“Gelukkig vinden steeds meer mensen het belangrijk om diergedrag te bestuderen”

Saskia Arndt en Mariska Kret over gedrag van dieren en mensen

Er was een tijd dat mensen zeiden: beestjes bekijken, dat kan toch iedereen? Dat is gelukkig veranderd, merken Saskia Arndt en Mariska Kret. De een is hoogleraar Diergedrag bij de faculteit Diergeneeskunde, de ander hoogleraar Cognitieve psychologie aan de Universiteit Leiden. Zij delen hun fascinatie voor gedrag van dieren en mensen. Dat vertelt je veel over hun emoties en welzijn. Maar we weten nog lang niet alles…

Saskia Arndt met hond James
Saskia Arndt, hoogleraar Diergedrag met hond James.

Aan het gedrag van dieren kun je veel aflezen over hoe het met ze gaat. Hoe werkt dat Saskia Arndt?

“Het gedrag van dieren vertelt ons veel over hun emotionele toestand, maar ook over hun aanpassingsvermogen. Hoe gedraagt een dier zich bijvoorbeeld in een stal of dierenverblijf? Dat zegt iets over het welzijn van een dier. We kijken naar afwijkend gedrag, maar ook naar bepaalde gedragingen die dieren wel vertonen of juist niet.”

Gaat dat vooral over landbouwhuisdieren?

“Nee, over álle dieren: proefdieren, huisdieren, landbouwhuisdieren, dieren in dierentuinen, wilde dieren, inclusief de mens, want dat is ook een dier. Maar ik kijk vooral naar gehouden dieren.”

Kun je uit het gedrag van mensen ook veel afleiden, Mariska Kret? 

“Zeker! Als je goed naar mensen kijkt, zie je of ze zenuwachtig zijn, ontspannen of ziek. Dat is bij mensen niet anders dan bij dieren. Ik werk voornamelijk met mensapen en in coronatijd zag je dat apen zich heel anders gingen gedragen, toen alle mensen ineens weg waren. En ze moesten ook erg wennen, toen de bezoekers weer terugkwamen.”

Arndt: “Leuk dat Mariska dat aanstipt, want dat zagen we ook bij huisdieren tijdens en na de lockdowns. Elke verandering in het leven kan leiden tot ander gedrag.”

Mariska Kret, hoogleraar Cognitieve psychologie.
Mariska Kret, hoogleraar Cognitieve psychologie. Beeld: Roger Cremers.

Als je gedrag van dieren observeert, hoe voorkom je dan dat je ziet wat je wilt zien?

Kret: “Dat gebeurt zeker. Maar er is nog een grotere vertekening als je mensen vraagt hoe ze zich voelen. Als je volledig gelooft wat zij zeggen, ga je ervanuit dat mensen goed inzicht hebben in hun emoties. Maar ze gaan vaak naar een therapeut om daarachter te komen. Bovendien vinden veel mensen het lastig om te praten over hun emoties. Ze schamen zich daarvoor, of ze willen dat andere mensen denken dat het goed met ze gaat. Juist daarom zijn gedragsobservaties en het meten van lichamelijke reacties belangrijk, zoals hartslag of transpiratie via de huid. Zo’n totaalpakket benadert het dichtst wat iemand voelt.” 

Dieren kunnen niet praten over hun gevoel. Hoe ga je dan te werk, Saskia Arndt?

“Het is vooral dat wij niet kunnen verstáán wat dieren zeggen! Wij luisteren goed naar dieren door hun gedrag te bestuderen. Dat doen we met behulp van wetenschappelijk betrouwbare methodes. Zo  gebruiken wij ethogrammen, dat zijn exacte beschrijvingen van een gedraging, zodat we die objectief kunnen meten. Er mag geen ruimte zijn voor interpretatie. Onderzoekers moeten daarom heel goed worden getraind om gedrag te kunnen meten. Zo meten we bijvoorbeeld hoe vaak, hoe lang of wanneer een dier bepaald gedrag uitvoert.”

“Maar ook bij mensen blijft het lastig om over emoties te praten”, vult Kret aan. “Ik vind dat we in de psychologie en klinische praktijk veel meer gebruik zouden moeten maken van observatietechnieken en andere impliciete maten. Mensen zijn soms in de war, of kunnen niet goed uit hun woorden komen. Iemand met autisme of een sociale angststoornis vindt het vaak moeilijk om met anderen te communiceren, zeker over emoties. Psychologen zouden meer moeten kijken naar methodes die biologen gebruiken.”

“In mijn onderzoek bij mensapen in dierentuinen kijk ik veel naar aandacht”, vervolgt zij. “We laten apen op vrijwillige basis op een computerscherm emotionele beelden zien van soortgenoten en onderzoeken dan waar hun aandacht zich op richt. Dat doen we via eye-tracking, het volgen van hun oogbewegingen. Zo proberen we inzicht te krijgen in wat deze dieren bezighoudt. Mensen met een depressie hebben bijvoorbeeld veel aandacht voor negatieve dingen. Dat geeft ook inzicht in de emotionele toestand van een dier.”

Het is vooral dat wij niet kunnen verstáán wat dieren zeggen.

Zijn er nog andere criteria om emoties van mensen en dieren te onderzoeken?

Kret: “Wij kijken ook veel naar fysiologische reacties, dat is erg interessant. Opwinding kun je bijvoorbeeld meten via de hartslag en stress via de huid. Voor het onderzoek bij apen ontwikkelen we nieuwe methoden om dit te meten zonder dat de dieren dat doorhebben of er last van hebben.”

