Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over coronatesten op school en de opvolging van leerlingen die terugkomen uit rode zones
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, deze vraag gaat over de uiteenlopende maatregelen die in scholen worden genomen wanneer een besmetting wordt vastgesteld.
Na lang wachten gingen alle scholen in september weer open. Op deze manier werd het recht op het leren voor elk kind, elke leerling in het kleuter-, lager en secundair onderwijs gegarandeerd. Het inzetten op lesgeven in de klas is daarbij cruciaal. Ik kan u zeggen dat er ook op het thuisfront groot jolijt was dat de scholen opnieuw opengingen, waarvoor dank, minister, zowel van onze kinderen als van de twee ouders die thuiswerken.
De scholen startten daarbij op code geel met grote waakzaamheid. Elke onderwijsinstelling maakte een lokale risicoanalyse op om te bepalen of een school volledig of gedeeltelijk open kan zijn. Pas wanneer in gemeenten een pandemiesituatie acuut is, kan de school overschakelen naar fase oranje. Deze beslissing moet worden meegedeeld aan de minister.
Het draaiboek vermeldt dat scholen tot quarantaine kunnen overgaan in functie van de veiligheid voor onderwijspersoneel, leerlingen en ouders. Voor deze klassen wordt dan voorzien in afstandsonderwijs. Binnen elke fase worden duidelijke regels uitgeschreven over hoe de lessen plaatsvinden en wie er aanwezig mag zijn op school. Dat zijn de befaamde draaiboeken en de tabellen waar heel veel informatie in staat en waar men uit kan halen wat men moet doen, wat kan en wat niet meer kan.
Wanneer een leerling of leerkracht symptomen vertoont, wordt die afgezonderd en gaat hij/zij in quarantaine. Ze laten ook een verplichte test uitvoeren. In afwachting kunnen de andere leerlingen wel nog naar school komen. Voor elke graad van het onderwijs geldt een andere afspraak. Bij een besmetting van een kleuter worden de andere contacten gezien als laagrisicocontacten en kunnen zij gewoon naar school blijven komen. Dit geldt ook in het lager onderwijs. Wanneer blijkt dat een persoon positief heeft getest, begint het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) met de contactopsporing. Op basis van die contacten stelt het CLB een advies op voor de betrokken school. Zij stoppen daar veel tijd in en kunnen dus niet meer alle periodieke medische onderzoeken doen.
We merken echter dat er in de praktijk soms anders wordt gehandeld. Sommige scholen plaatsen enkel de leerling met symptomen in quarantaine tot er duidelijkheid is, andere plaatsen de hele klas in quarantaine. In extreme gevallen wordt zelfs bij enkele besmettingen van leerkrachten of leerlingen beslist dat de school voor veertien dagen gesloten wordt, waarbij in geen enkele opvang wordt voorzien. Twee weken geleden kreeg ik een bericht van een medewerker dat hij er 's anderendaags niet zou zijn. Hij had om 15.32 uur een mail gekregen dat de school van zijn kinderen vanaf de volgende dag zou sluiten zonder enige opvang omdat een aantal medewerkers positief hadden getest.
Verder stellen we vast dat er scholen zijn die eigenlijk niet moeten sluiten maar die het zekere voor het onzekere kiezen. Ondanks het feit dat men in code geel mag werken, kiezen zij voor oranje, inclusief alternerende schooluren en alle gevolgen voor ouders, leerkrachten en ook voor De Lijn, die de schoollijnen versterkt aan het begin en het einde van de schooldag. Wanneer alles dan plots anders uitdraait, komt dat niet zo goed uit.
Minister, wat is uw reactie op de beslissing van scholen om na de besmetting van een enkele leerling of leerkracht volledig te sluiten? Wat is uw reactie op de beslissing om zogezegd het zekere voor het onzekere te nemen en preventief naar code oranje te gaan als code geel van toepassing is?
We stellen vast dat de Vlaamse universiteiten met zeer verschillende kleurencodes starten. Ik had begrepen dat er overleg is geweest tussen de universiteiten en dat ze in code geel zouden starten. Blijkbaar hebben vier van de vijf universiteiten ervoor gekozen in code oranje te starten. Dat betekent dat slechts een op de vijf lessen fysiek kan plaatsvinden. In code geel is dat een op de twee lessen.
Ik betreur ten zeerste dat die instellingen die keuze hebben gemaakt zonder overleg met de hogescholen in hun stad. Die zaten daar dan. Die keuze is ook gemaakt zonder na te denken over het effect op de eerstejaarsstudenten. Volgens mij was het wijzer geweest de eerstejaarsstudenten sowieso in code geel te laten starten, zodat ze tenminste op een of andere manier een binding en een groep konden opbouwen. U moet het zich inbeelden. Die mensen zijn 18 jaar oud. Hun zesde leerjaar is zeer raar afgesloten en nu starten ze met hoger onderwijs, maar slechts een op de vijf lessen zien ze iemand. Ik heb een student in mijn omgeving. Gedurende de volledige maand oktober 2020 zal hij zes uur fysiek les krijgen. De rest gebeurt online, op zijn kot of thuis. Ik vind dat niet wijs. Is er op voorhand overleg met u geweest?
De heer Laeremans heeft het woord.
Voorzitter, op 17 september 2020 heeft de microbioloog professor Goossens een lans gebroken voor mobiele testteams op school. Zo gauw in een klas een besmetting opduikt, kan een team van verpleegkundigen dan meteen ter plaatse komen om de hele klas te testen. Op die manier blijven de lessen doorgaan en na 24 uur zijn de resultaten bekend. Het zou efficiënter zijn en een sneller resultaat opleveren dan elk kind apart naar de dokter te laten gaan. Ook de huisartsen van de desbetreffende leerlingen zouden worden ontlast. We zouden een sneller en beter overzicht krijgen van de mogelijke verspreiding van de besmettingen. Vaak is het niet nodig de hele klas in quarantaine te plaatsen, maar moeten we ons enkel op de besmette leerlingen focussen. Tegelijkertijd heeft professor Goossens opnieuw een pleidooi voor het afnemen van speekseltesten gehouden. Volgens hem zijn die kindvriendelijker en even betrouwbaar. Zijn aanbevelingen sluiten nauw aan bij de suggesties inzake testing op school die het Vlaams Belang al eerder heeft gedaan. Die suggesties zijn vooralsnog helaas zonder resultaat gebleven.
De stad Vilvoorde, waar er veel schooluitval is en waar op 17 september 2020 al vijftien klassen in quarantaine zaten, pleit er alvast voor het idee van professor Goossens te volgen. De vrees is er namelijk groot dat indien alles de huidige gang van zaken blijft volgen er tegen het einde van het jaar zoveel kinderen in quarantaine zullen hebben verbleven dat niemand een onafgebroken semester in de klas zal hebben gezeten. Dit heeft mogelijk de bekende gevolgen op educatief en sociaal vlak.
We hebben uit dezelfde stad ook een aantal verontrustende signalen gekregen. Enkele scholen zouden nogal ondoortastend te werk zijn gegaan met leerlingen die eind augustus 2020 zijn teruggekomen van een vakantie in een rode zone, bijvoorbeeld Marokko. De leerlingen onder hen die niet in quarantaine zijn gegaan en begin september 2020 toch naar school zijn gegaan, hebben in hun agenda de notitie gekregen dat hun ouders de richtlijnen moeten volgen. De volgende dag is blijkbaar toch toegelaten dat die leerlingen op de schoolbanken bleven zitten. Het valt te vrezen dat dit in scholen in andere steden een gangbare praktijk is.
Als we de website www.onderwijs.vlaanderen.be hierover consulteren, lezen we het volgende: “Leerlingen of personeelsleden die terugkeren uit een rode zone moeten bij aankomst in België onmiddellijk in quarantaine gaan en zich verplicht laten testen. Dit is een wettelijke verplichting. Als school kan je daarom leerlingen of personeelsleden die uit een rode zone komen, weigeren op school en terugsturen naar huis.”
Mij lijkt er nu toch een vrij sterke discrepantie tussen enerzijds die wettelijke verplichting en anderzijds de gevolgtrekking daarna: ‘Als school kan je daarom leerlingen of personeelsleden weigeren en terugsturen.’ In die zin is er dus geen verplichting mee gemoeid om de wet toe te passen. Ik begrijp dat alvast niet. Op die manier zorg je er toch voor dat het virus zich sneller kan verspreiden?
Minister, hoe evalueert u de aanbevelingen van professor Goossens?
Wat is de reden waarom u tot nu toe geen werk hebt gemaakt van mobiele testploegen? In Duitsland is dat bijvoorbeeld schering en inslag.
Wat vindt u van de genoemde richtlijn voor scholen bij terugkeer van een leerling uit een rode zone? Moet die online niet worden aangescherpt, zodat er duidelijkheid is? Moet de toepassing hiervan door de scholen niet een stuk strenger?
Minister Weyts heeft het woord.
Meer algemeen gesproken: ik wil mij daar echt voor hoeden. Wij zijn het beleidsdomein Onderwijs. We moeten onderwijs verstrekken, dat is onze taak. Het testen en tracen valt niet onder de bevoegdheid van de minister van Onderwijs, noch onder de bevoegdheid van het onderwijsdomein. Ik weet dat daar wordt getrokken en gesleurd, en men probeert ons allerhande taken toe te schuiven, maar die zijn niet de onze.
Het is dus ook niet aan mij om als minister van Onderwijs een volledige test- en tracestrategie op poten te zetten of om de validiteit en betrouwbaarheid van testen te beoordelen. De CLB’s staan in voor het contactonderzoek, dus dat is al een extra taak die ze zich hebben toegeëigend. Wij staan in voor het contactonderzoek binnen de schoolmuren voor gewoon, buitengewoon, kleuter-, lager en secundair onderwijs, voor de centra leren en werken, voor de schoolinternaten en voor de internaten met permanente openstelling. Dat is het. Daarbij volgen de CLB’s ook de procedures en richtlijnen zoals opgesteld door Sciensano en de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg, nauwgezet op.
De CLB’s hebben ook geen opdracht in de opvolging van leerlingen en schoolpersoneel bij maatregelen die genomen zijn vanwege een risico buiten de schoolcontext. Als blijkt dat een leerling of personeelslid die terugkomt uit een rood gebied de opgelegde maatregelen niet opvolgt – voor zover het CLB of de school daar weet van heeft, want we gaan daar ook geen opsporingsonderzoek rond verrichten of politioneel optreden –, kan het CLB of de school enkel benadrukken dat de maatregelen moeten worden toegepast. We gaan niet politioneel optreden, het is aan andere instanties om dat te doen.
Er zijn met de CLB’s en de medische experten van de zorgraden van de eerstelijnszones wel afspraken gemaakt om te kunnen samenwerken wanneer leerlingen of de ouders van leerlingen opgelegde maatregelen zoals quarantaine en testing niet naleven of niet begrijpen. CLB’s kunnen die problemen signaleren aan de medische expert, die dan via zijn of haar COVID-19-team huisbezoekers naar het gezin kan sturen. Dat is gewoon het doorgeven van informatie; wij gaan niet in de plaats treden van andere beleidsdomeinen.
Wat betreft de taakverdeling: er zijn twee grote luiken. Hoe treden we op bij de vaststelling van besmettingen in de school, en wanneer het pandemieniveau in een gemeente, dus buiten de schoolmuren, een niveau heeft bereikt waarbij men lokaal naar een andere kleurencode schakelt?
Eerst zijn er de procedures met betrekking tot een gedeeltelijke of volledige sluiting van een school, naar aanleiding van de vaststelling van een besmetting in de school. We hebben daaromtrent een uitgebreide procedure vastgelegd, en we hebben die ook in alle scholen verspreid via de digitale nieuwsbrief Schooldirect. Die procedures omschrijven wie welke stappen onderneemt, en wanneer er wordt overwogen om een school gedeeltelijk of volledig te sluiten naar aanleiding van een besmetting in de school.
Eén: de CLB-arts meldt een clusterbesmetting aan de medische expert van de betrokken zorgraad.
Twee: de CLB-arts of arbeidsarts en de medische expert van de betrokken zorgraad overleggen samen welke maatregelen nodig zijn. Een mogelijke maatregel is het gedeeltelijk of volledig sluiten van een school. Ze kunnen daarvoor ook advies vragen aan het agentschap Zorg en Gezondheid.
Dus dan heb je de mogelijkheid tot beslissing om een gedeelte van de school te sluiten. Die wordt steeds gemaakt door de medische expert van de zorgraad, na overleg met de CLB-arts of arbeidsgeneesheer. Meteen worden ook afspraken gemaakt over de heropstart van de school.
Ten tweede is er de beslissing om een school volledig te sluiten. Die wordt genomen in overleg met de lokale crisiscel, het betrokken schoolbestuur, de CLB-arts, de arbeidsarts van de school en de federale gezondheidsinspecteur.
In deze procedures is een rol weggelegd voor verschillende actoren. Ze kwamen ook tot stand in overleg met het Agentschap Zorg en Gezondheid, de CLB’s, de sociale partners en de gouverneurs in de Nationale Crisiscel. Heel de procedure omschrijft heel goed het kader wie welke rol speelt, om dan samen tot een besluit te komen. Hiermee vermijden we dat er mogelijks onterecht te snel wordt overgegaan tot de gedeeltelijke of volledige sluiting van een school.
Het is dan ook van bijzonder groot belang dat die procedures worden gevolgd. Gemeenten die zich daar niet aan houden en op eigen houtje beslissen om iedereen te laten testen of klassen en scholen volledig te sluiten tegen het advies van de betrokken artsen in, moeten toch twee keer nadenken. Ze zorgen ervoor dat hun lokale gemeenschap belast wordt. U hebt er zelf op gewezen, mijnheer Daniëls, wat de gevolgen dan zijn voor werkende ouders. Nog belangrijker is dat men ook het lokale zorgsysteem, dat al overbevraagd wordt, nog extra onder druk gaat zetten. Dat heeft consequenties op vlak van quarantaine, maar ook op vlak van contacttracing en testing. Men gaat dus het lokale zorgsysteem nog eens extra belasten. Die huisartsen krijgen plots een grote flow aan extra werk. Daar moet men zich toch een beetje bewust van zijn. Dat staat misschien allemaal wel dapper en doortastend, maar zorgt natuurlijk ook voor een belasting van de lokale gemeenschap en het zorgsysteem, en heeft natuurlijk pedagogische, sociale en psychologische gevolgen voor leerlingen, scholieren en ouders. Dat is dus de procedure wanneer er een besmetting vastgesteld wordt in de scholen.
Daarnaast hebben we een fijnmazige procedure uitgewerkt waardoor men op lokaal niveau kan overgaan tot een andere kleurencode, niet op grond van de besmetting in een school, maar van de verspreiding van het coronavirus in de betrokken gemeente, of desgevallend in een ruimer gebied.
De procedure hiervoor verloopt als volgt. De Risk Assessment Group (RAG) bezorgt een overzicht van gebieden waar een verhoogde waakzaamheid nodig is aan de ministers van Onderwijs en het Nationaal Crisiscentrum (NCCN). Het NCCN verwittigt via de gouverneurs de betrokken burgemeesters. Daarin staat dan bijvoorbeeld dat de RAG toch aanbeveelt om de lokale crisiscel te laten samenkomen. Die lokale crisiscel komt samen. Dat is een entiteit die al bestaat, maar we vragen dat die wordt aangevuld met het CLB en een representatieve vertegenwoordiging van het onderwijs. Op basis van dit overleg kan de burgemeester een voorstel doen om te schakelen naar een andere kleurencode in zijn gemeente. Er is een schakeltermijn van maximaal twee weken. De burgemeester deelt dit voorstel mee aan de minister van Onderwijs en die beslist binnen de 48 uur of hij al dan niet akkoord gaat. Indien de minister niet akkoord gaat met het voorstel, overlegt hij daarover voorafgaand ook met de minister van Binnenlands Bestuur. De burgemeester brengt dan de betrokken onderwijsinstellingen op de hoogte. En de lokale crisiscel monitort natuurlijk de situatie.
Ik bekijk geval per geval of het voorstel om over te schakelen grondig en deugdelijk gemotiveerd is en of men lokaal de procedure heeft gevolgd. Heeft men voorzien in afdoende betrokkenheid van bijvoorbeeld vertegenwoordigers van het lokaal onderwijs, maar ook van de nodige medische expertise? Tot nog toe is er één gemeente waar men preventief tot deze maatregel is overgegaan. Het ging in dat geval om één secundaire school in Machelen. Ik heb ook de vraag gekregen van Vilvoorde, maar die was vreemder van aard omdat men in Vilvoorde voorstelde om te schakelen naar code oranje, maar enkel en alleen voor het basisonderwijs en niet voor het secundair onderwijs. Daarom heb ik negatief geadviseerd, in samenspraak met de minister van Binnenlands Bestuur.
