Terug naar de krant

‘Migrant belast sociale zekerheid relatief weinig’

Leeslijst interview

Olaf van Vliet Hoogleraar economie

Econoom Olaf van Vliet berekende wat migranten uit Midden- en Oost-Europa de Nederlandse sociale zekerheid kosten, vergeleken met ‘autochtone’ Nederlanders. Is dat cynisch? Het verheldert in ieder geval de discussie, zegt de onderzoeker.

Leeslijst

Ze teren op ons geld, ze komen bijstand trekken of ze pakken banen af. Dat beeld wordt vaak geschetst van migranten – als mensen die een onevenredig beroep doen op de sociale zekerheid in Nederland. Maar ondanks die boude beweringen is eigenlijk maar weinig bekend over hun feitelijke aanspraak op het Nederlands sociale vangnet, zag Olaf van Vliet.

Daarom besloot de hoogleraar economie aan de Universiteit Leiden uit te zoeken hoeveel ‘collectief geld’ gaat naar migranten uit Midden- en Oost-Europese landen, ook wel MOE-landen genoemd. De opzet van het onderzoek is slim in al zijn eenvoud: met collega-econoom Eduard Suari-Andreu onderzocht Van Vliet hoe vaak onder anderen Polen, Roemenen en Bulgaren in de bijstand zitten, werkloosheidsuitkeringen ontvangen, of zorg- of kindertoeslag krijgen. En of dat meer of minder is dan ‘autochtone’ Nederlanders. In juli publiceerden ze hun resultaten.

Wat was het doel van dit onderzoek?

Van Vliet: „Zo neutraal mogelijk in kaart brengen hoe het zit met het beroep dat migranten doen op sociale voorzieningen. Het ontbreekt in het debat over arbeidsmigratie vaak aan feitelijke in zichten. Er is gewoon jarenlang nauwelijks empirisch onderzoek naar gedaan.”

En wat zijn die feiten?

„EU-migranten uit Midden- of Oost-Europa krijgen verhoudingsgewijs minder vaak een uitkering of toeslag dan autochtone Nederlanders. Die laatste groep krijgt gemiddeld ook een hoger bedrag. De verschillen tussen beide groepen worden na verloop van tijd wel kleiner, en vervagen na ongeveer zeven jaar. Al vertrekt een deel van de migranten ook weer uit Nederland.

„Als je het uitsplitst naar de individuele regelingen, zie je overigens variatie. Er krijgen relatief meer migranten uit Midden- of Oost-Europese landen bijstand dan Nederlanders. Bij de AOW is het precies andersom.”

Hoe komt dat?

„De meeste migranten uit die landen zijn betrekkelijk jong en hebben betrekkelijk weinig kinderen als ze hierheen komen. Ze komen naar Nederland om te werken. Het komt weinig voor dat mensen hier direct gebruikmaken van bijstand of kinderopvangtoeslag.”

Toch zullen sommige politici erop wijzen dat het aandeel migranten uit MOE-landen in de bijstand met 5,9 procent hoger is dan de 3 procent van de autochtone Nederlanders.

„De politieke discussie is inderdaad met name toegespitst op specifieke regelingen, zoals de bijstand. Maar dat biedt geen compleet beeld van de druk van migranten op de collectieve sector. Hebben we het over de bijstand, dan speelt mee dat de duur van een WW-uitkering afhankelijk is van het arbeidsverleden. Als je hier een half jaar gewerkt hebt en werkloos raakt, ontvang je maar kort een WW-uitkering. Zo komen arbeidsmigranten soms sneller in de bijstand terecht.”

Voor het onderzoek gebruikten Van Vliet en zijn collega het Inkomenspanelonderzoek van statistiekbureau CBS, een grote dataset met inkomensinformatie van de Belastingdienst. Voor het onderzoek analyseerden ze de gegevens van 192.509 mensen, die deel uitmaken van 96.000 huishoudens. Zo’n 2 procent van de mensen uit die database is migrant uit een Oost- of Midden-Europees land.

Het onderzoek was vollediger geweest als ze ook hadden meegenomen in hoeverre arbeidsmigranten een beroep doen op andere delen van de collectieve sector, zegt Van Vliet. Denk aan onderwijs of zorg. „Maar dan moet je aannames gaan maken over hoe vaak iemand in een ziekenhuis komt, of hoeveel schoolgaande kinderen een migrant gemiddeld heeft.”

Daarom beperkten de onderzoekers zich tot wat wel goed meetbaar is: sociale voorzieningen en verzekeringen. Die eerste categorie betreft toeslagen als die voor zorg en kinderen, of de bijstand. De tweede groep bestaat uit regelingen waarvoor burgers premies betalen, zoals een werkloosheidsuitkering of de AOW. Van Vliet: „Een WW-uitkering is in zekere zin een gewone verzekering, net als voor brand. Daar betaal je premies voor. En als het verkeerd gaat en je hebt schade, dan krijg je een uitkering.”

De politieke gevoeligheid zit dan ook niet zozeer bij die sociale verzekeringen, ziet Van Vliet, maar bij voorzieningen als de bijstand. „Als EU-burger heb je in Nederland toegang tot de hele verzorgingsstaat. In principe kun je vanaf dag één zorgtoeslag aanvragen.” En dat levert soms discussie op, ziet hij. „Want als je hier minder lang bent, heb je via de algemene middelen ook minder bijgedragen aan sociale voorzieningen als de bijstand, of toeslagen.”

Van Vliet en zijn mede-onderzoeker zijn daarom nu bezig met onderzoek naar die ‘bijdrage-kant’, naar hoeveel verschillende groepen in Nederland aan premies en belastingen betalen. „We gaan kijken naar alle bijdragen, van inkomstenbelasting tot sociale premies. We twijfelen nog of we ook btw mee zullen rekenen – mensen consumeren hier immers, dus ze betalen btw. Maar ook daarvoor zou je allerlei aannames moeten maken. We proberen het zo feitelijk mogelijk te houden.”

Het kan cynisch overkomen om mensen terug te brengen tot hun economische waarde, tot de vraag of iemand geld kost en hoeveel, en of ze wel genoeg bijdragen.

„Ik snap dat bezwaar goed. Tegelijkertijd: ik ben econoom. Beleidsmakers doen dit voortdurend, maar dan impliciet. Als het in de begrotingsdiscussie gaat over hoeveel euro’s we over hebben voor de verkeersveiligheid, kiezen we impliciet ook een waarde van een mensenleven in het verkeer. Net als bij het zorgbudget. En ook als het gaat over migratie, worden zulke keuzes gemaakt. Hoeveel budget hebben we voor een asielzoekerscentrum, of voor taalcursussen? Dit gebeurt voortdurend. Het enige wat wij doen: wij maken het expliciet. Ik denk en hoop dat dit onderzoek de discussie juist verheldert.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 12 september 2022.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in