Het hoger onderwijs heeft een evenwichtig binair stelsel nodig

Interview | door Klaas-Wybo van der Hoek
26 maart 2021 | “Er zijn nog een aantal stappen te maken voordat het hbo werkelijk geëmancipeerd is ten opzichte van het wo”, zegt Jan van Iersel. Hij is bestuursvoorzitter van Hogeschool Van Hall Larenstein en pleit nadrukkelijk voor de komst van Professional Doctorate-trajecten. Daarnaast vindt hij dat onderwijsinstellingen meer aandacht moeten hebben voor de leerprestaties van jongens.
“Als ik over de staat van het hbo denk, dan zie ik een sector die midden in een emancipatieproces zit”, vertelt Jan van Iersel, bestuurder van Van Hall Larenstein.

Van Iersel werkt al tientallen jaren in het hbo; eerst als docent en directeur bij Windesheim en het samenwerkingsverband VU Windesheim, later als bestuurder van NHL en de fusiehogeschool NHL Stenden. Sinds enkele jaren is hij werkzaam bij de duurzaamste hogeschool van Nederland, Van Hall Larenstein.  

Emancipatie van het hbo 

“Als ik over de staat van het hbo denk, dan zie ik een sector die midden in een emancipatieproces zit“, vertelt Van Iersel. Het hbo is hard op weg om volwassen hoger onderwijs te worden. Het onderzoek maakt nu immers vrijwel volwaardig deel uit van de activiteiten van hogescholen, en ook het eenzijdige bachelorsonderwijsaanbod van is gevarieerder geworden met masters en Associate degrees.  

Van Iersel meent dat een derde cyclus, namelijk het Professional Doctorate (PD) met het daarbij horende ius promovendi, noodzakelijk is voor de verdere emancipatie van het hbo. Als die is ingevoerd, hebben we een volgroeid hoger onderwijsstelsel met de mogelijkheid om te promoveren in zowel wo als hbo“, vindt hij. Ik zie nu docenten van ons promoveren op universiteiten. Het kost hen daarbij veel moeite om het verband met de beroepspraktijk te leggen. In een PD-traject zal die beroepspraktijk juist centraal staan, zoals in heel het hbo.” 

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief

 

De bestuursvoorzitter van Van Hall Larenstein legt sterke nadruk op de ontwikkeling van PD. Waarom eigenlijk? “Internationaal is het nodig dat hbo en wo zich goed kunnen presenteren. Het Nederlandse gebouw van hoger onderwijs is weliswaar van een behoorlijk niveau, maar nog niet af: zonder PD blijft het hbo toch een wat gemankeerde vorm van hoger onderwijs. De presentatie richting het buitenland en ook het binnenlandse kennisklimaat zijn gebaat bij de invoering van een PD. De beroepspraktijk heeft vraagstukken die wetenschappelijke reflectie en onderzoeking vergen. Daarvoor is het PD nuttig en noodzakelijk.” 

Rendementen 

Van Iersel weet uit ervaring dat nogal wat van de huidige problemen in het hbo al jaren spelen. Het studierendement is daar een voorbeeld van. Inderdaad, ik ben daar niet zo positief over“, zegt Van Iersel. De cijfers lijken een klein beetje beter te worden, maar we kunnen er zeker nog niet tevreden over zijn. Bij verschillende groepen, denk aan mbo’ers en jongens, zijn de cijfers echt niet goed. En dat terwijl we er eigenlijk al heel lang allerlei dingen voor doen. Daarnaast hebben verschillende ministers prestatie- en kwaliteitsafspraken gemaakt met de sector en individuele instellingen. Als je eerlijk bent, moet je echter vaststellen dat de resultaten van al die inspanningen niet in verhouding staan tot de geïnvesteerde energie, aandacht en middelen. 

Volgens Van Iersel moet men zich binnen het hbo daarom afvragen of men op de goede weg is. Zelf neigt hij er namelijk toe om het vraagstuk van de rendementen anders te benaderen. “Laten we het ontwikkelingsproces van de student centraal stellen. Geef de studenten de ruimte om zich te ontwikkelen. Laat hen zelf ontdekken of de studie bij ze past. Leg van tevoren geen norm op en zet de studiebegeleiding daar ook op in,” somt de bestuurder op.

In dat scenario zou een hoger onderwijsinstelling niet moeten worden afgerekend op rendementscijfers, maar op de kwaliteit van de begeleiding. Je zou instellingen wel kunnen afrekenen op het succes van een student na een langere periode: bijvoorbeeld zes of zeven jaar,” denkt Van Iersel, “maar een student kan in eerste instantie best zelf besluiten over studie en persoonlijke ontwikkeling. 