Waarom? Omdat de virologische baten van enkel voor het basisonderwijs schakelen naar code oranje uitermate beperkt zijn. Het enige verschil tussen code oranje en code geel voor het basisonderwijs is dat de niet-essentiële derden niet meer op school mogen komen en dat de uitstappen wegvallen. Dat is het enige verschil. De kosten zijn echter verwarring en onduidelijkheid bij burgers, ouders, leerkrachten en directie. Als het basisonderwijs overschakelt naar code oranje, terwijl het secundair onderwijs in code geel blijft, dan creëert dat onrust en onduidelijkheid.
Wat de universiteiten betreft, heb ik het uiteraard betreurd dat een aantal universiteiten autonoom hebben besloten om over te schakelen naar code oranje. Wij hadden nochtans procedures uitgewerkt en hadden altijd uit één mond gesproken, maar op dat moment dus plots niet meer. Door de omschakeling wordt het aantal studenten op de campussen drastisch teruggeschroefd, tot een vijfde van de normale capaciteit. In elk van de auditoria is dus maar een vijfde van het aantal studenten aanwezig.
Ik vind deze beslissing vooral spijtig voor de eerstejaars, zij die hun eerste stappen in het hoger onderwijs zetten, want zij komen in een totaal nieuwe en anonieme wereld terecht. Zij weten soms echt van toeten noch blazen en worden dus wel wat aan hun lot overgelaten. Zij hebben bij uitstek baat bij maximaal contactonderwijs. We moeten hen opnemen in onze lokale gemeenschap. Het zijn jonge mensen die rechtstreeks uit het middelbaar onderwijs komen en ik betreur dat de universiteiten deze beslissing eenzijdig genomen hebben, vooral ook omdat ze genomen is op een moment dat de kotstudenten al in de betrokken steden waren, zoals in Gent. Als die studenten niet naar de auditoria gaan, waar gaan ze dan naartoe? Gaan ze braaf op hun kot blijven zitten? Dat is niet zo, hé.
Uit de data van het leerplichtonderwijs stel ik vast dat er weinig besmettingen zijn op school. Alle besmettingen die worden vastgesteld, zijn vooral opgelopen buiten de schoolomgeving, net omdat scholen gecontroleerde omgevingen zijn. Als je de verspreiding van het virus wilt tegengaan, dan zijn studenten beter in het auditorium, net zoals leerlingen beter op school zijn. Daarom wil ik alle scholen openhouden, basis- én secundair onderwijs, net omdat ik ervan overtuigd ben dat leerlingen in de tweede en derde graad waarschijnlijk sneller besmet zullen raken wanneer ze niet naar school gaan en ze dus iets anders gaan doen – want ook op dat vlak moeten we onszelf niets wijsmaken –, opnieuw vanuit de vaststelling dat besmettingen zich vooral voordoen buiten de schoolomgeving, omdat de school een gecontroleerde omgeving is. Maar goed, dat is een parenthese die ik maak.
Tot slot was er ook de vraag rond de speekseltesten van professor Goossens. Ik ben daarover vanzelfsprekend in dialoog gegaan met hem. Er is de vraag of die speekseltesten wetenschappelijk valide zijn, maar ik moet mij daar niet over uitspreken, want dat is onze bevoegdheid niet. Hij heeft wel gevraagd of er een mogelijkheid is om toch eens te bekijken of er proefprojecten mogelijk zijn, bijvoorbeeld in Antwerpen, en dat lijkt mij het geval. Dan test men dubbel: men gebruikt de klassieke wissers en de speekseltest, om te kijken in welke mate die speekseltest effectief valide is, want dan zou dat absoluut een alternatief kunnen zijn. Vanuit Antwerpen wil men daar zeker aan meewerken, al zijn er natuurlijk een aantal aspecten die we moeten meenemen, zoals privacy en toestemming van de ouders. Maar dat zou wel wat kunnen betekenen, want speekseltesten zijn niet invasief en zouden ook kunnen worden afgenomen door niet-medici. Klassieke testen blijven een medische handeling en daarvoor blijven medici vereist.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik wil beginnen met wat u zegt over de eerstejaarsstudenten: het auditorium is beter dan de Overpoort. Ik denk dat dat zeer juist is, in alle mogelijke betekenissen. Een auditorium is een gecontroleerde omgeving. Dat de Overpoort geen gecontroleerde omgeving was, hebben we op de beelden kunnen zien. Ik denk dus dat uw analyse juist is. Ik vind het ook jammer dat de universitaire instellingen niet bijsturen op dit vlak. Ik denk dat de KU Leuven hier een wijze beslissing heeft genomen door, als het nodig zou zijn om te schakelen, een onderscheid te maken tussen eerstejaars en ouderejaars. Ik vind dat dat moed vraagt.
Dit is ook een soort van perceptieverhaal, collega’s. Ik denk dat we daar, ook als parlementsleden, voor moeten opletten. We moeten opletten voor scholen die zeggen het zekere voor het onzekere te nemen. Kun je het een school kwalijk nemen het zekere voor het onzekere te willen nemen? Het meest zekere is: de leerlingen volledig lamineren. Op elke school zijn er wel lamineerapparaten. Dan kan er zeker geen lucht bij de leerlingen. Het is ook niet gezond, natuurlijk. Men zou leerkrachten bij manier van spreken in een duikerspak voor de klas kunnen zetten, met drukflessen. Dat is helemaal ‘het zekere’. Ik trek het nu een beetje in het belachelijke. Maar ik bedoel: we moeten zorgen dat de wetenschap – en dat is inderdaad een discipline die buiten Onderwijs ligt – bepaalt wat een risico is en wat niet.
Minister, de stappen die u net hebt geschetst, zijn volgens mij belangrijk. Maar ik wil er nog een belangrijke vraag aan toevoegen. Stel dat we toch klassen of scholen moeten sluiten. Ik vrees, met de cijfers die we nu zien, dat er misschien niet onder leerlingen maar onder de leerkrachten veel besmettingen zijn, buiten de school opgelopen, waardoor we wat vastlopen. Kan er dan toch niet gekeken worden naar opvang? In april hebben we op een bepaald moment opvang voorzien voor kinderen van ouders in essentiële beroepen, maar dan krijg je natuurlijk weer het debat over de essentiële beroepen. Maar ik denk dat we toch moeten nagaan of we opvang kunnen voorzien. Want het is niet zo evident voor ouders die op dinsdagnamiddag om halfvier te horen krijgen dat de school de volgende dag dicht is. Kan dat bekeken worden?
Een laatste vraag. Als we de laatste cijfers zien, valt het zeer goed mee. Ik denk dat we allemaal – we moeten daar eerlijk over zijn – veel erger verwacht hadden toen de scholen opnieuw opengingen. Sommigen dachten: vóór 1 oktober zijn alle scholen weer dicht. Dat is niet het geval. Ik denk ook dat het goed is dat we die cijfers blijven bekendmaken, maar ook dat we de paniek die in sommige scholen ontstaat, wegnemen. De paniek leidt er soms toe te denken: we gaan de boel maar dichtdoen, dan zijn we zeker. We moeten daar zo rationeel mogelijk mee omgaan. Ik weet niet wat de juiste weg daarvoor is, misschien is een van uw onderwijsclubs de juiste plaats om dat nog wat onder de aandacht te brengen. Soms doen er zich namelijk eigenaardige situaties voor, waarbij in school A de klas dichtgaat en onder vergelijkbare omstandigheden in school B enkel de leerlingen die nauw contact hadden met de besmette leerling moeten thuisblijven. Ouders stellen zich dan de vraag vanwaar dat verschil komt. Je kunt dan inderdaad zeggen: dat komt omdat men lokaal een risicoanalyse maakt. Maar enige gelijkgerichtheid daarin zou goed zijn, ook wat de opvang betreft.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Een paar zaken daarover.
Ten eerste, als u zegt dat het onderwijs onze eerste taak is, dan ben ik het daar 100 procent mee eens. Maar we moeten ons natuurlijk ook uitspreken over de aanpak van de coronacrisis, en daar zijn, zoals u weet, wel wat verschillende mogelijkheden in. Ik vind het toch belangrijk dat we daar toch naar andere zaken kunnen uitkijken.