Arndt: “Gedrag is onze belangrijkste variabele, maar wij bestuderen tegelijkertijd ook vaak fysiologische reacties. Maar we willen belastende ingrepen, zoals de afname van bloed om stresshormonen te meten, zoveel mogelijk vermijden. Daarom gebruiken wij daarvoor vaak haren, veren, speeksel en urine van dieren. Ook werken we bijvoorbeeld met warmtebeeldcamera’s, want een verandering in de temperatuur van bepaalde lichaamsdelen kan een aanwijzing zijn dat een dier gestrest is.”

Wat is er de afgelopen jaren veranderd in het kijken naar diergedrag?

Kret: “Technologisch gezien is er veel meer mogelijk. Er zijn allerlei instrumenten op de markt gekomen en ook het analyseren van data wordt steeds makkelijker. Ik ben heel blij dat ik nu leef en niet vijftig jaar geleden.”

“Precies!”, vindt ook Arndt. “Camera’s en sensoren helpen ons enorm om gedrag te observeren. Maar machines gaan niet alles oplossen, er blijven altijd mensen nodig. Steeds meer mensen zien hoe belangrijk het is om gedrag te bestuderen. Er was een tijd dat mensen zeiden: beestjes bekijken kan toch iedereen? Dat is gelukkig veranderd.”

“De arrogantie om onszelf beter te voelen dan dieren is ronduit dom”, zei Kret in haar oratie in september. En: “de mens heeft weinig unieke eigenschappen”. Dat zal niet iedereen fijn vinden om te horen?

Kret: “Wij kúnnen gewoon niet zonder dieren. Zonder dieren zijn er geen planten en is er geen voedsel, dus we moeten met elkaar samenleven. Het is echt dom om te denken dat wij dieren niet nodig zouden hebben en dat we beter zijn.”

Wij zien een enorme toename van gedragsproblemen.

Maar de mens staat toch bovenaan de keten, met onze meest ontwikkelde hersenen?

Kret lacht hard: “Wij schitteren niet aan de top van de evolutie! Elk dier heeft unieke eigenschappen. Mensen nemen vaak een typisch menselijke eigenschap, zoals taal, en kijken dan of andere dieren dat ook kunnen. Maar dat is een verkeerd vertrekpunt. Dieren communiceren ook met elkaar. Denk aan lange-afstandscommunicatie van walvissen, vleermuizen die via sonor vliegen uit de lucht happen, of vogels die kunnen vliegen. Dieren hebben zóveel eigenschappen die wij niet hebben. Er is zoveel te ontdekken als we maar goed kijken.”

Arndt: “Ik ben het zo met je eens! Ik denk dat wij onszelf misschien bovenaan de evolutie plaatsen om te rechtvaardigen dat wij dieren voor ons eigenbelang gebruiken. Wat zou ik graag kunnen vliegen, of een dag een kat of hond willen zijn. Ik kan dieren juist zo waarderen om de eigenschappen die ik níet heb.”

Hoe ziet de wereld er idealiter uit?

Kret: “De mens moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Wij hebben als mens zo’n groot stempel op de wereld gedrukt en zoveel verstoord. Maar we moeten zo goed mogelijk met andere diersoorten omgaan en kijken wat zij nodig hebben. Dieren in het wild, maar ook gezelschapsdieren.”

Arndt: “Wij hebben de neiging om onszelf als de kroon der schepping te zien. Maar we moeten ons bewust zijn van de macht die we hebben om goed te doen. Samenleven van mens en dier is altijd een kwestie van compromis. We moeten de belangen van mens en dier continu tegen elkaar afwegen.”

Saskia Arndt, hoogleraar Diergedrag met hond James.

Mensen bootsen elkaars gedrag vaak na. Vertonen dieren ook spiegelgedrag?

Kret: “Ja, dat zie je vooral bij sociale dieren, maar ook bij minder sociale. Zelfs bij parkieten. Als de ene parkiet gaat gapen, gaat de ander dat ook doen.”

Arndt: “Zelfs in de omgang met mensen lijken dieren spiegelgedrag te vertonen. Zo zagen onderzoekers uit Engeland dat katten hun ogen dichtdoen als hun eigenaar dat doet. Dit zien zij als een vorm van communicatie. Ook honden passen hun gedrag aan hun baasje aan.” Kret vult aan: “Bij oogcontact gaan de oxytocineniveaus, dat is het ‘gelukshormoon’, gelijk lopen tussen baasjes en hun hond.”  

Wat zien jullie als belangrijkste uitdaging? 

Kret: “Nóg meer inzicht krijgen in emoties. We zullen die nooit precies kunnen meten, maar kunnen wel meer gebruikmaken van de technologie; en die vervolgens vertalen in toepassingen. Dat is spannend en ambitieus, maar wel iets dat ik graag wil.”

Arndt: “Ik zou graag meer dierenartsen als gedragsspecialisten opleiden om gedragsproblemen te behandelen. Het aantal huisdieren neemt continu toe en mensen halen ook steeds meer dieren uit het buitenland. Wij zien een enorme toename van gedragsproblemen. Er is ook meer fundamenteel onderzoek nodig naar diergedrag en dierenwelzijn. Bekend maakt bemind, benadrukte ik in mijn oratie. Veel mensen denken dat wij inmiddels wel alles weten over diergedrag en dierenwelzijn, maar we weten nog zóveel niet. Dat moeten wij als wetenschappers echt goed uitleggen aan de buitenwereld. En ook aan de financiers.”

Dit is een verhaal uit:

Vetscience nr. 14