Instellingen hebben wel de plicht hun studenten te boeien en te binden, vindt hij. Jongens vormen daarbij een groep waaraan de bestuurder graag meer aandacht besteed zou zien. Ze presteren slechter en verdwijnen haast uit verschillende opleidingen. Je moet hen benaderen op een manier die bij hen past. Onze didactische en pedagogische aanpak zal daarom meer moeten variëren al naar gelang de doelgroep. 

Toegankelijkheid, selectie en internationalisering 

Zo nu en dan rijzen er binnen het hoger onderwijs vragen over de internationalisering ervan. Van Hall Larenstein kent een sterke internationale oriëntatie en krijgt die vragen ook. Voor Van Iersel is het antwoord duidelijk: “Hoger onderwijs, in ieder geval modern hoger onderwijs, is internationaal georiënteerd. De Nederlandse human capital agenda is daarbij eveneens gebaat. Daarnaast moeten de meeste studenten die wij opleiden voor de sectoren op het gebied van duurzame landbouw, gebiedsinrichting, diermanagement, bodem en watervraagstukken en voedsel het hebben van de internationale markt. Het is dus noodzakelijk dat onze studenten die internationale en interculturele oriëntatie meekrijgen. Dat gaat nu eenmaal het beste in een international class room. Hoeveel buitenlandse studenten je daarvoor kunt toelaten? Ik denk de helft.”  

Flexibilisering 

Van Iersel is een warm pleitbezorger van flexibilisering van het onderwijs. In “De staat van het onderwijs”, het jaarlijkse rapport van de Inspectie van het Onderwijs, worden echter enkele zorgpunten bij flexibilisering genoemd. Zo zouden studenten door de bomen van het flexibiliseringsbos de weg naar het diploma slecht kunnen vinden, en wordt kwaliteitsborging door examencommissies als een zware taak gezien. 

“De Inspectie heeft daarin gelijk“, vindt Van Iersel. Laten we beginnen met het doel van flexibilisering. We willen daardoor meer mensen van verschillende groepen van hoger onderwijs laten genieten. Dat lukt, want we bereiken nieuwe groepen. Voor mensen met een baan en een gezin biedt flexibel onderwijs namelijk een oplossing.” Daarbij moeten de organisatie, de communicatie en de begeleiding goed worden afgestemd. Ook de administratie lijkt in het geval van flexibel onderwijs intensiever te zijn. Volgens Van Iersel mag dat echter het probleem niet zijn. “Flexibilisering gaat nu eenmaal niet vanzelf”, weet hij. 

Ondanks de moeilijkheden acht de bestuurder flexibilisering van het onderwijs wel degelijk mogelijk. Ook zorgen over de kwaliteit van geflexibiliseerd onderwijs kunnen zijn vertrouwen daarin niet raken. De leeruitkomsten van klassieke en flexibele routes zijn dezelfde, dus flexibilisering en kwaliteit gaan wel degelijk samen”, vindt hij. De diploma’s van een klassieke en een flexibele route zijn dan ook dezelfde. Die twee dingen kunnen uitstekend samengaan. 

Groen naar OCW 

De groene hogescholen vielen tot een paar jaar geleden onder het Ministerie van Economische Zaken. De overgang van dat ministerie naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werd door het groene onderwijs tot aan de rechter betwist. Uiteindelijk ging de overgang wel door.  

“Dat is voor de groene instellingen wennen“, vertelt Van Iersel. Als nieuwkomer in het groen valt mij op dat de groene instellingen veel met elkaar bezig waren. Ze zagen de grijze nauwelijks staan. Dat zal zeker anders worden. Die omgeving is nu voor ons veranderd en de maatschappelijke opgaven vragen samenwerking tussen groene en grijze hogescholen.”   

Werk toe naar een evenwichtig binair stelsel

Wat zou Van Iersel graag zien veranderen aan het hoger onderwijs en zijn eigen hogeschool? Opnieuw benoemt de bestuurder de emancipatie van het hbo en een andersoortig denken over rendement. “Ons onderzoek moet net zo behandeld worden als dat van het wo, inclusief de derde cyclus, het ius promovendi en de financiering. Dan kunnen we echt vanuit een evenwichtig binair stelsel werken. Daarnaast moeten we naar een andere benadering van rendementen. Groei van studenten: dáár gaat het om. En niet om de puntjes. Zeker niet om de afvinklijsten.” 

Klaas-Wybo van der Hoek : 

Klaas-Wybo van der Hoek, oud-bestuurder van NHL Stenden, doet tegenwoordig onderzoek naar globalisering en hoger onderwijs. Daarnaast is hij onder meer actief op journalistiek gebied.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK