Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen 2022

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m 31-07-2023

Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 16 december 2022, nr. VO/35104710, met betrekking tot de wijze van uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen (Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen 2022)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Artikel 3. Terugvordering bij onrechtmatige verkrijging of besteding

  • 1 Onrechtmatig verkregen of onrechtmatig bestede bekostiging of subsidie, wordt volledig teruggevorderd.

  • 2 Het eerste lid is onverminderd van toepassing op subsidie waarvan de vaststelling nog niet heeft plaatsgevonden.

  • 3 De minister kan bij herhaaldelijk onrechtmatig verkregen of onrechtmatig bestede bekostiging of subsidie het terug te vorderen bedrag, bedoeld in het eerste lid, verhogen. Hiervan is sprake, indien een dergelijke verkrijging of besteding meer dan eenmaal plaatsvindt binnen een periode van vier jaar.

  • 4 De verhoging, bedoeld in het derde lid, bedraagt ten hoogste 25 procent van het onrechtmatig verkregen of onrechtmatig bestede bekostigings- of subsidiebedrag.

Artikel 4. Sancties bij tekortkomingen basisonderwijs en voortgezet (speciaal) onderwijs

  • 2 De minister kan bij het herhaaldelijk niet naleven van hetzelfde wettelijk voorschrift direct een hoger inhoudingspercentage dan dat genoemd in het eerste lid, onder a of b, toepassen. Hiervan is sprake indien een dergelijk niet naleven van hetzelfde wettelijke voorschrift meer dan eenmaal plaatsvindt binnen een periode van vier jaar.

Artikel 5. Sancties bij tekortkomingen middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs

  • 1 Bij het niet naleven van een wettelijk voorschrift door het bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.1.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, of, voor het hoger onderwijs, door een of meer organen binnen een instelling als bedoeld in de artikelen 1.4, 1.5 of 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, kan de minister:

    • a. in de eerste drie maanden van het verzuim maandelijks ten minste 10 en ten hoogste 25 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar opschorten;

    • b. in de vierde tot en met zesde maand van het verzuim maandelijks ten minste 15 en ten hoogste 50 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden;

    • c. in de zevende en daaropvolgende maanden van het verzuim maandelijks ten hoogste 100 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden.

  • 2 De minister kan bij het herhaaldelijk niet naleven van hetzelfde wettelijk voorschrift direct overgaan tot inhouden of een hoger percentage van opschorting of inhouding dan genoemd in het eerste lid, onder a of b, toepassen. Hiervan is sprake indien een dergelijk niet naleven van hetzelfde wettelijke voorschrift meer dan eenmaal plaatsvindt binnen een periode van vier jaar.

Artikel 6. Spoedaanwijzing en aanwijzing

Artikel 7. Redelijke termijn

De minister neemt een besluit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, of artikel 5, eerste lid, onder a, slechts nadat het bevoegd gezag, of voor het hoger onderwijs, het instellingsbestuur een redelijke termijn heeft gekregen om de tekortkoming te herstellen.

Artikel 8. Hardheidsclausule

De minister kan de terugvordering, lagere vaststelling, opschorting of inhouding, bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5 achterwege laten, matigen, of overgaan tot opschorten in plaats van inhouden indien strikte toepassing van die artikelen zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 9. Overgangsrecht

Op de toepassing van bevoegdheden als bedoeld in artikel 2, naar aanleiding van tekortkomingen geconstateerd in inspectierapporten die zijn vastgesteld voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel, blijft de Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen, zoals die gold onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregel, van toepassing.

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1 Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2023. Indien de Staatscourant waarin deze beleidsregel wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2022, treedt hij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

  • 2 In afwijking van het eerste lid treden, indien het bij koninklijke boodschap van 29 september 2021 aanhangig gemaakte voorstel van wet houdende wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder andere de uitbreiding van het bestuurlijk handhavingsinstrumentarium (Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel B, van die wet in werking treedt, artikel 6, eerste lid, onderdeel a, en artikel 6, tweede lid, onderdeel a, op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van die wet in werking. De vorige volzin is niet van toepassing indien het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel, bedoeld in het eerste lid, is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van de wet, genoemd in de vorige volzin.

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen 2022.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

A.D. Wiersma

Naar boven