervaring.

“Ik heb al wat ervaring. Vanwege mijn kritiek op Erdogan en het Turkse regime maken nationalistische Turkse-Nederlanders mij wel vaker uit voor ‘nep-Turk’ of ‘landverrader’. Dat is op persoonlijk niveau niet fijn, maar ook op macroniveau zijn onwrikbare identiteiten die dit soort verwijten maken, problematisch. Ze bemoeilijken sociale vooruitgang want als mensen in één van hun identiteiten opgesloten zitten, kunnen ze geen coalities aangaan en samen verzet bieden.”

Heeft de term identiteit voor jou dan enkel een negatieve bijklank?

“Nee, natuurlijk niet. De verhalen die mensen elkaar vertellen over wie ze zijn – of het nu gaat over gender, etniciteit of weet ik wat – geven hen kracht. Op dat ogenblik wordt het voor hen makkelijker om de hand te reiken naar andere groepen. Dat is belangrijk, op zichzelf, maar ook op strategisch vlak.”

‘We moeten groepen bij elkaar brengen en ons achter één groot maatschappelijk project scharen.’

Hoe bedoel je?

“Waar het voor mij steeds over gaat zijn universele, humanistische waarden zoals vrijheid, solidariteit en gelijkheid. Maar die gaan we niet bereiken door lang één specifieke identitaire as te mobiliseren. Waarom zouden we ook? Waarom zou ik niet solidair kunnen zijn met jou enkel en alleen omdat wij er wat anders uitzien? We moeten groepen bij elkaar brengen, met erkenning voor hun specifieke sociale locatie, en ons zo achter één groot maatschappelijk project scharen.”

Je vindt dus niet dat je mensen van de tweede en derde generatie in stereotypen opsluit als je hen blijft organiseren op basis van de etnisch-culturele afkomst van hun ouders en grootouders?

“Nee, hoezo?”

Omdat dit enkele weken geleden het argument was om in Vlaanderen de erkenning van het Minderhedenforum, de koepelorganisatie van etnisch-culturele zelforganisaties, in te trekken.

“Aha vandaar. Laat me daar genuanceerd op antwoorden. Om te beginnen snap ik de bezorgdheid om de identiteit van mensen niet langs één as te fixeren. Ik deel die. Alleen denk ik niet dat de zelforganisaties daarvoor zouden zorgen. De hedendaagse realiteit complexer is dan dat.”

‘Ik ben niet per se voor zelforganisaties.’

“Mensen komen in dit soort organisaties bij elkaar en gaan dan weer uit elkaar. In die organisaties zijn ze Turk, Surinamer of Indonesiër en kunnen ze binnen die identiteit steun aan elkaar hebben. Terug thuis zijn ze vader, zoon of echtgenoot. Op hun werk zijn ze werknemer van bedrijf X of Y, in het weekend supporter van Ajax of N.E.C. Als je ervoor zorgt dat al die mogelijkheden er zijn, hebben mensen vele gelaagde identiteiten.”

Hoe verklaar je dan die beleidskeuze?

“Het is een maatschappelijke trend. In Nederland was dat niet anders. Tien jaar zagen we in dat etnische zelforganisaties belangrijk waren voor het emancipatie- en participatieproces. Vervolgens kwam dat dit soort verenigingen politiek onder vuur te liggen.”

‘In onze liberaal seculiere orde is pluriformiteit op papier belangrijk, maar in de praktijk wordt het steeds meer ondermijnd.’

“Kijk: ik ben niet per se voor zelforganisaties. Ik vind niet dat elke identiteit per se gered moet worden. Uiteindelijk zijn alle identiteiten – of het nu Turk, Nederlander of Vlaming is – een vorm verbeelding. Maar dan komt de factor macht in het spel: waarom zou één groep zijn fictieve idee moeten achterlaten voor die van een andere? In onze liberaal seculiere orde is pluriformiteit op papier belangrijk, maar in de praktijk wordt het steeds meer ondermijnd.”

Macht is een element dat in ‘Mijn ontelbare identiteiten’ amper benoemd wordt, maar het zit er bijna op elke pagina in verweven.

“Ik mag het hopen. Dat is de kern van mijn verhaal. Identiteit bezit je niet, die ontstaat telkens in een specifieke context waarin we aan bepaalde machtsrelaties onderhevig zijn. Soms word je bevoorrecht om hoe je eruit ziet en wie je bent, op andere momenten ben je slachtoffer van inferiorisering en onderdrukking. Mensen met een andere etnische-culturele afkomst, of mensen uit een lagere sociale klasse komen vaker in de tweede situatie terecht.”

Fijn dat je dat laatste benoemt. Klasse is voor jou een belangrijk thema. Je noemt jezelf ‘een klassemigrant’. Ik vond dat een mooi woord. Hoe kom je daarbij?

“Ik heb ervaren dat sociale mobiliteit soms even vervreemdend werkt als geografische mobiliteit. Hoger onderwijs volgen doet iets met je. Het verandert je. Het zorgt ervoor dat je op bepaalde manieren op afstand komt te staan van je familie en je jeugdvrienden, die soms niet hebben kunnen studeren. Het wil ook zeggen dat je je in bepaalde sociale situaties altijd een vreemde weet. Met mijn boek wil ik een pleidooi houden om het in het publieke debat opnieuw over klasse te hebben.”

Waarom?

“Omdat het zo cruciaal is natuurlijk. Inkomen, opleidingsniveau, status en prestige bepalen voor een zeer groot deel de kansen die je in het leven hebt. Dat is geen mening. Er bestaan bibliotheken sociologisch bewijsmateriaal voor het gegeven dat structurele oorzaken aan de basis liggen van armoede en ongelijkheid.”

“We moeten de etnisch-culturele bril waarmee we naar dat soort maatschappelijke problemen kijken, afzetten en vaker de socio-economische opzetten. Onder de streep pleit ik voor een en-en verhaal: ras, etniciteit, gender en klasse opereren in gelijktijdigheid.”

Sinan Çankaya

Sinan Çankaya: “Ik haalde altijd goede punten, sprak beter Nederlands dan de meeste van mijn klasgenoten, maar toen het erop aankwam, bleek ik toch vooral een Turk.”

© Unsplash / Lucian Alexe

Kan je me iets vertellen hoe je de invloed van klasse zelf ervaren hebt?

“Mijn ouders konden mij niet helpen bij mijn huiswerk. ‘Ja’, zeggen mensen dan, ‘want ze konden geen Nederlands.’ Dat konden ze niet, ze wisten vooral niet wat op school belangrijk was. ‘Ja’, is dan het antwoord, ‘want ze kwamen uit een andere cultuur.’ Dat klopt ook maar dat is het punt niet, want de ouders van Roy en Nicky mijn beste jeugdvrienden uit de achterstandswijk waar ik woonden, kenden die codes ook niet.”

‘Het is een populair misverstand dat sociale problemen tot taal en achtergrond terug te brengen zijn.’

“Het punt is dat onze ouders kortgeschoold waren en een beperkt inkomen hadden. Ik heb mijn vader en moeder amper een handvol keren een boek zien lezen. Mijn vader las af en toe een krant, maar dat was een tabloid. Het ontbrak in onze wijk aan het culturele kapitaal dat je op school nodig hebt. Het is een populair misverstand dat sociale problemen tot taal en achtergrond terug te brengen zijn.”

Je hangt je verhaal in ‘Mijn ontelbare identiteiten’ op aan een voorval op school. Geen verhaal van klasse, maar van rauw racisme.

“Ik had in het middelbaar een geschiedenisleraar die prominent lid was van de extreemrechtse Centrumpartij, de voorloper van Geert Wilders en Thiery Baudet. Op een dag kwam ik vijf minuten te laat in zijn les. Hij heeft me toen voor de klas minutenlang afgemaakt. ‘Het zal nooit iets met jou worden’. Hij liet er geen misverstand over bestaan dat dit kwam doordat ik een Turk was.”

“Ik haalde altijd goede punten, sprak beter Nederlands dan de meeste van mijn klasgenoten, maar toen het erop aankwam, bleek ik toch vooral een Turk.”

Bij ons schreef Naima Charkaoui, in een vorig leven nog directeur van het Minderhedenforum, een boek over dat soort microkwetsingen. Ze pleit voor meer zorg voor slachtoffers van racisme. Mee eens?

“Zeker. Als een psycholoog mijn boek zou lezen, zou die er andere zaken uithalen dan ik, misschien wel elementen van trauma. Maar dat is niet zozeer mijn punt.”

“Als antropoloog kijk ik naar voorbeelden van dit soort symbolisch geweld en wat ze met mensen doen. Ze beknotten je vrijheid  en belemmeren de ontwikkeling van een gezond zelfbeeld. Permanent te horen krijgen: ‘jij hoort er niet bij’, dat is ingrijpend. Ik ben nu een volwassen man en heb de ruimte om met de nodige afstand terug te blikken. Maar dat heeft niet iedereen. Zeker voor adolescenten die bezig zijn met de vraag ‘wie ben ik’, zijn zo’n momenten destructief. Voor zichzelf, maar ook voor hoe ze zich in onze samenleving positioneren.”

