Artikel

Een gedeelde toekomst

Door: Jinna Smit

“Wat vind jij van die discussies over het standbeeld van J.P. Coen in Hoorn?”, vraagt mijn moeder. Ik ben er stil van. Hoewel mijn moeder is geboren in een tijd waarin haar geboorteland nog Nederlands-Indië werd genoemd en ze al ruim een halve eeuw woont in het land van de voormalige bezetter, hebben we nooit eerder over de Nederlandse verbeelding van het koloniale verleden gesproken.

De inmiddels lege kolensilo’s in Sawahlunto, Indonesië, worden nu gebruikt als klimmuur door de lokale alpinistenvereniging. Foto: J.P. Corten.

In onze familie leken de rollen duidelijk verdeeld. Mijn oma vertelde over hoe het was om door Nederlanders onderdrukt te worden, haar kinderen keken liever vooruit, de kleinkinderen wisten niet goed wat ze ervan moesten denken. Het heeft dan ook even geduurd voordat ik meer begon te begrijpen van de lange geschiedenis die Nederland en Indonesië delen en de sporen die dit heeft nagelaten. Sommige van die sporen zou je kunnen zien als gedeeld erfgoed, erfgoed dat voortkomt uit een gedeeld verleden, zoals het mijnbouwsysteem bij Sawahlunto, de kunstcollectie van de Nederlandse koloniale administratie in de regeringspaleizen in Jakarta (Batavia) en Bogor (Buitenzorg) en de leenwoorden in het Nederlands en Indonesisch, zoals piekeren (pikir) en losmen (logement).

Natuurlijk is Indonesië niet het enige land waarmee we een verleden delen. Om te kunnen groeien en bloeien zijn voor Nederland internationale verbindingen altijd belangrijk geweest. Soms werden we benaderd, vanwege specifieke kennis en vaardigheden, vaak nodigden we onszelf uit, gedreven door handelsdrift en kolonialisme. En hoewel ik weet dat de Nederlandse aanwezigheid op vele plekken nog resoneert, ben ik elke keer weer geraakt als het gedeelde verleden zich manifesteert, zoals in de voormalige leprozenkolonie ontworpen door Nederlandse architecten bij Pretoria (Zuid-Afrika), in de herinnering aan het Pinksterfeest gevierd door Afrikaanse slaafgemaakten in Nieuw-Nederland (Verenigde Staten) of in de archiefstukken over Javaanse en Indiase contractarbeiders in Suriname. Steeds opnieuw laat gedeeld erfgoed zien hoe ons land in het verleden verknoopt is geraakt met andere landen en culturen en hoe we zonder deze kennis de wereld zoals deze nu is niet goed kunnen begrijpen.

 

Steeds opnieuw laat gedeeld erfgoed zien hoe ons land in het verleden verknoopt is geraakt met andere landen en culturen

 

Dit is dan ook waarom Nederland ervoor kiest om met andere landen aan gedeeld erfgoed te werken. Samenwerken betekent bovendien dat je op zoek moet naar een gedeeld belang, waarvoor je je moet verdiepen in andere perspectieven, vragen en benaderingen. In elk land wordt immers verschillend tegen het verleden met Nederland en het daarmee verbonden erfgoed aangekeken. Soms zijn het restanten van een verleden dat grotendeels uit het collectieve geheugen is verdwenen. Andere landen geven de herinnering een nieuwe impuls door VOC-gebouwen te reconstrueren. Maar zelfs als aan de gedeelde geschiedenis nauwelijks valt te ontkomen, spreekt de betekenis van gedeeld erfgoed niet voor zich.

Toch is het niet moeilijk om een basis voor samenwerking te vinden. Elk land draagt namelijk zorg voor erfgoed en loopt daarbij tegen vergelijkbare kwesties aan, zoals het leefbaarder maken van historische binnensteden, het beschermen van scheepswrakken en het beheren van collecties. Door kennis met elkaar uit te wisselen krijgt het gedeelde erfgoed nieuwe betekenis. Zo leerden we van collega’s in Suriname hoe belangrijk het is jongeren bij de restauratie van het kathedrale Maarschalkerweerdorgel in Paramaribo te betrekken, zij zijn tenslotte degenen die dit erfgoed weer door zullen geven aan volgende generaties. En zo zijn andere landen geïnteresseerd in hoe Nederland erfgoed behoudt door historische gebouwen een nieuwe functie te geven en hoe burgers, naast publieke en private partijen, daar een belangrijke rol in kunnen spelen. Dus hoewel het gedeelde verleden een startpunt biedt voor samenwerking, ligt de focus vooral op het samen vormgeven van de toekomst.

Het is dit alles waar ik aan moet denken door de vraag van mijn moeder over de discussies rondom het standbeeld van J.P. Coen. Als we met andere landen willen werken aan gedeeld erfgoed, kost het ons blijkbaar weinig moeite te accepteren dat ons perspectief op het verleden niet bepalend is, stellen we ons open voor andere vragen en benaderingen en is het, ondanks alle verschillen, heel goed mogelijk een gedeeld belang te vinden. Dat dit anders werkt in eigen land is niet meer dan logisch: hier maken we allemaal deel uit van dezelfde samenleving en elk van ons heeft iets te verliezen. Elk van ons heeft echter ook iets te winnen, namelijk een beter begrip van het verleden en de doorwerking ervan in het heden, inzicht in de samenleving die we onszelf wensen en hoe we dit zouden kunnen realiseren. Ook in Nederland lijkt het me dus belangrijk om eerst te proberen elkaar te begrijpen, van en met elkaar te leren en naar het gemeenschappelijke belang te zoeken. Het gaat immers om onze gedeelde toekomst.

Jinna Smit is programmaleider Gedeeld Cultureel Erfgoed bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Samen met het Nationaal Archief, DutchCulture, de Nederlandse ambassades in Australië, Brazilië, India, Indonesië, Japan, Rusland, Sri Lanka, Suriname, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika, en vele andere organisaties binnen en buiten Nederland, werkt de RCE aan een duurzame toekomst voor gedeeld erfgoed. 
Foto Jinna Smit: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed