Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Wie had met wie contact in de oudheid?

Het internationale onderzoeksprogramma Routes of Exchange, Roots of Connectivity probeert in kaart te brengen hoe internationale handelsnetwerken er in de oudheid hebben uitgezien.  

Een rotstekening-assemblage van wilde geiten en nomadische symbolen uit het Karakorumgebergte (1ste millennium voor Chr.).Beeld Abdul Ghani Khan

Wat betekent het dat archeologen grote hoeveelheden peperkorrels vinden in antieke havenplaatsen langs de kust van de Rode Zee? En hoe moeten we de vondst van enkele Romeinse scherven in een haven in het zuiden van India interpreteren? En wat vertellen inscripties in de bergen van Pakistan ons over oude handelsroutes?

Dit zijn nog maar een paar van de vragen die in het langjarige, mede door het Prins Claus Cultuurfonds gesteunde onderzoeksprogramma Routes of Exchange, Roots of Connectivity aan de orde komen.

“De periode tussen 300 voor en 200 na Christus wordt in de westerse literatuur bijna altijd omschreven als de klassieke oudheid,” zegt oudheidkundige Marike van Aerde. “En met klassiek doelt men dan op de klassieke cultuur die in die periode in grote delen van Europa, Noord-Afrika en het Nabije Oosten dominant was; de Grieks/Romeinse. De enorme sociale en economische ontwikkeling die zich in deze relatief korte periode voltrekt wordt dan ook vrijwel altijd volledig op conto van de Grieken en Romeinen geschreven. Zij schreven de geschiedenis, zij waren de dragers van innovatie en vooruitgang. Met ons onderzoek willen we echter laten zien dat dit beeld aan herziening toe is.” 

Andere invloeden in kaart brengen

Van Aerde, docent aan de Faculteit der Archeologie van de Universiteit Leiden en projectleider van het onderzoekprogramma Routes of Exchange, Roots of Connectivity, is bezig samen met een internationaal team van studenten en promovendi de invloed van juist de culturen buiten de oost- en zuidgrenzen van het Romeinse imperium in kaart te brengen. Culturen die via een uitgebreid netwerk van handelsroutes met elkaar verbonden waren. Handelsnetwerken die zich soms tot ver in het Romeinse rijk uitstrekten waardoor goederen en ideeën uit de Hoorn van Afrika en India en zelfs uit China tot in Rome en zelfs tot aan de westelijke grenzen van het Romeinse Rijk doordrongen.

In een vergaderzaal in Leiden waar zij zojuist een conferentie met Pakistaanse archeologen heeft afgesloten, geeft Van Aerde het ene na het andere voorbeeld. “In Sri Lanka gemaakte glazen kralen vind je in groten getale in het oostelijke Romeinse Rijk terug. En dergelijke objecten blijven zelfs tot in de zevende en achtste eeuw gewild, getuige de vondst ervan in Merovingische graven. In de Romeinse havenplaatsen langs de Rode Zee zijn bij opgravingen, die daar de laatste tientallen jaren zijn gedaan, grote hoeveelheden specerijen gevonden, afkomstig uit India. Maar ook aardewerk dat daarvandaan kwam. Zelfs zijn er in de belangrijke antieke havenplaats Berenice huishoudelijke objecten gevonden die toebehoorden aan zeelieden afkomstig van het Indiase subcontinent die in de vaak langdurige periode tussen de heen- en terugvaart in die havenstad verbleven. Er zijn Palmyreense geschriften gevonden in India, en in Palmyra zelf aardewerk afkomstig uit Aksum, het enorme koninkrijk dat zich over vrijwel de hele Hoorn van Afrika uitstrekte en van waaruit een grote diversiteit aan handelsproducten hun weg over de hele toenmalige wereld vonden.”

Op zoek naar netwerken

Al die voorbeelden uit de Romeinse wereld ten spijt vormen de Romeinen niet de belangrijkste actoren in het onderzoek van Van Aerde en haar team. Zij zijn juist op zoek naar de netwerken die dit soort internationale handelscontacten mogelijk maakten. ‘Kort samengevat proberen wij de antieke handelsnetwerken die er waren tussen India en Noord- en Oost-Afrika in kaart te brengen’, aldus Van Aerde onlangs over haar onderzoeksprogramma in een archeologisch tijdschrift .

Dat die handelsnetwerken zich over grote afstanden uitstrekten en vaak ver van elkaar afgelegen gebieden met elkaar verbonden, blijkt direct uit de enorme diversiteit aan onderwerpen en regio’s die in Routes of Exchange, Roots of Connectivity aan de orde komen. Zo doet de uit Somalië afkomstige Samatar Botan onderzoek naar de verspreiding van materiaal afkomstig uit Aksum. Goederen uit dit machtige koninkrijk zijn door hem teruggevonden van Saoedi-Arabië, India, Sri Lanka en Rome. Aksum was, zo maakte Botan en Van Aerde in 2020 tijdens een groot internationaal archeologie congres duidelijk, dus niet alleen een Afrikaanse grootmacht. Het vormde een cruciale schakel die het mediterrane gebied verbond met de wijdere wereld van de Indische Oceaan.

Het aardewerk en de pothendel (linksboven) zijn gevonden in Palmyra en zijn oorspronkelijk afkomstig uit Aksum, uit de eerste of tweede eeuw na Christus. De olielamp (midden onder) komt uit Petra, uit de eerste eeuw na Chr. De kralen zijn Indo-Pacifische kralen, gemaakt in Sri Lanka in de eerste eeuw voor Chr. tot de derde eeuw na Chr., gevonden aan de kust van Zanzibar.Beeld Benjamin de Groot, Marike van Aerde & Mette Langbroek.’

Een andere onderzoeker uit het team van Van Aerde, Alexander Mohns, doet onderzoek naar handelsnetwerken in Sri Lanka, onder andere aan de hand van de productie en de verspreiding van glazen kralen, eeuwenlang een van de belangrijkste exportproducten van Sri Lanka. Dankzij zijn onderzoek zijn op dat eiland al een aantal plekken in het binnenland gelokaliseerd waar de productie plaatsvond. Die lagen, zo lijkt het, vrijwel allemaal langs de rivieren die toegang gaven tot de belangrijkste havenplaats. Vandaaruit werden ze verder getransporteerd. Ook over dit deel van het onderzoek verscheen onlangs een eerste publicatie.

Rotsinscripties

En in het bergachtige grensgebied van Pakistan heeft in het kader van dit onderzoeksprogramma vorig jaar een eerste inventariserend onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van rotsinscripties langs de oude karavaanroute van India richting China (ten tijde van de Han Dynastie). Inscripties die handelaren en reizigers achterlieten en die iets vertellen over waar men langs trok en hoe de omstandigheden tijdens zo’n reis waren.

Een interessant onderdeel van het programma is ook het onderzoek dat Daniele Zampierin heeft gedaan in de Zuid-Indiase havenstad Arikamedu. Op grond van zijn nauwkeurige analyse van Engelse opgravingsrapporten uit het begin van de vorige eeuw kwam hij tot de ontdekking dat hun conclusie dat deze havenstad een Romeins handelsemporium moest zijn geweest – een conclusie die destijds veel stof deed opwaaien maar sindsdien algemeen werd aanvaard – slechts gebaseerd blijkt op 38 scherven waarvan de archeologen aannamen dat ze Romeins waren en de aanwezigheid van enkele (inheemse) kruiken waarin het residu van garum, de bekende Romeinse vissaus, werd aangetroffen. 

De rest van de 300.000 andere aardewerkvondsten waren niet Romeins maar afkomstig uit andere delen van India, Sri Lanka en het Arabisch schiereiland. De conclusie van Zampierin is dan ook dat de koloniale machtshebbers (de Engelsen) deze gegevens (bewust?) hebben genegeerd. Maar het resultaat was wel dat de rol van de Romeinse handel met India heel lang (en door sommigen nog steeds) verkeerd is geïnterpreteerd.

Meer door Rome geïmporteerd

Die overschatting van de Romeinse handel gaat volgens Van Aerde nog veel verder. Volgens haar kun je op grond van de enorme hoeveelheid specerijen, glas en kralen die er in de Romeinse havens aan de Rode Zee zijn gevonden niet anders concluderen dan dat de handel van het Indische subcontinent richting Rome vele malen groter is geweest dan de Romeinse export richting India. Van Aerde: “En dan heb ik het nog niet eens over de import van zijde, een product dat zich vanwege haar vergankelijkheid niet makkelijk laat terugvinden. Datzelfde geldt trouwens ook voor andere producten, met name voedingswaren waarvan we zo langzamerhand weten dat ze in grote hoeveelheden door Rome werden geïmporteerd.”

De komende jaren zijn Van Aerde en haar team nog volop bezig met het verzamelen van materiaal. Maar uiteindelijk hopen zij toch een duidelijk beeld te kunnen geven van wie met wie handelde in de (klassieke) oudheid en wat dat heeft betekend.