Tegenover die momenten van microkwetsing zet jij momenten van microrevoluties. Wat bedoel je daarmee?

“Ik wil uit het frame van daders en slachtoffers stappen. Er loopt geen directe lijn van de daders die mij racistisch bejegenden en de persoon die ik vandaag ben. Natuurlijk is er invloed! Natuurlijk heeft die uitsluiting een structureel karakter, en natuurlijk hebben die ervaringen mij gevormd. Alleen kunnen we ook onszelf definieren, en terugspreken.”

‘Ik wil uit het frame van daders en slachtoffers stappen.’

“Voor mij zijn microrevoluties momenten van kleinschalig verzet waarop je de bestaande machtsorde verstoort. Als je terugduwt neem je een voorafname op hoe jij wil dat de machtsrelatie er in de toekomst zal uitzien, namelijk meer gelijk.”

Kan je daar een voorbeeld van geven?

“Microrevoluties zijn voor mij een manier om in je interacties met anderen vanzelfsprekendheden binnenstebuiten te keren door gebruik te maken van de manoeuvreerruimte die je ter beschikking hebt.”

“Het gaat erover in de lunchpauze een collega aan te spreken wanneer die een racistische opmerking maakt. Als sociale professional gaat het bijvoorbeeld over een politicus corrigeren wanneer die insinueert dat armoede het gevolg is van individueel gedrag. Ik geef toe: mensen gaan je niet gezellig vinden, maar ik ben ervan overtuigd dat je op die manier een verschil kunt maken.”

Leg je daarmee geen te grote verantwoordelijkheid bij individuen om structurele problemen op te lossen?

“Nee, zeker niet. Zoals ik in mijn boek schrijf: individuen zijn niet persoonlijk verantwoordelijk voor het leed op aarde, maar kunnen alledaagse patronen doorbreken. Voor mij is het een manier om zelf iets te doen. Ik ben ook voor de grote revolutie, maar daarop wachten maakt ons passief en soms cynisch.”

‘Ik pleit voor microrevoluties.’

“Als ik pleit voor microrevoluties, zeg ik er telkens bij dat op mesoniveau het bedrijf waar je werkt de veilige ruimte moet bieden waar die racistische opmerking niet gemaakt kan worden. Dan zeg ik erbij dat ik van die politicus op macroniveau verwacht dat hij weet dat armoede structurele oorzaken heeft en daar naar handelt.”

In een column die je schreef voor De Correspondent zei je ooit dat de strijd tegen racisme niet groot begint, maar bescheiden, met het opkomen voor je standpunt. Geldt dat ook voor sociale professionals?

“Ja toch wel. Hoewel, er gaat nog een fase aan vooraf: je informeren en visie kweken. Je moet eerst begrijpen dat sociale kwesties als armoede en racisme structurele oorzaken hebben vooraleer je er werkelijk iets aan kan doen. Maar daarna moet je dat tegenverhaal ook aan de man brengen in het maatschappelijk debat. Dat is voor mij een deel van de connectie naar dat macroniveau waar we het net over hadden.”

De column waarnaar ik verwees dateert uit 2017 en was getiteld ‘De politiek polariseren’. Sta je daar nog altijd achter?

“Jazeker. Hoe lang zijn we nu al bezig met racistische en conservatieve politici naar de mond te praten? En wat heeft dat opgeleverd? Niets! Wel integendeel, omdat de consensus naar rechts opgeschoven, is het debat is er alleen maar harder op geworden.”

‘Je moet blijven zeggen dat racisme niet relatief is.’

“Dat bedoel ik als ik zeg dat je voor je standpunt moet uitkomen. Je moet blijven zeggen dat racisme niet relatief is, dat armoede niet de schuld is van de mensen zelf. Ik vind dat de opdracht voor iedereen die aan solidariteit werkt. Je kunt niet werkelijk tegen uitsluiting zijn zonder af en toe tegen schenen te schoppen.”

“Neem ‘Mijn ontelbare identiteiten’. Ik weet dat wat er mijn boek staat marginaal is, dat wat ik in dit interview zeg, zich in de kantlijn van het huidige maatschappelijke debat bevindt. Maar dat is dan maar zo. We moeten ergens beginnen.”

Reacties [1]

  • heidi degerickx

    Een sterk voorbeeld van kruispuntdenken. Naast klasse, afkomst …is ook gender een cruciaal aspect in de gelaagde identiteit en de machtsverhoudingen waarin mensen zich bevinden en bewegen. Een inspirerende bijdrage die voor mij ook perfect aansluit bij een pleidooi voor een intersectioneel en inclusief feminisme waar ik voor sta als stafmedewerker armoedebeleid in de de Vrouwenraad. Bedankt!

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.