Ten tweede hebt u niet echt geantwoord op dat zinnetje op de website van Onderwijs Vlaanderen, waar heel duidelijk staat dat het een verplichting is, maar dan daarna komt dat zinnetje: ‘de school kan die leerlingen op school weigeren en terugsturen naar huis’. Maar er staat niet ‘moet’. Het is een kleine moeite, denk ik, om dat via Schooldirect opnieuw onder de aandacht te brengen van de scholen: dat het wel degelijk een verplichting is.
Dan zijn er ten derde de speekseltesten. U bent op dat vlak bereid om mee te gaan in het advies van professor Goossens, en dit door proefprojecten en dubbeltesten. Ik vind dat al een goede stap, maar vanaf wanneer zou dat ingaan? Is dat voor nu meteen gepland of zal dat nog maanden duren?
Ten vierde blijf ik inzake de mobiele ploegen toch op mijn honger zitten. Duitsland haalt op dit ogenblik de beste resultaten in Europa. Zij zetten wel met succes mobiele ploegen in. Op een school waar een uitbraak is vastgesteld, wordt meteen iedereen daar getest. Zo heb je het snelst resultaat. Ik denk dat professor Goossens op dat vlak toch geen onzin vertelt en dat men dit op z’n minst moet overwegen. Duitsland zette deze teams trouwens ook al op zijn autosnelwegen in bij terugkerende vakantiegangers. Het zou al goed zijn dat u dit zou proberen in die gebieden waar we de hoogste cijfers halen. Ik denk dan aan Brussel, Antwerpen en Gent, de rand rond Brussel met Vilvoorde en Machelen. Het zou goed zijn als men daar zulke mobiele ploegen, misschien als een experiment, probeert in te zetten om uit te testen of zo’n systeem werkt. Dit vraagt natuurlijk ook wel extra middelen.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik heb naar deze laatste vragen geluisterd en ik deel ook wel de bezorgdheid van de heer Daniëls. Wat wij ook op het terrein ervaren hebben, waren de heel verschillende interpretaties van de toepassing van de verschillende maatregelen door het CLB, het covidteam en de coördinerende arts in de zorgraad. Er waren op het terrein discussies die dan vooral gingen over welke definitie men voor een besmette leerling moet hanteren, over hogerisico- of lagerisicopatiënten, over het wel of geen mondmasker dragen.
Wij hebben daarom besloten om de CLB’s meer structureel te betrekken bij de verschillende covidteams hier in de regio en dat verloopt tot ieders tevredenheid. Zo vermijden we dat soort discussies en kunnen we de aanpak bij een besmetting en zelfs bij een clusterbesmetting, zoals nu recent in Bree het geval was met 240 quarantaines tot gevolg, beter stroomlijnen. Er is een zeer nauwe betrokkenheid tussen de CLB’s en de covidteams, die in contact staan met de lokale veiligheidscel. Dat heeft al veel problemen verholpen. Ik denk dat het in de toekomst niet slecht zou zijn om zo’n samenwerking bij de verschillende zorgraden te suggereren. Tenzij dit al eerder in de commissie aan bod is gekomen.
We zijn vandaag maandag. Vanochtend zijn er opnieuw honderden, neen zelfs duizenden leerlingen uit Nederland, dat op dit ogenblik vuurrood kleurt, in België naar school gegaan. De heer Laeremans verwijst naar de problematiek van leerlingen die uit een rode zone komen, maar bij ons aan de grens zitten we met het probleem dat er in Nederland elke dag 4000 besmettingen bij komen. Ik heb net nog de kaart bekeken en het grensgebied kleurt erg rood. Die leerlingen zijn in het weekend meer dan 48 uur in Nederland geweest en ze steken nu de grens over om naar school te gaan. Ik deel uw mening dat we op dat vlak de rust moeten bewaren en dat enige communicatie op zijn plaats is om geen onnodige onrust te creëren, ook al wonen de leerlingen in een regio die vandaag de incidentiegrens van het aantal besmettingen per 100.000 inwoners overschrijdt. Ik ga er tot nader order van uit dat we die leerlingen nog altijd mogen onthalen, ook al komen ze uit een rode zone waar ze effectief 48 uur aanwezig zijn geweest. Mijn vraag: hoe gaan we om met leerlingen die uit Nederland uit rode gebieden komen? Ik ga ervan uit dat dat geen enkel probleem is?
Minister Weyts heeft het woord.
We hebben in het begin natuurlijk gezien dat er soms een overreactie was, maar de procedures staan, denk ik, heel goed op punt. Het is soms met vallen en opstaan, maar zoals de heer Brouns getuigt, groeit de dialoog. Wat de betrokkenheid van het CLB betreft, denk ik dat men ook daar heel snel verder expertise heeft kunnen opbouwen en dat er goed gehandeld wordt.
Mijnheer Daniëls, lokale situaties verschillen. Het is niet altijd het geval dat er zomaar een blinde overreactie of een paniekreactie is. Ik heb ook inzage gekregen in sommige lokale verhalen, waarbij er een opeenstapeling was, ook van enkele risicogroepen of kinderen van risicogroepen. Er is dus soms ook wel een verantwoording die niet naar buiten wordt gecommuniceerd. Maar als je het dossier even inkijkt, stel je vast dat je er begrip voor kunt opbrengen, gelet op de gevoeligheden. In onze onderwijsclub proberen we ook zoveel mogelijk de violen gelijk te stemmen over die communicatie, en ook over de maatregelen zelf. Dat lukt allemaal goed.
Over de speeksteltests van professor Goossens tot slot loopt het overleg met Antwerpen. Er zijn onder andere wel wat juridische aspecten in het geding. Ik onderschrijf het pleidooi voor mobiele teams volledig, maar wij gaan vanuit Onderwijs toch geen testen moeten organiseren? Het is natuurlijk wel Volksgezondheid dat daar speelt. Wij gaan dat niet volledig op onze hals halen, want dan moeten wij uiteindelijk alles gaan doen. Wij moeten inderdaad onderwijs verstrekken. Als er vaststellingen zijn, moeten wij ons werk doen, samen met de CLB’s. Wij doen het contactonderzoek binnen de schoolmuren, maar de testing is natuurlijk helemaal niet onze bevoegdheid.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik neem aan dat de administratie dergelijke zaken ook vrij goed opvolgt. U zei dat u enkele van die dossiers hebt ingekeken en dat u wel begrip had voor de lokale situatie. Het is goed dat dat ook tot op uw niveau mee wordt opgevolgd.
De kwestie van opvang wil ik toch nog even onder de aandacht brengen. Als er scholen sluiten, moeten we proberen te kijken naar een vorm van opvang, al was het maar voor kinderen die thuis in niet-optimale omstandigheden zitten. Ook de internaten wil ik u nog even onder de aandacht brengen. Als een school met een internaat eraan verbonden sluit of als een aantal van die klassen in quarantaine gaan, kunnen die kinderen niet noodzakelijk naar huis. Maar het internaat is ook niet noodzakelijk open. We moeten daar in de onderwijsclub toch nog eens naar kijken, hoe we daar een gepast antwoord op kunnen bieden.
Ik hoop dat de Vlaamse rectoren de oproep hebben gehoord om nog eens na te denken over die eerstejaars in het hoger onderwijs. Ik wil de KU Leuven bedanken omdat ze die beslissing hebben genomen, in het belang van die studenten. De anderen moeten toch nog eens goed nadenken. Ik weet dat de druk hoog is om de veilige optie te kiezen. Het is zoals collega Brouns ook aangeeft: dat is niet altijd zo evident, maar het is wel goed om goed na te denken over wat men doet en wat de gevolgen en de risico’s zijn. Ondertussen weten we gelukkig dat kinderen en jongeren niet altijd de bron zijn, maar dat het zich wel meestal buiten de school bevindt. Daar moeten we wijs mee omgaan, om onderwijs te garanderen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, bedankt dat u oren hebt naar die mobiele teams. Ik heb niet gezegd dat Onderwijs dat moet betalen. Ik heb er alleen voor gepleit dat het zou gebeuren, dat het idee op hoger vlak wordt aangekaart en dat men dat tenminste uitprobeert. En dat dat betaald wordt door Volksgezondheid of Welzijn, lijkt me evident.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.