Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de mogelijke fraude met verblijfsvergunningen aan Turken
Interpellatie over de 700 aanvragen voor gecombineerde vergunningen werk-verblijf die on hold werden gezet na ernstige vermoedens van fraude
Vraag om uitleg over de mogelijke fraude met Marokkaanse gecombineerde vergunningen
Interpellatie over de misbruiken met gecombineerde vergunningen voor arbeid en verblijf vanuit Turkije en Marokko
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Collega’s, minister, een goedemiddag.
Ik denk niet dat er veel inleiding nodig is. We hebben net een hoorzitting gehad over het nieuws van mogelijke arbeidsvisums die niet op een correcte manier zouden zijn verleend. We hebben daarnet uitleg gekregen van zowel de Vlaamse administratie als de federale diensten over wat daarvan al dan niet waar zou zijn. Maar de realiteit is dat er vandaag de dag wat dossiers geblokkeerd zijn, omdat men er toch het gevoel bij heeft dat niet alles zou kloppen.
Wat mij is opgevallen tijdens de hoorzitting van deze voormiddag, is dat er toch wel een discrepantie zit tussen de beide verhalen van de Vlaamse en de federale diensten en een zekere spanning en frustratie bij de Vlaamse en federale diensten over hoe men met elkaar samenwerkt. Ik denk dat niemand van ons dat kan ontkennen. Men klaagt het feit aan dat er onvoldoende of vage informatie is doorgegeven. Men klaagt aan dat men bepaalde procedures wil aanpassen, maar dat men daarover onvoldoende met elkaar in gesprek gaat. Het grootste probleem daarin is, wat mij betreft, dat er wel diensten naar elkaar kijken en frustraties hebben, en hun werk doen, maar dat het niet op een efficiënte manier gebeurt. En wie dreigt daar het grootste slachtoffer van te worden? Dat is iets waarvan ik denk dat wij het hier kamerbreed proberen te vermijden: mensen die naar hier komen om te werken en dreigen in kwetsbare, moeilijke situaties terecht te komen.
Eén, – laten we daar heel duidelijk over zijn – niemand mag misbruik maken van de procedures om hier op een onterechte manier naartoe te komen onder valse voorwendselen. Daar moeten we goed op controleren. Maar twee, we moeten ook maximaal vermijden dat mensen hier terechtkomen om te werken bij malafide werkgevers, onvoldoende betaald worden en in ongelooflijk kwetsbare situaties zitten.
Dat dat geen sciencefiction is, heeft de Borealissite ons geleerd – of ‘Boralis’, naargelang wie het uitspreekt. Maar dat hebben we ook gezien bij bijvoorbeeld grondwerkers rond het aanleggen van vezelkabels. Het is vandaag de dag de realiteit. En heel wat experten geven aan dat die twee dossiers maar het topje van de ijsberg waren, dat het veel meer zou voorkomen. U hebt zelf heel duidelijk gezegd dat het een van uw prioritaire dossiers zou zijn om ervoor te zorgen dat dat maximaal vermeden en voorkomen zou worden.
Minister, ik heb in eerste instantie drie vragen voor u.
Mijn eerste vraag is: welke stappen gaat u, samen met uw federale collega – u niet onbekend, een partijgenote van u –, zo snel mogelijk ondernemen om er op korte termijn – en wat mij betreft, is dat iets dat niet kan wachten, er moet bij wijze van spreken voor de paasvakantie al een structuur klaarliggen – voor te zorgen dat de werking van de beide diensten tegen het licht wordt gehouden, gestroomlijnd wordt en meer efficiënt loopt? Komt er een doorlichting van de werking tussen de beide diensten over wat de kwetsbaarheden zijn, wat er beter kan gaan en op welke manier daarop ingezet kan worden? Want ik denk dat, als twee diensten er op die manier naar kijken, het de verpletterende politieke verantwoordelijkheid is van de ministers van de beide regeringen om ervoor te zorgen dat die diensten goed samenwerken. Dus mijn eerste concrete vraag aan u is: hoe gaat u daarvoor zorgen? Welke stappen gaat u daarin zetten op korte termijn, liefst nog voor de paasvakantie of, als het echt moet, dan toch nog op zijn minst voor de zomervakantie?
Een tweede vraag gaat over de inspectie zelf. Op een bepaald moment hebben collega’s gevraagd of er wel voldoende geïnspecteerd wordt. Er werd gezegd: we doen het beste dat we kunnen met de mensen die we hebben. Dan denk ik dat de vraag zich vandaag de dag stelt: bent u van mening dat er vandaag op Vlaams niveau voldoende inspecteurs zijn om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk dossiers geïnspecteerd worden en dat er zoveel mogelijk wordt nagekeken dat er geen foute situaties gebeuren, zowel rond het aanvragen van de dossiers als effectief op de werkvloer, wanneer die mensen hier kunnen beginnen? Is het niet nodig om meer in te zetten op inspecteurs? Bent u het daar met mij eens? Zo ja, hoeveel mogen we er wanneer verwachten? Wat zijn uw plannen daarrond? Bent u het daar niet mee eens, dan wil ik ook graag horen van u waarom niet.
En een derde vraag, minister, raakt aan wat ik net aan de heer Van Osselaer heb gevraagd: het in kaart brengen van mensen die naar hier komen en die daarvoor een prijs moeten betalen, die duizenden euro’s moeten betalen aan malafide tussenpersonen met de belofte dat ze naar hier kunnen komen en hier kunnen werken. Ik stel de vraag omdat, nadat er artikels in de pers zijn terechtgekomen, verschillende mensen ook mij hebben aangeschreven. Ik kan die dingen niet verifiëren, maar het zijn verhalen die echt wel schrijnend zijn, onder andere van vrachtwagenchauffeurs uit Turkije die hier zouden toekomen onder valse voorwendselen, daarvoor heel wat geld betaald zouden moeten hebben en hier dan op een erbarmelijke manier tewerkgesteld worden, onbeschermd. Als er incidenten gebeuren, mogen zij er ook nog voor opdraaien. Mijn vraag is: als daarnet door de verantwoordelijke diensten wordt gezegd dat dat eigenlijk een blinde vlek is, een kwetsbaarheid, dat men onvoldoende in kaart kan brengen in hoeverre er malafide tussenpersonen zijn die hier geld mee verdienen, die hier beter van worden, terwijl de werknemers die wij nodig hebben daar niet goed van worden en in een heel kwetsbare en onaanvaardbare positie worden geduwd, welke stappen kunt u dan vanuit Vlaanderen ondernemen om ervoor te zorgen dat we er maximaal zicht op hebben en daar ook een deftiger, scherper beleid tegenover kunnen zetten, om daarin stappen vooruit te zetten? Dat zal ook een samenwerking vergen, maar ook daarin moeten er stappen vooruit worden gezet.
Dat zijn in een eerste ronde mijn drie vragen aan u.
De heer Ongena heeft het woord.
Toen ik mijn vraag om uitleg indiende – 22 februari – was dat naar aanleiding van de eerste mediaberichten die daarover verschenen. We zijn nu natuurlijk meer dan een week verder, maar vooral zijn we al veel meer informatie rijker, niet enkel via media, maar nu ook, denk ik, via deze zeer interessante hoorzitting die we gehad hebben en de brieven die we gekregen hebben. Ik ga dus veel van mijn vragen niet herhalen. Cijfers enzovoort hebben we ondertussen al gehad.
Desalniettemin denk ik dat uit die hoorzitting – wat collega Annouri terecht zegt – één ding heel duidelijk is gebleken: de samenwerking tussen de twee zit niet goed. Dat is bedreigend voor het feit dat we economische migratie nodig hebben. Als daar gaten in zitten, haal je het draagvlak voor economische migratie onderuit. Het is natuurlijk ook bedreigend omdat je de deur te veel openlaat voor misbruik – wat ook duidelijk aan bod is gekomen –, voor mogelijk misbruik, voor misbruik van mensenhandelaars die die gaten gebruiken voor eigen gewin. Dat kunnen we natuurlijk op geen enkele manier toestaan.
Daarom denk ik, minister, dat ik mijn vragen – ik ga de inleiding niet verder rekken, er is al heel veel gezegd – voor een stuk ga heroriënteren naar aanleiding van de nieuwe informatie die we ondertussen toch allemaal gehad hebben en me eigenlijk ga beperken tot een viertal vragen.
Eén, wat is uw visie? Wat zijn uw conclusies naar aanleiding van de berichten die nu van deze zaak naar boven zijn gekomen?
Twee, ik wil aan u toch wel eens heel duidelijk de vraag stellen wat de huidige stand van zaken is. Hoe zit dat nu met die geblokkeerde dossiers? Wanneer mogen we daarin een doorbraak verwachten? Hoeveel van die dossiers staan nog op een rode lijst, zal ik maar zeggen? Hoewel, het is een beladen term. (Gelach)
Een andere rode lijst dan die waarmee u de voorbije week bezig bent geweest. Hoeveel staan er nog on hold omdat verder onderzoek nodig is? Welke andere dossiers gaan nu vrij snel gedeblokkeerd kunnen worden en wanneer is dan ‘vrij snel’? Kunt u daar misschien iets meer duidelijkheid over geven?
Drie, – wat collega Annouri ook terecht vraagt – welk initiatief gaat u nu zelf, als minister, nemen om die diensten bij elkaar te brengen en – vooral – om toch tot meer en betere praktische afspraken te komen, om de manier waarop het toekennen van die visa nu gebeurt en de samenwerking daarrond te verbeteren?
En ten slotte – dit is een vraag die ook heel uitdrukkelijk in mijn oorspronkelijke vraag om uitleg stond –, zijn er, denkt u, op Vlaams niveau bijkomende maatregelen nodig om vermeende fraude tegen te gaan, dus puur binnen de Vlaamse bevoegdheden?
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, de hoorzitting heeft mij geleerd dat alles communautair is, ook de onenigheid tussen ambtenaren en overheidsdiensten. Ik zou me daar met deze boutade van af kunnen maken, maar dat is cruciaal in dit verhaal, dat er een gebrekkige informatiedoorstroming en -uitwisseling was, terwijl dat toch wel zeer belangrijk is in een zaak als deze. Gisteren is daarover een debat gevoerd in het federaal parlement. Staatssecretaris De Moor heeft toen verwezen naar het Vlaamse niveau. Ze zei dat de procedure voor arbeidsmigratie een gedeelde bevoegdheid is maar dat het zwaartepunt bij de gewesten ligt. Zij oordelen of een werknemer toelating krijgt en beslissen over de lijst met knelpuntberoepen. De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) kan alleen nog weigeren wegens redenen van openbare orde of nationale veiligheid. Ook uw partijgenoot legt de bal in uw kamp, minister, en zegt dat Vlaanderen in grote mate verantwoordelijk is en opheldering moet geven over de zaken die hier zijn misgelopen.
Goed, de overheidsdiensten hebben in de hoorzitting al gesproken over de brieven die ook in de pers geciteerd zijn. Ik zou daar graag uw reactie op horen. Op 27 oktober stuurde de Dienst Vreemdelingenzaken een brief naar het Departement Werk en Sociale Economie. Daarin wordt onder meer aangegeven dat het Belgische consulaat in Istanboel steekproefsgewijs dossiers is beginnen onderzoeken in de nasleep van wat gebeurd is op de Antwerpse Borealiswerf en bij de vaststelling dat er een opmerkelijke toename was van het aantal visumaanvragen om naar ons land te komen. Er werden verdachte patronen vastgesteld als ik mag geloven wat in de pers verscheen. Een bedrijf had tien vrachtwagenchauffeurs nodig terwijl het maar over één bestelwagen beschikte. Dat zijn toch opmerkelijke zaken. In de brief staat ook dat firma’s bevestigen dat zij de personen die een visum aanvragen, helemaal niet kennen, of dat de naam van de firma zelfs frauduleus wordt gebruikt. Het gaat dan om micro-ondernemingen die weinig of geen winst maken en in de onderzochte dossiers hebben de meeste firma’s geen enkele zichtbaarheid op internet en dergelijke.
Er is dan vrij laat, vanuit de Vlaamse administratie, anderhalve maand later, op 9 december een antwoord gekomen op deze brief. Dat antwoord was in mijn ogen niet geheel bevredigend, of pareert in elk geval de essentie van de zaak onvoldoende. Goed, er wordt in het antwoord gezegd dat twijfels over oneigenlijke bedoelingen onvoldoende zijn om toelatingen te weigeren. Bij de afgifte van een eerste toelating tot arbeid wordt uitgegaan van de informatie die de werkgever aanreikt. Het antwoord lijkt me dan ook niet te volstaan, want blijkbaar geldt dat dus ook voor werkgevers die niet eens bestaan of firma’s die niet weten dat hun naam gebruikt wordt. Heel die controle, vooraf en achteraf, hoe is die nu eigenlijk gebeurd? Het kan toch niet zo moeilijk zijn om op voorhand te controleren of een firma, die een aanvraag heeft gedaan, überhaupt bestaat, of daar sporen van terug te vinden zijn op internet en dergelijke?
Er wordt dus naar oktober vorig jaar verwezen, en er lijkt al langer sprake te zijn van een aantal verdachte transacties. Waarom is er zo lang in de pers of in het parlement over deze zaak gezwegen? Als we ondernemers hadden kunnen allerteren, zouden ze minder gevoelig zijn geweest voor fraude. Hoe komt het – los van de communicatie – dat de Vlaamse screening gefaald heeft? Klopt het dat wat betreft de Vlaamse aanvragen – zoals in de antwoordbrief staat – voornamelijk een controle achteraf gebeurt via de sociale inspectie? Waarom wordt er aan de toegangspoort niet al meteen een grondige controle gedaan?
We hebben ook gehoord welke informatie er is uitgewisseld tussen Vlaamse en federale overheidsdiensten. Ik zou willen weten welke informatie al dan niet is uitgewisseld, en wanneer, tussen de kabinetten van de bevoegde ministers of tussen de ministers persoonlijk.
Wat is het resultaat van de werkgroep? Welk resultaat wilt u bereiken? Tot welke bevindingen en/of conclusies is de werkgroep al gekomen?
Er wordt vanuit het federale niveau en vanuit uzelf aangegeven dat men wil nagaan hoe dergelijke misbruiken in de toekomst vermeden kunnen worden. Dat lijkt me nogal evident, maar wanneer mogen we daarvan concrete resultaten verwachten en welke maatregelen wilt u meteen nemen?
Volgens een aantal berichten probeerden ook heel wat Turken – en mogelijk ook Marokkanen – die via de gecombineerde vergunning naar Vlaanderen kwamen, al eerder via andere migratiekanalen naar ons land te komen. Een eerdere, geweigerde aanvraag voor bijvoorbeeld gezinshereniging, is volgens het samenwerkingsakkoord voor de Dienst Vreemdelingenzaken echter geen weigeringsgrond. Ik zou u het volgende willen vragen. Kregen of krijgen uw diensten in dat verband informatie vanuit het federale niveau zodat er mogelijks al een belletje gaat rinkelen zodat dergelijke dossiers met bijzondere aandacht worden onderzocht? En indien dat niet het geval is, wat gaat u ondernemen om daar in de toekomst verandering in te brengen?
Welke garantie hebt u dat de praktijken die recent aan het licht zijn gekomen, zich niet al eerder hebben voorgedaan? Doet u een nieuwe, bijkomende controle van eerder toegekende en verstrekte visa waarvan er, bij nader inzicht, vermoedens van fraude zouden kunnen rijzen?
Tot slot, het consulaat in Istanboel heeft vastgesteld dat meer dan de helft van de werknemers die in juni, juli of augustus een visum kregen, in oktober nog niet waren ingeschreven in het vreemdelingenregister van de plaats waar zij geacht worden te verblijven. In hoeverre wordt dat door de gemeenten gecontroleerd? Hoe zit het met de informatiedoorstroming? Idem dito wat betreft de verlenging van de vergunning: welke initiatieven worden daaromtrent genomen?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, over de details en de cijfers hebben we al heel wat informatie kunnen vragen, ook aan de diensten. Toch zijn er een aantal zaken waarin ik als volksvertegenwoordiger en als iemand die al een carrière lang mensensmokkel, mensenhandel en de hele situatie rond arbeid en migratie opvolgt, teleurgesteld ben.
Een eerste punt betreft transparantie. Ik stel enorm veel vragen over deze materie. Ik heb u gevraagd naar de doorlooptijden, Vlaams en federaal. Ik krijg plots geen antwoord meer op het federale gedeelte. Ik vraag naar controles van arbeidskaarten. Ik krijg cijfers van 2021 wegens wijziging van het systeem. Ik kan er dus geen zicht op krijgen. Ik vraag naar de reden van de stijgende aanvragen uit Turkije en Marokko. Uw administratie was dan al op de hoogte van de visumstop en van de fraude. U had de brief van de Dienst Vreemdelingenzaken. Maar er wordt niet over gesproken tot het in de media komt. We hadden een zeer interessante hoorzitting over arbeidsmigratie en knelpuntberoepen in de zorg. Er werd daar een zeer interessante manier van werken aangekaart. We kaartten daar onder andere fraude en misdaadgevoeligheid aan, maar het komt er ook niet ter sprake.
Ik verwacht in de toekomst duidelijker antwoorden op dit soort vragen en vraagstukken. Werkelijke transparantie – en dat is mijn punt – omtrent dit soort van zaken en over de duurtijden, de redenen van stijging en daling van arbeidsvisa, is cruciaal om het draagvlak voor arbeidsmigratie te behouden. Daarom, minister, vraag ik om in de toekomst transparanter te zijn.
Ik vroeg bijvoorbeeld, naar aanleiding van deze hoorzitting, de correspondentie op. Ik heb intussen wel twee brieven gekregen, maar ik zag een hele tijdslijn van documenten, correspondentie en mails, die ik niet kende. Duidelijkheid en transparantie zijn werkpunten waar we op moeten inzetten. Ze zijn zeer belangrijk in deze materie. Zoals al werd gezegd: een gewaarschuwd werkgever is er twee waard. Die mensen kunnen daar ook verder op inzetten.
Zoals al door veel spelers hier gezegd vandaag, hebben we voornamelijk gezien dat er een discrepantie zit tussen de Vlaamse en de federale diensten. Voor de federale diensten, minister, bent u niet bevoegd, maar wel voor de Vlaamse. We zien dat er heel wat misgelopen is in het verleden. Ook daar moet het draagvlak hersteld worden. We moeten gaan kijken op welke objectieve manier we de dienst kunnen laten doorlichten, bijvoorbeeld door het Rekenhof, om van een propere lei op een objectieve manier te kunnen starten, om van daaruit verder te gaan en naar verbeteringen te streven. Ook een doorlichting van de procedures en van onze wetgeving moet er komen, om een extra weigeringsgrond toe te voegen om, als een onderneming niet winstgevend is, te kunnen weigeren.
Natuurlijk verwacht ik van het federale niveau niets anders, en natuurlijk heb ik zaken gehoord waarbij ik mijn wenkbrauwen frons. Bijvoorbeeld als het gaat over mensen die doorreizen naar Duitsland omdat daar eerder een aanvraag voor gezinshereniging zou zijn geweest. Ik hoor dat er alleen een veiligheidscheck gebeurt, dan versta ik niet dat de andere checks niet kunnen gebeuren of dat er ook niet kan worden bekeken om die procedures aan te passen. Het is een zeer complexe materie waarin Vlaanderen zijn bevoegdheid heeft, maar het federale niveau heeft dat absoluut ook. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat dit allemaal eindigt bij de consulaire zaken, op het laatste moment. We moeten, ook in Vlaanderen, bekijken hoe we dat kunnen vermijden met één doel voor ogen: slachtoffers van mensenhandel en mensensmokkel vermijden.
Ik heb zowel uw voorganger als minister Crevits verschillende keren gevraagd hoe u het concentrisch model, waarbij we eerst kijken in Vlaanderen, Wallonië, binnen de Europese Unie en dan pas naar de derde landen, in de praktijk zult brengen. Ik krijg daar nooit een echt gedegen antwoord op. In een hoorzitting met onze zorgambassadrice zei ook zij dat we dringend een echte visie nodig hebben over waar Vlaanderen met de economische migratie, met de arbeidsmigratie naartoe wil. Ik hoor van haar dezelfde vraag. Ik verwacht van u, minister, en van uw kabinet en uw diensten, een echte, uitgewerkte visie in verband met de arbeidsmigratie, die u ook terugkoppelt aan dit parlement.
We moeten in deze digitale wereld, met artificiële intelligentie en verschillende databanken, absoluut naar die knipperlichtprocedure toe. We moeten die uittikken, we moeten gaan kijken welke andere databanken we eventueel moeten koppelen. De digitale koppeling tussen de databanken moet zo maximaal mogelijk zijn.
En bovendien vraag ik ook al heel lang – ik denk van in het begin van deze legislatuur, aan toenmalig minister van Werk, Crevits – om het referentschap zoals in Nederland ook toe te passen, of daar ten minste naar te kijken. U bent daarmee gestart, maar u kunt daarin nog vele stappen verder zetten door te screenen welke bonafide bedrijven er zijn en die sneller te laten gaan, zodat er veel meer tijd is voor die malafide bedrijven, die twijfelachtig of dubieus zijn, waarop echt een doorgedreven controle uitgevoerd moet worden. Niet alleen door uw dienst, minister Brouns, maar, als het over die werknemers gaat, inderdaad ook door de federale diensten.
We moeten volgens mij ook starten met een andere werkwijze. Bent u bereid om dat te gaan bekijken, het onder de loep nemen van die knelpuntvacatures? De lijst met knelpuntberoepen die VDAB jaarlijks publiceert neemt inderdaad alsmaar toe en is ook de basis om arbeidskaarten aan te vragen. Die is ruim. Minister, ik vraag u: wat vindt u? Moeten we daarin selectiever gaan zijn?
En voor laaggeschoolden en middengeschoolden moeten we, denk ik, absoluut naar een compleet ander model. Als er op onze arbeidsmarkt een grote krapte is, dan kunnen we inderdaad kijken naar dat Auroraproject waar men binnen de zorg een grote werkgroep heeft die die arbeidsmigratie goed opvolgt. Die werkgroep zet daarrond een visie uit, is bezig met het zelfredzaam maken van mensen in het land van herkomst, die mensen de Nederlandse taal te leren en een cursus maatschappelijke oriëntatie te laten volgen, zodat ze onze normen en waarden, en rechten en plichten kennen en weten waar ze terechtkunnen indien het toch nog fout zou lopen na al het controlewerk en dergelijke meer dat er zou gebeuren. Hoe kunnen we dat model nog verder gaan uitpuren, minister? En hoe kunnen we dat ook uitrollen naar andere sectoren waarvan we weten dat er een grote vraag naar is? Ik denk dat dat een manier is waarop we kunnen inzetten. En ik heb u dat inderdaad in het verleden ook al gevraagd. Op welke manier kunnen we dat breder trekken? Op die vragen zou ik graag van u een antwoord krijgen.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega Verbeurgt, hebt u nog vragen die nog niet gesteld zijn?
Zeker en vast.
Ik zal mijn inleiding, die ik heb neergeschreven, laten voor wat ze is en mij toch vooral richten op de vragen die nog overblijven na de hoorzitting, en dan vooral de politieke vragen.
Minister, economische migratie – en de collega’s hebben er al naar verwezen – is een thema dat hier al een paar keer aan bod is gekomen. En terecht, want met een arbeidsmarkt die een krapte kent, kan economische migratie ons in Vlaanderen helpen, maar – en dat is een belangrijke ‘maar’ – enkel en alleen als dat op een serieuze manier gebeurt, wanneer alle mazen van het net worden gesloten, wanneer we ervoor zorgen dat dat op een transparante manier gebeurt en alle fraude in het belang van de organisaties, maar vooral ook van de werknemers, wordt uitgesloten. Dit is echt een dossier dat we, denk ik, niet zomaar snel snel mogen afhandelen.
Het is inderdaad zo dat daar in het verleden – ik wil collega De Vreese daarvoor ook alle lof betuigen – ook al veel vragen over gesteld zijn. Veel van die vragen richten zich op de controle na aankomst. Ik denk dat de hoorzitting van daarjuist ook echt wel heeft aangetoond dat er zich een probleem stelt bij de controle vooraf.
Daar is mijn eerste vraag naar u: minister, is het uw inschatting dat wij, als Vlaanderen, voldoende gewapend zijn in procedures, in knowhow, in manier van werken om met dat thema van economische migratie – wat vroeger een federale bevoegdheid was – aan de slag te gaan en ervoor te zorgen dat dat een gesloten procedure is, waarbij misbruiken worden tegengegaan?
Twee, wat betreft de informatie-uitwisseling hebben we daarjuist een tijdsframe gekregen. We hebben ook de twee brieven gekregen die door uw kabinet publiek waren gemaakt. Maar we vernemen dat er nog andere contacten zijn geweest: ambtelijk, maar daarnaast heb ik ook vernomen, op basis van de vraag aan uw federale collega gisteren, dat zij ook met u contact heeft opgenomen. Kunt u vanop politiek niveau aangeven wanneer u voor het eerst door uw federale collega bent gecontacteerd omtrent dit dossier en welke politieke contacten er zijn geweest? Ik heb het ook eens op Google Maps opgezocht: uw kabinet ligt in deze stad op wandelafstand van het kabinet De Moor. Maar dan is mijn vraag vooral: als dat contact er geweest is, waarom is de rest van het dossier dan zo ambtelijk? En daarmee bedoel ik: er worden wel brieven gestuurd, maar waarom is er niet meteen politiek ingegrepen? Of is dat wel gebeurd? Hebt u politiek ingegrepen en onmiddellijk gezegd: “Collega De Moor contacteert mij hier. Asiel en migratie is een thema dat wij vanuit onze partij in handen hebben. Wij gaan daarmee aan de slag.”? Welke signalen hebt u zelf gegeven naar uw administratie? Wanneer? En welke stappen zijn daarop gevolgd? Hebt u ook het gevoel dat u daar impact hebt gehad, op basis van de signalen? Kunt u daar wat meer duidelijkheid over geven?
Wanneer werd u door uw administratie op de hoogte gebracht? Welke signalen heeft men gegeven? Kunt u wat duidelijkheid geven over de tonaliteit van die communicatie? Gaf men daarbij aan geen signalen van fraude te zien? Of waren er toch verontrustende signalen?
Ik kom ook nog eens terug op de manier van werken. Is het uw analyse, als minister, dat de procedures die wij in Vlaanderen hanteren de kansen op fraude of misbruik … – of hoe moet ik het zeggen, mevrouw De Vreese? U zult mij daarbij kunnen helpen. (Opmerkingen van Maaike De Vreese)
Juist, de migratierisico’s. Ik had het kunnen weten dat het Vlaams Belang mij daarbij zou kunnen helpen. (Gelach. Opmerkingen)
Kunnen die procedures de migratierisico’s voldoende uitsluiten? Kunnen we deze detecteren vanuit onze Vlaamse bevoegdheden? Bent u ervan overtuigd dat dat vandaag voldoende het geval is?
De mensen van de administratie gaven aan dat wetgevende initiatieven zinvol kunnen zijn. De federale collega’s geven aan dat het een mindset is. Hoe bekijkt u dat? Vindt u bijkomende wetgevende initiatieven noodzakelijk? Een quote die hier veelzeggend is, luidt: “With great powers comes great responsability.” Hebt u het gevoel dat Vlaanderen met de overdracht van bevoegdheden in staat is om daar op een correcte manier mee om te gaan en om die risico’s uit te sluiten?
Collega De Vreese stelde hier een doorlichting door het Rekenhof voor. Hoe staat u daar tegenover?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, de conclusie van deze voormiddag was inderdaad dat het nodig en belangrijk was dat we deze hoorzitting hebben georganiseerd, dat we de betrokken federale en Vlaamse diensten rond de tafel hebben gebracht. Dat was heel goed. Ik heb daar ook veel uit geleerd. Het is goed dat we daar in deze vragen en interpellaties op kunnen voortgaan.
Ik zal een algemene toelichting geven. Het spreekt voor zich dat jullie bijkomende vragen kunnen stellen op basis van nieuwe inzichten die deze voormiddag gegroeid zijn bij jullie. Ik zal daar in de mate van het mogelijke meteen op antwoorden in het globale antwoord en nadien.
Ik denk dat ik mag stellen dat ik, vanaf het ogenblik dat ik enkele maanden geleden het voorrecht kreeg om Vlaams minister te worden, meteen het dossier van de economische migratie met beide handen heb vastgepakt. Ik werd ook vrij snel geconfronteerd met een grote uitdaging op dat vlak. Borealis werd deze voormiddag vaak genoemd. Dat is toch geen kleine speler. Het is, laat dat duidelijk zijn, een bonafide bedrijf, waar zich problemen hebben voorgedaan. Meteen voelde ik aan, met mijn ervaring in en kennis over de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, dat we de instrumenten die we daar gebruiken nog veel meer en beter kunnen inzetten in het voorkomen ervan. Ik voelde meteen aan dat we voor wat betreft het migratierisico het net nog veel fijnmaziger kunnen maken en dat we alle mogelijke instrumenten aan onze Vlaamse diensten moeten geven, en vooral aan onze Vlaamse Sociale Inspectie.
Er is vandaag al heel veel verwezen naar het slimme koppelen van databanken. De wereld zit vol data. Als we daar op een heel slimme manier mee omgaan, denk ik dat we daar nog veel winsten kunnen boeken. Dat is de poortwachtersfunctie van Vlaanderen. Ik geloof dat we die nog kunnen aanscherpen, zeker met die toepassing.
Men verwees naar de Vlaamse Sociale Inspectie en men vroeg of zij 100 procent in staat is alles te controleren. De fijnmazige controle moet gebeuren via het slimme koppelen van data. De Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) geeft informatie over het bestaan van – al dan niet – spookbedrijven. Men moet in functie daarvan de capaciteit zo gericht mogelijk kunnen inzetten op de controles op het terrein.
Vanaf dag 1 en tot de laatste dag als het ware wil ik de nultolerantie op het vlak van illegale tewerkstelling hanteren.
Ik kijk dan heel concreet naar het eerste dossier waarmee ik werd geconfronteerd: Antwerp Container Transport (ACT). Daar was sprake van illegale tewerkstelling en zwartwerk. Ik heb niet geaarzeld om meteen alle in omloop zijnde toelatingen tot arbeid in te trekken. Ik herhaal: allemaal. Ik heb gekozen voor de strengste aanpak. Dat was goed voor een totaal van 161.
Deze zomer kwamen ook de feiten bij Borealis aan het licht. Dankzij – en dat benadruk ik hier – doorgedreven onderzoek van de Vlaamse Sociale Inspectie heb ik daar meteen de koe bij de horens gevat en niet geaarzeld om de 317 in omloop zijnde toelatingen tot arbeid in te trekken. Voor de 55 gevallen van illegaliteit en zwartwerk loopt op dit ogenblik nog een gerechtelijk onderzoek.
Ter informatie wil ik dit nog even meegeven. Vandaag heb je de publieke databanken, maar in de toekomst kan het, in samenwerking met de gerechtelijke wereld, ook heel interessant zijn om daar ook informatie uit vonnissen bij te steken. Dat levert vandaag ook heel wat informatie op over hoe de malafide bedrijven, organisaties en tussenpersonen te werk gaan. Als we die informatie daar nog bij kunnen brengen, gaat die poortwachter nog fijnmaziger en nog scherper zijn, om te vermijden dat de foute mensen andere mensen misbruiken om hier naar Vlaanderen te komen en hier al dan niet te komen werken of andere dingen te doen.
Naar aanleiding van die twee toch wel zeer zwaarwichtige cases heb ik mijn verstrengd beleid begin september ook kenbaar gemaakt. We hebben daar dus vrij snel gehandeld en geschakeld. Er is de ketenaansprakelijkheid. Het is heel belangrijk dat we ook de werkgevers voor hun verantwoordelijkheid stellen in dit dossier. Dat hebben we dus ook meteen gedaan. Het decreet zal kort na Pasen naar het parlement komen. De Dienst Economische Migratie en de Vlaamse Sociale Inspectie werden versterkt. Ik kom straks terug op het concrete aantal voltijdequivalenten (vte’s).
De controlekamer is tijdens de hoorzitting daarnet ook al heel vaak aan bod gekomen. Zodra het om de grote getallen en de grote dossiers gaat, hebben we die extra check met de controlekamer. Vanaf het ogenblik dat het er vijf zijn, gaat de controlekamer daar dubbel op inzetten.
De boetes voor illegale tewerkstelling worden via het nieuwe Inspectiedecreet verhoogd. Dat decreet zal ook nog voor Pasen in het parlement worden ingediend. Concreet gaat het van 1800 tot 18.000 euro naar 2400 tot 24.000 euro per illegaal tewerkgestelde werknemer. Ook daar worden de werkgevers dus meegenomen en krijgen ze een grote verantwoordelijkheid in de ketenaanpak.
Tot slot bereiden we een nieuw besluit van de Vlaamse Regering voor, waarin de intrekkings- en weigeringsgronden zullen worden uitgebreid, bijvoorbeeld de mogelijkheid om te weigeren wanneer er een inspectie lopende is. Nu kan er enkel geweigerd worden wanneer een inspectie afgerond is. Ik denk dat het belangrijk is om voldoende bewarende maatregelen te kunnen nemen op het niveau van onze Vlaamse diensten.
Nog dit voorjaar wordt ook de dynamische knelpuntberoepenlijst geüpdatet. Het klopt, collega’s, dat we dezer dagen als het ware een Vlaamse knelpunteconomie beleven. Dat is natuurlijk heel sterk gerelateerd aan de groei van de economische migratie. Zoveel is duidelijk. We hebben ook lessen getrokken uit het verleden. We moeten ons de vraag stellen, collega De Vreese, hoe we omgaan met die erkende referenten. Daar moeten we misschien toch eens met elkaar over in debat gaan. Ik verwijs naar Borealis. Dat is niet bepaald een bedrijf waarvan je denkt dat er problemen zouden zijn. (Opmerkingen van Maaike De Vreese)
Inderdaad, de onderaannemers. Ik heb het over bedrijven die we als overheid vertrouwen, en enkel nadat de toelating tot arbeid toegekend is, gaan controleren.
De afgelopen dagen verschenen in de media halve en hele waarheden over het toekennen van gecombineerde vergunningen of ‘single permits’, of in de volksmond de arbeidskaarten. Het woord visumfraude werd in de mond genomen. Ik vind het dan ook belangrijk om vandaag hier te reageren op al jullie zeer terechte vragen. Ik zal dat ook in alle transparantie en op een zo bevattelijk mogelijke manier doen. Het is mogelijk dat er wat herhalingen in zitten, maar dan moet u er maar van uitgaan dat ik het belangrijk vind om te herhalen wat hier vandaag is gezegd.
Eerst en vooral is het belangrijk om inzage te geven in de procedure van de gecombineerde vergunning. Wie is bevoegd? Wat zijn de voorwaarden om een gecombineerde vergunning te krijgen? En hoe gebeurt de controle bij de dossieraanvraag en na de uitreiking van de gecombineerde vergunning? Belangrijk om vooraf te vermelden, is dat het de werkgever en dus niet de werknemer is die de gecombineerde vergunning aanvraagt voor zijn kandidaat-werknemer. De werkgever of een tussenpersoon, een zogenaamde mandataris die namens de werkgever optreedt, dient de aanvraag om een gecombineerde vergunning online in via het unieke loket Working in Belgium. De behandeling van de aanvraag verloopt chronologisch in drie stappen.
Dat loket is hier ook al een paar keer aan bod gekomen. Ik wil in dat verband even een zijsprong maken. Als het gaat over een betere samenwerking dan vandaag, is het natuurlijk belangrijk dat iedereen met hetzelfde loket werkt en dat we dus ook aan de federale collega’s vragen om zo snel mogelijk al hun informatie in dat unieke loket beschikbaar te stellen. Dat is al een heel belangrijke eerste stap om tot een betere samenwerking te komen tussen de Vlaamse en de federale bevoegde diensten.
In eerste instantie checkt Vlaanderen inderdaad het arbeidsmarktluik. Dat is heel duidelijk geworden, er zijn drie categorieën van werknemers waarvoor aanvragen ingediend kunnen worden: de hooggeschoolden, de middengeschoolden die een knelpuntberoep komen invullen en de midden- of kortgeschoolden die geen knelpuntberoep komen invullen maar waarvoor er geen kandidaten te vinden zijn op de Vlaamse arbeidsmarkt. Afhankelijk van de categorie gelden er dus andere voorwaarden. De geblokkeerde dossiers, waar ik straks op terugkom, betreffen op enkele uitzonderingen na allemaal kandidaten die een knelpuntberoep komen invullen of midden- en kortgeschoolden die geen knelpuntberoep komen invullen maar waarvoor dan zal blijken dat er op de Vlaamse arbeidsmarkt geen geschikte kandidaten gevonden kunnen worden en bij uitbreiding binnen heel Europa niet.
In elk dossier wordt er gecheckt of er effectief economische activiteiten zijn bij de werkgever – dat is natuurlijk ook belangrijk om te vermijden dat we met spookbedrijven zitten –, of de werkgever eerdere inbreuken gepleegd heeft tegen de regelgeving economische migratie en of een correct loon betaald wordt. Indien alle elementen in orde zijn, geeft Vlaanderen groen licht en blijft het daarna bevoegd om ook te controleren of de voorwaarden ook tijdens de tewerkstelling nageleefd worden, concreet dat de tewerkstelling effectief opgestart wordt en het opgegeven loon betaald wordt. Voor bepaalde risicodossiers bijvoorbeeld wanneer een werkgever toelatingen voor verschillende werknemers bekomen heeft, kan men samen met het groen licht een opvolgingscontrole bij de inspectie bevelen.
Na de Borealisaffaire heb ik de controlekamer in het leven geroepen. Hierin zetelt zowel de Dienst Economische Migratie als de Vlaamse Sociale Inspectie. De controlekamer doet een extra screening van bepaalde dossiers, bijvoorbeeld of een bedrijf voldoende financiële draagkracht heeft om een economische migrant in dienst te nemen. Deze screening gebeurt op basis van knipperlichten en dus bij de beoordeling van de aanvraag. De werknemer – ook dat is een belangrijk gegeven – is dan nog niet in dienst. Zoals al gezegd: dossiers met vijf of meer aanvragen worden standaard naar de controlekamer doorverwezen. De controlekamer kan adviseren een aanvraag te weigeren, toe te kennen of toe te kennen en een opvolgingscontrole door de Vlaamse Sociale Inspectie te vragen. Collega’s, in de pers werd beweerd dat aanvragen vooraf niet gecontroleerd worden. Dat klopt uiteraard niet. De Dienst Economische Migratie en de Vlaamse Sociale Inspectie hebben zopas ook hun werking duidelijk toegelicht waaruit dat ook bleek.
Na de goedkeuring van de aanvraag, stopt de rol van de controlekamer en bij uitbreiding de Vlaamse Sociale Inspectie niet. Ook na de start van de tewerkstelling wordt het naleven van de voorwaarden van de afgeleverde toelatingen opgevolgd. Werkgevers moeten dat immers via Dimona melden en de prestatiedagen en verloning kunnen worden nagegaan in de multifunctionele aangifte (DmfA). Indien er inbreuken zijn tegen het luik tewerkstelling, trekt de Dienst Economische Migratie de toelating tot arbeid in. Vandaag wordt dus al gewerkt op basis van de koppeling van verschillende databanken van de Vlaamse Sociale Inspectie, met DmfA, met de Dienst Economische migratie, met Limosa en met Dimona.
Heel binnenkort start het project waar ik inleidend naar verwezen heb, we noemen dat het gatekeeperproject, de AI-toepassing (artificiële intelligentie) om zoveel mogelijk publieke data slim te koppelen om een zo fijnmazig mogelijk net te krijgen en om onze capaciteit – die uitgebreid is – van sociale inspectie nog veel gerichter te kunnen inzetten. Dat zal onze dienst ook helpen om de aanvraagprocedure en de opvolging van uitgereikte toelatingen tot arbeid – zoals gezegd is – nog fijnmaziger te maken. Zo is het de bedoeling dat we automatisch een signaal krijgen wanneer een onderneming een faillissement heeft aangevraagd.
Er zijn ook de klassieke voorbeelden van de firma’s die niet bestaan of de veertig bakkers als een bakkerij maar drie bakkers heeft. Of er worden vijftig taxichauffeurs gevraagd voor een bedrijf dat maar vijf auto’s heeft. Al dat soort zaken zit vandaag al specifiek in het misdaadpreventieplatform dat gebruikt wordt in het kader van bestuurlijke handhaving. Bij lokale besturen in Vlaanderen lopen er een tiental projecten om dat helemaal uit te breiden, om daar inderdaad de bonafide en de malafide bedrijven zo snel mogelijk te kunnen onderscheiden en zo snel mogelijk knipperlichten te krijgen wanneer er op basis van alle mogelijke combinaties van data signalen zijn dat het gaat om malafide intenties.
Terug naar de procedure: wanneer een aanvraag positief wordt bevonden door de Dienst Economische Migratie, wordt het dossier overgemaakt aan de federale overheid. Die hebben we hier vanochtend mogen horen. De DVZ checkt op het luik toegang van de werknemer tot het grondgebied. Toegang tot het grondgebied is hun verantwoordelijkheid. Nadat het luik arbeidsmarkt in orde is, moet er dus ook gecontroleerd worden of er bezwaren zijn om de kandidaat-werknemer de toegang tot het grondgebied al dan niet te verlenen.
Zo kan die door de federale overheid geweigerd worden wegens veiligheidsproblemen, maar dat is vanochtend duidelijk aan bod gekomen.
Ik kom tot de federale diplomatieke post. Wanneer een aanvraag ook groen licht heeft gekregen van de DVZ, wordt die gecombineerde vergunning afgeleverd. Op basis daarvan kan de buitenlandse post het visum afleveren en kan de betrokkene afreizen naar ons land.
Dan geef ik nog wat informatie over de getalsterkte van onze diensten. De Dienst Economische Migratie kent momenteel 29 vte’s, waarvan drie vte’s voor beroepskaarten. In 2019 waren dit er nog twintig. De dienst werd in 2022 tijdelijk versterkt naar aanleiding van de Brexit. Na de Borealiscase werd beslist om drie vte’s structureel in te bedden. Recent werden vanuit VDAB en Syntra twee extra vte’s overgeheveld, waarvan één ter vervanging van iemand die met pensioen ging.
Er is ook gevraagd en al verwezen naar de capaciteit van de Vlaamse Sociale Inspectie. Die werd met tien vte’s versterkt naar aanleiding van de Oekraïnecrisis. Dat is in deze commissie al vaak aan bod gekomen. In 2019 waren 10,81 vte’s bezig met economische migratie, in 2023 zijn dat er 18,57. Dat aantal zal nog verder groeien zodra alle nieuw aangeworven inspecteurs opgeleid zijn. De andere worden ook ingezet op diepteonderzoeken en illegale uitzend. We zien ook in de cijfers van daarstraks dat we met 60 procent het aantal controles gaan opdrijven tussen 2022 en 2023. Er wordt dus wel degelijk hard gewerkt.
In 2021 stelde de Vlaamse Sociale Inspectie 224 inbreuken vast op de materie economische migratie. Dat leidde tot 95 adviezen tot intrekking van de toelating tot arbeid.
In onze inleiding hebben we verwezen naar ACT en Borealis, dossiers uit 2022, waar een kleine 500 toelatingen effectief ingetrokken werden. De algemene cijfers voor 2022 zijn nog niet helemaal ter beschikking, omdat het nieuwe datasysteem van de Vlaamse Sociale Inspectie momenteel wordt ontwikkeld. In de loop van dit jaar gaan we die resultaten zeker in alle transparantie met jullie delen.
Ik kom tot het dossier van in eerste instantie geblokkeerde Turkse en in een volgende fase geblokkeerde Marokkaanse visa. Ik ga nu over tot de inhoud van die zaken en ik wil dat heel chronologisch doen: wanneer werd Vlaanderen op de hoogte gesteld van welke feiten en wat was onze reactie hierop?
Ik wil de tijdlijn nog eens opbouwen, met vijf sleutelmomenten. In eerste instantie was er op 7 oktober 2022 een eerste signalement van het dossier. Op 7 oktober krijgt mijn kabinet voor het eerst te maken met dit dossier. Het betreft een e-mail van de kabinetschef van staatssecretaris Nicole De Moor, die signaleert dat er: “vrij grootschalige problemen met te makkelijke aflevering van gecombineerde vergunning” zouden zijn. Hij schrijft erbij: “TBC”. ‘To be continued.’
De diplomatieke post in Istanboel signaleerde aan Buitenlandse Zaken dat ze naar aanleiding van een getuigenis van een ex-medewerker van Anki Tech, een onderaannemer van Borealis, een steekproef gedaan hebben op de toegekende gecombineerde vergunningen die aan hen overgemaakt werden om een visum af te leveren. Uit hun onderzoek zou blijken dat bepaalde bedrijven, waarvan de namen niet worden genoemd, niet te vinden zijn op Google Streetview. Men stelt ook vast dat het om jonge alleenstaande mannen gaat die nog nooit naar Schengen zijn gereisd. Ook worden de namen van twee mandatarissen of advocaten genoemd die optreden voor de werkgever. In de pers zijn die namen genoemd, zoals u weet.
Dat zijn bedenkingen over zowel de bevoegdheden van Vlaanderen als van de DVZ dus.
Ook vindt de post het opvallend dat het aantal aanvragen uit Turkije stijgt van, volgens de post, 619 in 2021 naar 1227 tot en met eind september 2022. Er worden vijf bijlagen bij de mail toegevoegd. Twee bijlagen betreffen de twee mandatarissen, drie betreffen drie gecombineerde vergunningen die door Vlaanderen zijn afgeleverd.
Aangezien deze dossiers bij de diplomatieke post liggen, wil dit zeggen dat de gecombineerde vergunning afgeleverd is. Of nog: zowel Vlaanderen als de DVZ gaf groen licht voor deze dossiers. Deze dossiers liggen voor bij de diplomatieke post opdat deze ambtshalve een visum kan afleveren.
Op 7 oktober 2022 wordt er dus nog geen vraag gesteld aan mij, mijn kabinet of aan mijn diensten. We worden louter via de kabinetschef van de staatssecretaris geïnformeerd. Desalniettemin gaan we met deze mail aan de slag. Nog diezelfde dag informeert mijn kabinetschef per e-mail de secretaris-generaal van het Departement Werk en Sociale Economie, de heer Vanderpoorten, over deze indicaties van grootschalige single-permitfraude. Ze vraagt hem dringend de situatie te onderzoeken en mijn kabinet van de bevindingen op de hoogte te houden.
De Dienst Economische Migratie geeft dan op 20 oktober 2022 feedback aan mijn kabinet. De dienst bevestigt mij bij monde van het afdelingshoofd, mevrouw Van den Cruyce, dat de toelatingen tot arbeid waarvan sprake in de mail door hen werden afgeleverd, op basis van de ingediende documenten én door de dienst extra gevraagde inlichtingen. Zo werden financiële inlichtingen gevraagd, net als info over de lonen en een bewijs dat het bedrijf voldoende opdrachten kreeg om de tewerkstelling van een economisch migrant te staven. Op basis van al die informatie zag de dienst dus geen reden tot weigering. De mail wordt afgesloten met: “Tegelijkertijd nemen wij dit signaal ernstig en zal de inspectie dit verder opnemen.”
Zoals zopas vermeld, blijft de Dienst Economische Migratie samen met de Vlaamse Sociale Inspectie bevoegd om opvolgingscontroles te doen als de gecombineerde vergunning eenmaal werd gegeven. Mijn kabinetschef informeert ook de kabinetschef van staatssecretaris de Moor en vraagt hem ons te informeren indien er nog meer aanwijzingen zijn over de concrete problemen. Op 20 oktober vraagt mijn kabinet dus een eerste keer wat de concrete problemen zijn.
Op 27 oktober 2022 richt de directeur-generaal van de DVZ, Freddy Roosemont, een brief aan Dirk Vanderpoorten, secretaris-generaal van het Departement Werk en Sociale Economie (WSE). In dit schrijven doet de heer Roosemont het relaas van de informatie die vanuit de diplomatieke post in Istanboel via de eerdere mail van 7 oktober aan ons werd bezorgd. Jullie hebben die brief inmiddels ook allemaal gekregen. In de brief benoemt de heer Roosemont negen vaststellingen van de diplomatieke post in Istanboel. Het zou gaan om gecombineerde vergunningen die zijn toegekend voor werknemers die niet bekend zijn bij de aanvragende werkgever, bedrijven die niet bestaan, bedrijven die beweren dat hun naam frauduleus werd gebruikt om een gecombineerde vergunning aan te vragen. De firma’s die door de post werden onderzocht, zouden micro-ondernemingen zijn. U hebt de brief ontvangen. Ik ga die hier dus niet exhaustief voorlezen. U kent de negen verschillende vaststellingen in de brief. Dat zijn uiteraard allemaal zeer ernstige aantijgingen, laat dat duidelijk zijn, die betrekking hebben op zowel onze Vlaamse bevoegdheden als de federale bevoegdheden.
De heer Roosemont sluit zijn brief af met de mededeling dat een honderdtal visa momenteel zijn opgeschort in afwachting van een positief signaal van hemzelf aan de post in Istanboel. De heer Roosemont verwijst naar een lijst van de betrokken personen die in de bijlage bij de brief zou zijn gevoegd. Ik zeg ‘zou’, want die bijlage ontbreekt. Hij vraagt de heer Vanderpoorten te bevestigen dat er geen twijfels zijn over de werkelijke bedoeling van de aanvragen en te bevestigen dat de toelating tot arbeid die werd verleend, is behouden. Het is uiteraard heel positief dat in dezen het zorgvuldigheidsprincipe werd gehanteerd, zowel door de post in Istanboel als door de Dienst Vreemdelingenzaken. Evenwel stelde de heer Vanderpoorten bij het ontvangen van de brief vast dat er géén lijst van de betrokken personen werd toegevoegd als bijlage bij de brief.
De Vlaamse Sociale Inspectie vraagt per mail op 16 november de bijlage op waarnaar de heer Roosemont verwijst. Diezelfde dag ontvangt de dienst drie Excellijsten. Op die lijsten staan 131 namen. Het is belangrijk daarbij te vermelden dat er geen dossiernummers en geen werkgevers zijn vermeld, enkel de namen van de werknemers en hun paspoort- en visumnummers. Nochtans kunnen Vlaanderen en de DVZ eenvoudig communiceren via het digitaal loket Working in Belgium. De DVZ is daar nog niet op aangesloten. Dat is toch een belangrijk werkpunt. Dit maakt dat de Dienst Economische Migratie al die namen moet koppelen aan namen in zijn IT-systeem. Bij een tikfout valt het dossier niet direct terug te vinden en moet verder worden gezocht via een lichte aanpassing van de schrijfwijze. Zeker als het gaat om buitenlandse namen kunt u zich daar wel iets bij voorstellen. 35 lijnen vindt de dienst niet terug. Er staan ook gezinsherenigers op de lijst, waaronder minderjarige kinderen. De Dienst Economische Migratie voert dan ook samen met de Vlaamse Sociale Inspectie een check uit op alle dossiers op de drie lijsten. Belangrijk om daarbij te vermelden is dat de negen vaststellingen van de diplomatieke post in Istanboel die worden opgesomd in de brief van de heer Roosemont, níet worden gekoppeld aan de namen die op deze lijsten staan. Noch de Dienst Economische Migratie, noch de Vlaamse Sociale Inspectie kan dus aan de slag op basis van concrete aanwijzingen.
Na het onderzoek dat de Dienst Economische Migratie samen met de Vlaamse Sociale Inspectie voerde, richt de heer Vanderpoorten op 13 december 2022 een brief aan de heer Roosemont. Collega’s, ik heb u dat schrijven tevens bezorgd. De heer Vanderpoorten licht allereerst de werking toe. Daarnaast vraagt hij om alle concrete aanwijzingen van fraude over te maken aan de controlekamer. Dat is toch ook wel belangrijk om te benadrukken. Tevens wijst hij op het feit dat de DVZ al op 14 november werd ingelicht over het bestaan van de controlekamer. Hij benadrukt daarbij dat elke aanwijzing grondig wordt onderzocht, in nauwe samenwerking met de Vlaamse Sociale Inspectie. Daarnaast vraagt hij om het dossiernummer van het unieke loket Working in Belgium te vermelden.
Daarnaast gaat de heer Vanderpoorten dieper in op het onderzoek naar de 131 namen dat de Dienst Economische Migratie gevoerd heeft in samenspraak met de Vlaamse Sociale Inspectie. Ook duidt hij verder hoe de dienst de dossiers controleert, en telkens ook in samenspraak met de Vlaamse Sociale Inspectie de opvolging doet.
Hij voegt de drie lijsten opnieuw toe als bijlage bij zijn brief, verrijkt met de info over de werkgever en met per naam de reactie van de Dienst Economische Migratie. Voor de Dienst Economische Migratie waren er geen concrete aanwijzingen om de toelatingen te herzien.
Ik benadruk dat er op dat moment nog steeds bij geen enkel dossier knipperlichten opduiken, dus niet na de initiële dossierbehandeling, en niet na de nieuwe controle naar aanleiding van het schrijven van de heer Roosemont. Wel blijft het belangrijk om concrete aanwijzingen te ontvangen. Ik benadruk dat we hier op meerdere momenten naar gevraagd hebben en een partner zijn om deze aanwijzingen tot op het bot – dat spreekt voor zich, wat mij betreft – te onderzoeken. Ik kan hier formeel zijn: de toelatingen werden afgeleverd volgens de procedure, met daarin de nodige checks en controles.
De heer Vanderpoorten vraagt om in overleg te gaan om zo eventuele aanwijzingen te kunnen linken aan concrete dossiers.
Op 16 december van vorig jaar stuurt een medewerker van de DVZ een e-mail aan de Dienst Economische Migratie als reactie op het schrijven van de heer Vanderpoorten. In deze mail wordt meegedeeld dat een aantal dossiers gedeblokkeerd worden. Er wordt niet meegedeeld over welke dossiers het gaat. Of die deblokkering effectief heeft plaatsgevonden, kunnen ik noch mijn diensten thans bevestigen. Daarnaast worden opnieuw een aantal aantijgingen hernomen, zonder ze evenwel te linken aan concrete dossiers. Daarnaast wordt een signalement gemaakt van een tussenpersoon die al op de radar staat van onze Vlaamse diensten. Tot slot vraagt de DVZ wat er moet gebeuren met de niet-gedeblokkeerde dossiers op de lijst.
Dat laatste is toch opvallend, aangezien de heer Vanderpoorten in de bijlagen bij zijn schrijven van 13 december aangeeft geen elementen te hebben die hen hun eerdere beslissingen kunnen doen herzien.
Op 21 december 2022 antwoordt de Dienst Economische Migratie ook in die zin en wordt de vraag om een vergadering te beleggen waarop de DVZ kan aangeven wat de concrete aanwijzingen per aanvraag zijn, herhaald. Dus, we herhalen daar de vraag tot overleg.
De dienst gaat uiteraard verder aan de slag met de tussenpersoon, waarover de dienst al tijdens de zomer van 2022 verhoogd waakt, en laat elke aanvraag vanaf dat moment systematisch door de controlekamer controleren.
Op 13 januari 2023 stuurt de consul-generaal uit Istanboel een jaarverslag rond binnen de federale diplomatieke diensten. Deze mail wordt ook doorgestuurd door het kabinet van mevrouw De Moor aan mijn kabinet, waarbij toch één passage bijzonder opvallend is. Ik citeer: “Ik dank de diensten van de directie-generaal Consulaire Zaken en DVZ voor het tijdelijk stopzetten van de ‘single permit’-procedure. De verbindingsofficier van de federale politie meldde me dat er een gerechtelijk onderzoek werd opgestart omdat de aard en de omvang van de feiten onmiskenbaar ernstig zijn. Het visumteam keek met lede ogen aan hoe de procedure misbruikt werd voor aanvragers met een duidelijk risicoprofiel inzake migratie. Ik kan alleen maar hopen dat het onderzoek iets oplevert én dat tegelijkertijd het Vlaamse Gewest uit deze fouten leert. De Belgische economie heeft arbeidskrachten nodig, maar het kan niet dat we visa en werkvergunningen uitreiken aan personen die vervolgens nooit in onze personen- of arbeidsregisters opduiken.”
De consul-generaal hoopt dus dat het onderzoek iets oplevert en spreekt tegelijkertijd over ‘fouten’. Op basis van het relaas dat ik u tot nu toe gaf, vraag ik me af wat er bedoeld wordt met die ‘fouten’. Want dit zijn uiteraard zeer zwaarwichtige woorden.
Het is dus opnieuw het kabinet-De Moor dat mijn kabinet op de hoogte brengt van dit jaarverslag. En diezelfde dag wordt nog afgesproken om over dat jaarverslag, en meer algemeen het dossier van de Turkse visa, een vergadering bijeen te roepen met de twee kabinetten, de Dienst Economische Migratie, de Vlaamse Sociale Inspectie en de DVZ. Dat overleg vindt plaats op 17 januari 2023.
Op die meeting wordt afgesproken dat de DVZ de Dienst Economische Migratie in contact brengt met de post in Istanboel. Opnieuw wordt gevraagd naar concrete elementen in deze dossiers. Vlaanderen toont zich opnieuw bereid om eerder genomen beslissingen te herevalueren indien dat nodig blijkt.
Op 9 februari is er een eerste maal sprake van blokkage van een 650-tal dossiers in Istanboel en Rabat. Op 9 februari vindt een eerste werkgroep plaats tussen de Dienst Economische Migratie, de Vlaamse Sociale Inspectie, de DVZ en Buitenlandse Zaken. Dus niet met de post in Istanboel. Het is een federale beslissing om niet deel te nemen.
Op die werkgroep spreekt Buitenlandse Zaken over een 650-tal dossiers die geblokkeerd zijn, niet alleen in Istanboel, maar dus ook in Rabat. Het is de eerste keer, na de eerste lijsten met 131 namen die gescreend werden, dat wij er kennis van nemen dat er opnieuw een probleem is met geblokkeerde visa. Het is ook de eerste keer dat we kennisnemen van het feit dat het over dergelijk grote aantallen gaat en dus om een systematische blokkage.
Buitenlandse Zaken stelt op die meeting ook vragen over de manier waarop Vlaanderen aanvragen controleert. De Dienst Economische Migratie geeft daar een toelichting over. Er wordt afgesproken dat een werkgroep wordt samengesteld om alle 650 dossiers door te nemen. De werkgroep wordt samengesteld uit de Dienst Economische Migratie, de Vlaamse Sociale Inspectie, de DVZ en Buitenlandse Zaken.
Na die werkgroep ontvangen mijn diensten op 13 februari twee mails van de DVZ: een lijst met 146 aanvragen, ingediend door eenzelfde mandataris, en een lijst met vijftig toelatingen voor eenzelfde werkgever in de bouw, opnieuw zonder concrete informatie. Daarop stuurt het diensthoofd Economische Migratie op 14 februari een e-mail naar de DVZ met een voorstel van concrete aanpak. Ze vraagt naar lijsten met concrete aanwijzingen. Ik herhaal dat we op dat ogenblik nog altijd niet over een lijst van de 650 geblokkeerde dossiers beschikken, noch over de aanwijzingen die er in al die dossiers zouden zijn.
Op 20 februari laatstleden antwoordt de DVZ dat ze een lijst zullen bezorgen en dat ze “steekproefsgewijs een aantal dossiers analyseren en onze bevindingen doorsturen”. 20 februari, collega’s, dat is dus vorige week.
Op 21 februari ontvangt de Dienst Economische Migratie vijf lijsten, waaronder de twee lijsten die we op 13 februari al ontvingen. Daarnaast gaat het om twee lijsten met een honderdtal buitenlandse personen die eerder een visum geweigerd kregen en een algemene lijst met de 668 geblokkeerde dossiers.
De lijnen op die lijsten bevatten nog steeds geen concrete aanwijzingen van fraude. Het is toch wel belangrijk om dat te benadrukken. Maar een tweehonderdtal lijnen zijn in het rood gemarkeerd. Het gaat om een tweehonderdtal dossiers die door Buitenlandse Zaken aangemerkt staan als de meest verdachte dossiers. Maar wat ‘verdacht’ dan inhoudt, is niet duidelijk.
Op 22 februari ontvangt de Dienst Economische Migratie een update van de Turkse lijst. Het gaat nu om 742 geblokkeerde dossiers in Istanboel. Er wordt ook een nieuwe lijst overgemaakt van 81 geblokkeerde dossiers in Rabat, zonder verder commentaar en zonder rode lijnen. Voor hun verdere onderzoek baseren de Dienst Economische Migratie en de Vlaamse Sociale Inspectie zich op de geüpdatete lijsten.
Het is dus pas op 21 februari, vorige week dinsdag, dat we de volledige lijst van geblokkeerde dossiers in Turkije ontvangen, maar weerom gaat het om lijsten zonder enige vorm van aanwijzingen. Concreet betreft het dan weer louter namen van werknemers, visanummers en paspoortnummers. Op zestig lijnen werd een naam van een werkgever toegevoegd. De overige werkgevers moeten wij dus handmatig gaan linken aan de namen van de werknemers. Daar kom ik straks nog toe. Ik vraag, net als toen de eerste lijst met 131 namen bezorgd werd, aan de Dienst Economische Migratie en de Vlaamse Sociale Inspectie om elk dossier te bekijken. Zoals jullie weten, is er ook hier een nultolerantiebeleid op dat vlak. Er staan nauwelijks werkgevers vermeld en er staan geen dossiernummers vermeld, waardoor het handwerk van december ook voor deze lijsten herhaald moet worden.
Dan kom ik bij de concrete stand van zaken met betrekking tot de twee lijsten. Wat kregen we van de federale overheid? Op de Turkse lijst staan 742 personen. 136 personen zijn niet gekend in Vlaanderen, 606 wel. Die 606 personen linkt onze Dienst Economische Migratie samen met de Vlaamse Sociale Inspectie handmatig aan 301 werkgevers. Op de Marokkaanse lijst staan 81 personen. 33 personen zijn niet gekend in Vlaanderen, 48 wel. Die 48 personen worden gelinkt aan veertig ondernemingen.
Het valt dus op dat er respectievelijk 136 en 33 personen niet gekend zijn bij onze diensten. Ik wil daarbij benadrukken dat we niet onmiddellijk aan fraude moeten denken. Mogelijk heeft de DVZ ons ook namen overgemaakt van personen die werkzaam zijn in Brussel of Wallonië en dus niet onder onze bevoegdheid vallen.
Hoe gaan we nu te werk? In totaal heeft het Vlaamse Gewest dus toelatingen uitgereikt voor 606 Turkse personen en 48 Marokkaanse personen. Dat maakt een totaal van 654 personen, werkzaam voor 341 werkgevers.
Ik vraag aan mijn diensten om die dossiers állemaal opnieuw te controleren. Ik benadruk daarbij dus dat het stuk voor stuk dossiers zijn die al door onze diensten zijn gecontroleerd, maar ik neem het zekere voor het onzekere. Daarbij vraag ik ook aan mijn diensten om de ‘Borealischeck’ toe te passen. Die check is in het leven geroepen nadat de feiten bij Borealis aan het licht kwamen. Daarover hebben we het daarstraks gehad. Hierbij worden deze 340 bedrijven economisch tegen het licht gehouden op basis van gegevens in Companyweb. Bijkomend bekijkt de Vlaamse Sociale Inspectie of er federale administratieve geldboetes zijn gegeven aan deze bedrijven.
Ook belangrijk om te vermelden is dat de meeste van deze dossiers eerder werden goedgekeurd door de Dienst Economische Migratie vóór het nieuwe beleid naar aanleiding van Borealis van kracht was.
De Dienst Economische Migratie was afgelopen week samen met de Vlaamse Sociale Inspectie dag en nacht bezig. Dat wil ik benadrukken. Er zijn ook heel wat mensen daarvan hier. Ik wil hen daarvoor nogmaals heel nadrukkelijk bedanken. Op 28 februari waren de eerste resultaten er. Op basis van de eerste bevindingen zijn er van de 606 Turkse werknemers knipperlichten bij 27 personen. Van de 48 Marokkaanse werknemers zijn er knipperlichten bij vijf personen. Collega’s, dit gaat dus over bevindingen na de extra controle door onze diensten, en op basis van de stand van zaken in Companyweb op 27 februari jongstleden. Zoals geschetst zijn er ook nog reguliere opvolgingscontroles door de Vlaamse Sociale Inspectie. Vijf werkgevers zijn intussen failliet gegaan. Hun toelatingen werden al ingetrokken binnen de reguliere werking van onze diensten, niet op basis van deze lijsten.
Op een totaal van 654 geblokkeerde dossiers voor Vlaanderen gaat het dus over 32 personen, dus 5 procent van de dossiers.
Op 28 februari is er dan overleg tussen de Dienst Economische Migratie, de Vlaamse Sociale Inspectie, de DVZ en Buitenlandse Zaken. Zoals afgesproken op het overleg van 9 februari en na het bezorgen van de lijsten op 22 februari nam het Departement Werk en Sociale Economie immers het initiatief om een werkoverleg te organiseren met betrekking tot die lijsten. Daarin vraagt mevrouw Van den Cruyce namens de heer Vanderpoorten om door de lijsten en de bevindingen te gaan. Het overleg vindt plaats om 14 uur. Mevrouw Van den Cruyce heeft ernaar verwezen. Om 12.56 uur, terwijl de vergadering dus om 14 uur zal starten, ontvangen de Dienst Economische Migratie en de Vlaamse Sociale Inspectie van de DVZ een powerpointpresentatie in voorbereiding van het overleg. Deze powerpointpresentatie is een belangrijk element. Het is namelijk de állereerste keer dat we concrete aanwijzingen krijgen van de federale bezorgdheden. Op de vergadering worden de powerpointpresentatie en de individuele bezwaren die in die presentatie worden vernoemd, overlopen. Er worden veertien bedrijven aangehaald die meerdere aanvragen deden, waarbij het soms om jonge bedrijven gaat. Daarnaast is er sprake van een honderdtal personen waarbij de DVZ vragen heeft omdat een visum voor die mensen eerder werd geweigerd.
Het standpunt van Vlaanderen ter zake is dat wij enkel een toelating kunnen intrekken indien er fraude zou zijn gepleegd om de toelating tot arbeid te verkrijgen, bijvoorbeeld bij een vervalst cv of diploma. Dat moet je dan natuurlijk ook kunnen vaststellen. In de andere gevallen komt het de federale overheid toe om het verblijf te weigeren wegens proceduremisbruik. In een aantal dossiers wordt vastgesteld dat de werknemer eenmaal in België regelmatig van werkgever verandert. De Vlaamse overheid zal nagaan of de nieuwe werkgever wel degelijk een toelating heeft verkregen voor deze werknemer. De Dienst Economische Migratie en de Vlaamse Sociale Inspectie nemen het engagement op zich om de aantijgingen uit de toelichting van de DVZ ernstig te onderzoeken en tegen eind volgende week de DVZ daarover te informeren.
Concluderend: Vlaanderen zal aan de federale overheid laten weten welke dossiers het best geblokkeerd blijven voor verder onderzoek. Minstens zullen dat de 27 Turkse en de vijf Marokkaanse dossiers zijn, eventueel aangevuld met bijkomende dossiers op basis van de inlichtingen verschaft door de DVZ en Buitenlandse Zaken op het overleg van 28 februari.
Collega’s, sinds 7 oktober van vorig jaar ben ik dus actief via mijn kabinet op de hoogte van deze situatie van blokkering. Op 20 oktober heeft mijn kabinet naar concrete aanwijzingen gevraagd in dit dossier. Pas op 28 februari, vier maanden later, is die informatie door de federale collega’s gedeeld.
Desalniettemin ben ik ervan overtuigd dat ik, mijn kabinet, de Dienst Economische Migratie en de Vlaamse Sociale Inspectie steeds in eer en geweten hebben gehandeld en al het mogelijke hebben gedaan om de – tot 28 februari vage – signalen ernstig te onderzoeken. Ik vind het ook belangrijk dat zowel de DVZ als de diplomatieke posten in de toekomst dergelijke signalen blijven uitwisselen. Hier hanteren we het principe ‘beter voorkomen dan genezen’. Ik ben er wel van overtuigd dat er veel tijd verloren is gegaan – die opmerking deel ik – door de gebrekkige informatiedoorstroming vanuit de federale diensten. Dit gijzelt 341 Vlaamse ondernemingen. Ik zal er vanuit mijn bevoegdheid dan ook alles aan doen om zo snel mogelijk klaarheid te scheppen.
Daarnaast, en daarmee is de cirkel rond, ben ik ervan overtuigd dat de beleidsmaatregelen die voorbereid worden of reeds in werking zijn zoals de verstrenging van de ketenaansprakelijkheid, het verhogen van de boetes op illegale tewerkstelling, de oprichting van de controlekamer en het slim koppelen van data via Gatekeeper, misbruiken in de toekomst zoveel mogelijk verder kunnen vermijden. Alle fraude de wereld uithelpen – daar moeten we elkaar niet van overtuigen – is misschien een utopie, maar we moeten er alles aan doen om het te vermijden. Ik herhaal het: we voeren een nultolerantiebeleid. Ik zal dan ook niet aarzelen indien er opgetreden moet worden.
Er zijn nog bijkomende vragen gesteld naar aanleiding van de hoorzitting. Wat de samenwerking betreft, heb ik al enkele elementen die beter kunnen. Als we met één uniek loket werken, is het nogal logisch dat alle diensten, Vlaamse en federale, daar alle data beschikbaar stellen zodat we informatie veel sneller kunnen uitwisselen. Dat is een belangrijk punt van samenwerking voor mij. Ik heb hier vandaag samen met jullie al wat spanning gevoeld. Er wordt me wel bevestigd dat alle medewerkers, Vlaamse en federale, zeer veel en zeer goed samenwerken, dagelijks. Dat is belangrijk om te benadrukken. We kunnen dat achteraf uit het antwoord van de heer Roosemont afleiden. Op het niveau van de werkvloer tussen Vlaamse en federale diensten wordt samengewerkt. Natuurlijk staat men open voor de verbetering van die samenwerking en de informatie-uitwisseling. Dat is nodig. Er is al een paar keer verwezen naar de verhitte Vlaamse arbeidsmarkt. Dat is voor een stuk de aanleiding voor werkgevers om daar een beroep op te doen.
Wat is mijn visie daarop? We hebben een werkgelegenheidsakkoord gesloten met een aantal pijlers. Economische migratie is daarbij het sluitstuk, maar we weten allemaal dat dat door de grote krapte op de arbeidsmarkt minstens op zo’n korte termijn een belangrijk onderdeel is om voldoende arbeidskrachten in Vlaanderen beschikbaar te hebben voor alle vacatures en functies. Wat het cirkelverhaal betreft, is het inderdaad de bedoeling om in de eerste plaats zoveel mogelijk arbeidskrachten in te zetten. We hebben daar een heel grote uitdaging met onze niet-beroepsactieve Vlamingen, namelijk om die zoveel mogelijk toe te leiden, naast de aandacht voor de werkzoekenden. We hebben een heel actieve samenwerkingsovereenkomst met de andere gewesten, Brussel en Wallonië. Op jaarbasis gaan we die tweeduizend arbeidskrachten verleiden naar de vele Vlaamse vacatures. Als dat allemaal niet voldoende is, moeten we over het muurtje durven kijken, en dan is economische migratie wel degelijk een antwoord op de noden van de Vlaamse arbeidsmarkt.
Naar de transparantie heb ik al verwezen. Ik streef daar altijd zo maximaal mogelijk naar. Als daar vragen over zijn, sta ik ervoor open om daar antwoord op te geven, als dat onvoldoende zou zijn.
Wat de wervingsronde betreft: daar heb ik over gesproken. Er worden meer mogelijkheden geboden. De geblokkeerde dossiers zijn aan bod gekomen. Er zijn inderdaad, mijnheer Annouri, extra inspecteurs bij gekomen. Daar heb ik ook naar verwezen. Ik geloof vooral heel sterk in de Gatekeeper: daar geven we alle instrumenten aan onze diensten. Daar komen knipperlichten, ze kunnen daar dan heel gericht verder op doorwerken.
De malafide tussenpersonen vormen een belangrijk aandachtspunt. We kunnen ook via de werkgevers informatie daarover krijgen in de mate dat die bekend zijn. We kunnen daar meer aandacht aan besteden. Dat is voor mij een uitbreiding van het platform. Als we daar in de toekomst vonnisdata aan kunnen koppelen, heb je daar informatie over mensen die het niet zo goed voorhebben. We kunnen die malafide tussenpersonen dan eerder op de radar krijgen.
Dan zijn er een aantal vragen gesteld over de inschrijvingen in de gemeente. Maar dat is de bevoegdheid van DVZ en de lokale besturen.
Er was ook nog de algemene vraag van collega Verbeurgt of ik het gevoel heb dat we voldoende gewapend zijn in de strijd tegen malafide praktijken. Ik heb in mijn antwoord al een heel aantal stappen geduid die ertoe moeten leiden dat we veel fijnmaziger controles kunnen doen om te vermijden dat we met illegale tewerkstelling geconfronteerd worden. De informatie-uitwisseling blijft inderdaad een heel belangrijk aandachtspunt. Dat was ook zo in de conclusie van onze diensten. We moeten verder werken op de communicatie tussen overheden. Zoveel is duidelijk geworden vandaag. Het delen van informatie via een uniek loket is een belangrijk punt om in de data-uitwisseling nog performanter te kunnen zijn.
Dit is mijn zo volledig mogelijke antwoord op al jullie vragen. Als er nog zijn, dan beantwoord ik die graag.
Ik vrees dat er nog wel vragen zijn. We zullen het meteen weten.
De heer Annouri heeft het woord.
Dank, minister, voor een – naar mijn mening – toch wat kort antwoord. (Gelach)
U kijkt al bezorgd, minister. Het was een mop. Het was een zeer uitgebreid antwoord. U bent op sommige vlakken in herhaling gevallen, maar ik begrijp waarom u dat doet.
Ik wil drie dingen zeggen. Het eerste is dat niemand van ons twijfelt aan het feit dat er hard is gewerkt en dat men zo correct mogelijk heeft proberen te werken op Vlaams niveau. Men heeft heel duidelijk gemaakt wat men doet, ook op het federale niveau. En zelfs de mensen van het consulaat in Istanbul, Ankara en Rabat hebben hun job zo goed mogelijk proberen te doen. Daar gaat het voor mij niet over. Het is voor mij duidelijk dat iedereen de job naar best vermogen probeert te doen.
Er valt me wel een vorm van spanning op. Ik twijfel er niet aan – en het is goed dat dat nog eens wordt onderstreept – dat medewerkers veel contact hebben met elkaar, dat men elkaars telefoonnummer heeft en zo verder. En toch zit men in een situatie waarin men lijnrecht tegenover elkaar staat en dingen zegt die niet te rijmen vallen. We kunnen niet anders dan tot de conclusie komen dat, als we deze strijd deftig willen voeren, er bepaalde zaken gladgestreken moeten worden, dat er een vlottere samenwerking moet zijn. Is het misschien enkel aan de top? Ik weet het niet. Maar op zijn minst wil ik dat doorgelicht zien worden. We moeten ook een beter plan hebben. Mijn simpele vraag was op welke manier u dat concreet wilt gaan doen. U hebt het gehad over het unieke loket en u zei dat het goed zou zijn dat beide niveaus dat zouden gebruiken. Goed, daar wil ik in volgen. Maar dan is mijn simpele vraag: wat gaat u ermee doen? Gaat u daarover contact opnemen met uw federale collega’s? Wanneer gaat u dat doen? Zult u het voorstellen? Gaan er concrete stappen vooruit worden gezet?
Dit hoeft geen groot onoverkomelijk probleem te zijn, als het ook wordt aangepakt. Zeggen dat er vandaag hard wordt gewerkt en dat er voor de rest geen probleem is, daar ga ik niet mee akkoord. Welke concrete stappen zult u ondernemen naar de federale collega’s om de samenwerking vlotter en beter te maken en dit soort nodeloze frustratie en nodeloos tijdverlies te vermijden? Niemand vindt het leuk om in een commissie te moeten zeggen dat er geen bijlagen bij de mails zaten of dat het onvoldoende duidelijk was. Het gaat over te belangrijke zaken om die frustraties in de weg te laten komen van het harde werk dat geleverd moet worden. Daar zijn we het allemaal over eens.
Een tweede punt gaat over inspecties. Artificiële intelligentie gaat ons redden. Heel veel collega’s hebben het heel vaak over hoe belangrijk dat zal zijn. Artificiële intelligentie zal ook een belangrijke rol spelen. Het zal ongetwijfeld de inspectiediensten helpen om specifieker, meer gericht en beter hun job te kunnen doen. Maar begrijp ik het goed dat u van mening bent dat er op dit moment voldoende mensen zitten op inspectie om het werk in Vlaanderen goed genoeg te doen? Dit is een bijkomende vraag. Er zijn meer mensen bij gekomen, u hebt daar meer op ingezet. Bent u van mening dat er vandaag de dag voldoende mensen op inspectie zitten om de taken uit te voeren op Vlaams niveau? Zijn dat voldoende mensen om ervoor te zorgen dat de controles zo goed mogelijk worden gevoerd, ook als artificiële intelligentie hen daarbij zal helpen?
In het laatste punt ben ik niet zo heel gerust. Dat gaat over malafide tussenpersonen en mensen die er slachtoffer van worden. U zegt dat dit heel belangrijk is. U en ik en iedereen hier in deze commissie delen die mening. Maar u zegt ook dat we daarvoor moeten rekenen op signalen die we krijgen van werkgevers en werknemers die het lef hebben om het uit te brengen. Ja, ik wil er u even aan herinneren dat het hele uitbuitingsschandaal van Borealis aan het licht is gekomen door een rechter op rust die het dossier behartigde en de bal aan het rollen heeft gebracht. Het dossier ging niet aan het rollen door diensten die goed hun werk hadden gedaan, maar wel door een rechter op rust. Ik ben er niet gerust in dat we vandaag in Vlaanderen voldoende tools hebben, voldoende voelsprieten, voldoende deftig beleid, om dit soort dossiers naar boven te blijven brengen. Ik maak me daar wel degelijk zorgen over.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide toelichting. Ik heb twee kleine, maar voor alle duidelijkheid niet onbelangrijke, opmerkingen.
U zegt dat u dat dossier ter hand hebt genomen vanaf het begin dat u minister bent. U hebt de zaak Borealis gehad. U zegt terecht dat er extra capaciteit is voorzien voor de inspectiediensten. Dat is een goede zaak. Er komen hogere boetes aan. Er komen meer weigeringsgronden. U hebt de goede focus. U hebt daar voldoende aandacht voor en u trekt middelen uit om de misbruiken van economische migratie tegen te gaan. Dat moeten we absoluut doen.
Wat het dossier betreft, heb ik genoteerd dat er uiteindelijk 654 mensen verdacht waren. Nu zijn er 32 waarmee er, na de laatste Vlaamse check, effectief nog een probleem is. Men zal toch nog eens bekijken of er geen anderen zijn. Tegen eind volgende week zal men ten aanzien van het federale niveau duidelijk kunnen zeggen welke dossiers mogen worden gedeblokkeerd. Maar wat gaat u doen met de andere, minstens die 32 en eventueel nog bijkomende? Gaat u daar de vergunning helemaal intrekken? Of wordt dat nog verder onderzocht? Het is in elk geval goed dat dat nu zo snel mogelijk duidelijk wordt, zodat zeker de 95 procent, de overgrote meerderheid waar er geen probleem is, heel snel kunnen worden gedeblokkeerd.
Mijn laatste punt betreft de essentie. U zegt dat er hard wordt gewerkt. Ik twijfel daar niet aan. Maar het is toch duidelijk dat er niet goed genoeg wordt samengewerkt. Dat is de essentie van wat ik hier vandaag heb gehoord. De DVZ en Werk en Sociale Economie (WSE) liggen op 1,4 kilometer van elkaar. Ze sturen heel veel brieven en mails naar elkaar. Maar het duurt drie maanden vooraleer ze elkaar ontmoeten en gaan samenzitten. Ik vind dat onbegrijpelijk. Zeker na de zaak Borealis zou ik denken dat men, zodra er indicaties zijn dat er malversaties of misbruiken zouden kunnen zijn, veel sneller en veel korter op de bal speelt.
Alles kan altijd beter. Maar op dit moment heb ik niet het gevoel dat er veel schort aan de werking in Vlaanderen. Ik heb ook niet het gevoel dat er grote problemen zijn bij de werking bij de DVZ. Maar het is duidelijk dat er een probleem zit in de samenwerking tussen die twee. Daarom dring ik erop aan, minister, dat u snel zelf het initiatief neemt, vooral met uw federale collega, om een ronde- of andere tafel te organiseren. Wat mij betreft, kunt u daar meteen alle gewesten bij halen. Uiteindelijk hebben we er in het algemene belang baat bij dat er ook in de andere gewesten geen misbruiken mogelijk zijn. U moet hen rond de tafel brengen en heel concrete afspraken maken.
Soms zijn er problemen met lijsten die men niet kan lezen. Het is toch ongelooflijk dat vandaag, anno 2023, de ene lijsten gebruikt die de andere niet kan gebruiken en manueel moet overtikken. Waarmee zijn we bezig? Het wordt hoog tijd! Organiseer zo’n rondetafelconferentie. Ik denk dat het initiatief eerder moet komen van uw federale collega. Vlaanderen kan in sterke mate vragende partij zijn om met alle betrokkenen rond de tafel te zitten en afspraken te maken om voor een betere samenwerking te zorgen. Als er indicaties van mogelijke fraude worden gegeven, dan kan men daar veel sneller en kordater op inspelen en sneller resultaten boeken.
Dat is mijn enige echte vraag na die drie of vier uur dat we hier zitten, waarbij we heel veel hebben bijgeleerd: zorg ervoor dat dat beter op elkaar wordt afgestemd en dat die samenwerking veel beter wordt.
De heer Janssens heeft het woord.
Aanvullend, en in een poging om niet in herhaling te vallen ten opzichte van de twee vorige sprekers: minister, het relaas van de gebrekkige informatiedoorstroming tussen de verschillende overheidsdiensten doet natuurlijk wel pijn aan de oren. Onvolledige gegevens, niet-performant werkende systemen, en dat in een belangrijk dossier als dat van economische migratie, dat is natuurlijk bijzonder treurig. En dan vraag ik mij af hoe u dat wilt verbeteren. U verwacht dan blijkbaar alle heil van het unieke loket. Het lijkt evident dat er een loket bestaat waar alle diensten die hierin betrokken zijn, hun informatie kunnen ingeven en ook de informatie van de andere diensten uit kunnen halen. Maar wanneer mogen we dat unieke loket verwachten? Wie gaat daartoe het initiatief nemen, om niet het risico te hebben dat er weer naar elkaar gekeken wordt en op elkaar gewacht wordt?
U had het over de periode van de briefwisseling, eind oktober. Daar zijn dan ook een aantal e-mails op gevolgd, met lijsten zonder bijlage en dergelijke meer. U hebt toen gezegd dat er zelfs na onderzoek geen knipperlichten zijn gaan branden. Tegelijkertijd sprak u in die periode ook over visumaanvragers van wie blijkbaar vastgesteld werd dat het gezinsherenigers waren. En daarbij zouden zelfs minderjarige kinderen op een lijst staan. Dan vraag ik mij af hoe u die twee zaken met elkaar in overeenstemming brengt. U zegt dat er geen knipperlichten zijn gaan branden op dat moment, maar tegelijkertijd wordt wel vastgesteld dat gezinsherenigers misbruik maken van dit migratiekanaal en dat er zelfs minderjarige kinderen in betrokken zijn. Dan zou ik dat niet eufemistisch een migratierisico noemen, maar wel degelijk misbruik van een onheus migratiekanaal.
Het is evident dat Vlaanderen moet onderzoeken of die visumaanvrager hier effectief reële economische activiteiten uitoefent. U hebt ook gezegd dat er een opvolgingscontrole is. Hoe en hoe frequent wordt dan gecontroleerd of mensen die via die gecombineerde vergunning hier inderdaad aan de slag zijn in een knelpuntberoep, ook effectief aan de voorwaarden blijven voldoen? En welke maatregelen worden genomen als dat niet meer het geval zou blijken te zijn?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, eerst en vooral bedankt voor uw uitgebreide toelichting. Ook ik twijfel er niet aan dat de verschillende diensten die hier vandaag aanwezig waren, keihard werk leveren om onderzoek te doen naar wat er nu juist aan de hand is met die verschillende dossiers die geblokkeerd werden. Wat ik nu nog eens wil dubbelchecken, is dat er voor die Turkse en Marokkaanse dossiers geen enkel gerechtelijk dossier lopende is.
We hadden dat natuurlijk wel al gehad met de Indische dossiers. Bij Borealis zijn er gerechtelijke onderzoeken lopende. Het gaat daar voornamelijk om gedetacheerde werknemers. Ik denk dat ons doel absoluut moet zijn om te vermijden dat we volgende week, volgende maand of wie weet wanneer, opnieuw met een ander schandaal zitten waaruit ook blijkt dat er eventueel mensen misbruikt zouden worden in procedures van mensensmokkel, mensenhandel en dergelijke meer.
De opvolgingscontrole gebeurt inderdaad door uw sociale inspectie. Kunnen die dat wel allemaal opvolgen? Dat is immers niet hun enige taak. Die zitten ook nog met andere dossiers, bijvoorbeeld van mensen die gedetacheerd zijn en dergelijke meer. Het zijn niet enkel de arbeidsvergunningen die zij moeten dubbelchecken als die mensen hier eenmaal zijn.
Ik blijf erbij dat de check op voorhand zo snel mogelijk in de procedure moet gebeuren. We hebben vandaag gezien dat er inderdaad spanning zit tussen de federale diensten en de Vlaamse diensten. Die samenwerking is niet van een leien dakje gelopen. We kunnen ons daar toch wat vragen bij stellen. Die samenwerking moet absoluut verbeterd worden. Wij zijn bevoegd voor onze Vlaamse diensten. Ik stel voor om een doorlichting te doen van alle diensten, ook van de procedures en van de wetgeving, om dan een objectieve basis te hebben om van te starten, bijvoorbeeld ook hoeveel mensen er nodig zijn om al die controles te laten gebeuren en dergelijke meer. Ik denk dat dat een interessante oefening zou zijn om verder mee aan de slag te gaan en ook om het vertrouwen richting die arbeidsmigratie te herwinnen.
Wat betreft de visie rond arbeidsmigratie, meer bepaald de knelpuntberoepen: ik zou u toch willen vragen om daar nog een keer extra naar te kijken.
Ook belangrijk zijn de behandeltermijnen. Ik ben een persoon die altijd zegt dat de dossiers inderdaad snel moeten gaan, zeker als het gaat over functies voor hoogopgeleide profielen omdat we daar mensen verliezen aan andere EU-landen. Maar het mag inderdaad absoluut niet ten koste gaan van de controle die in het begin zit. Wat zijn die haalbare termijnen?
Na vandaag moet toch ook zeer duidelijk zijn – dat is ook hetgeen men volgens mij vanuit het federale niveau, vanuit de consulaire zaken en vanuit de DVZ wil aantonen en vermijden: het migratierisico en dat onze procedure rond arbeidsmigratie misbruikt zou worden om de strenge procedures die er zijn voor gezinshereniging te omzeilen. Het is nu zaak om dat ook tot op het bot uit te zoeken, op welke manier we dat kunnen doen en welke diensten daarvoor bevoegd zijn. Want als er één ding voor onze fractie zeer duidelijk mag zijn, is het dat we absoluut willen vermijden dat onze procedure de gemakkelijke procedure is om hier zogezegd zomaar toegang te krijgen om dan door te reizen naar gelijk welk ander EU-land. Dan zijn wij de gemakkelijke schakel en dan zullen we die aanvragen de komende maand niet zien verdrievoudigen, maar vertienvoudigen. Daar moeten we toch absoluut voor opletten.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitvoerige antwoord. Voor mij ontbraken er nog enkele zaken. U hebt een tijdslijn geschetst. Op een bepaald moment lees ik in die tijdslijn – en ook in wat we voordien gehoord hebben – een zekere frustratie ten aanzien van de federale collega’s dat de lijsten moeilijk leesbaar zijn, dat er documenten ontbreken, dat het niet duidelijk is waarover het gaat. In die opsomming hebt u nog geen enkel moment aangegeven waarrond op 7 oktober, het eerste contact met de kabinetschef van mevrouw de Moor en uw eigen kabinet, in dit dossier door u overleg geweest is met het kabinet de Moor.
Wanneer dergelijke signalen blijven komen, vermoed ik toch dat uw administratie u toch aangeeft dat dat niet zo vlot loopt. Ik neem aan dat u uw collega minstens om de twee weken, zoniet vaker, ziet, ik vermoed op het partijbureau, enzovoort en dat u dan zegt: “Nicole,” – u mag haar wellicht met de voornaam aanspreken – “we zitten daar met een probleem. Mijn diensten krijgen niet wat ze zouden willen. Daar is geen communicatie.” Ik kan me niet voorstellen dat het tot 20 februari geduurd heeft eer u met uw federale ambtsgenote daarover gesproken hebt, hetzij formeel of informeel.
Een deel van de frustratie had misschien verholpen kunnen worden als de politiek op een van de twee niveaus druk uitgevoerd had. Is de druk van ‘dat overleg moet hier plaatsvinden‘ gevoerd? U verwijst zelf naar het Borealisdossier, dat u onmiddellijk de sense of urgency getoond hebt en aangepakt hebt. Hier heb ik het gevoel, tenzij ik een stuk gemist heb of u iets niet geschetst hebt, dat u hier de sense of urgency, op politiek niveau althans, minder aan de dag gelegd hebt. Kunt u nog verduidelijken wanneer u met collega de Moor daarover gepraat hebt? Hebt u haar aangezet om die dossiers aan te leveren? Ik herinner me uit het debat van gisteren dat dat soms wat nodig is om aan te porren om federale dossiers aan te leveren. Ik vraag me af of dat in dezen van uw kant gebeurd is. Dat is het eerste.
Ten tweede, wat de dossiers betreft: ook daar blijf ik in de tijdslijn toch met een vraag zitten. U hebt op meerdere momenten aangegeven dat er vanuit de administratie naar u aangegeven is dat de goedkeuring aangeleverd is, er was geen reden tot weigering, “op de lijst die we kregen van het federale niveau zien we hier op 16 november” – ik heb het genoteerd – “bij geen enkel van de dossiers knipperlichten”. Maar dan stellen we vandaag vast dat er wel dossiers zijn waar er knipperlichten zijn.
Zijn er dossiers die voor 20 februari namens het federale niveau aangeleverd zijn waar u of uw administratie toen van gezegd hebben dat er geen problemen mee zijn, waar we vandaag moeten vaststellen dat die er wel waren? Er is de lijst van dossiers waarvan vandaag aangegeven wordt dat we met elf onderzoeken zitten met inbreuken of advies tot weigering, intrekking onder andere wegens tewerkstelling zonder gecombineerde vergunning om andere functies uit te voeren, enzovoort. Waren er van de elf dossiers, van uiteindelijk 606, waarvan we nu al weten dat het niet goed zat, er bij die voor 20 februari gedetecteerd hadden kunnen worden door uw administratie?
Is er vanuit de sociale inspectie in de context van deze dossiers naar aanleiding van de indicaties of signalen tot op vandaag al een zaak gemeld bij het parket?
Een beter zicht op de data kan helpen. Maar natuurlijk zit het cruciale element van de data op het federale niveau. De ‘boots on the ground’ in onze consulaire diensten kennen zeer goed de lokale contexten. Zij weten zeer goed wat er speelt. De economische migratie zit op het Vlaamse niveau. Maar er zijn andere kanalen die de link kunnen leggen. Zij weten welke personen ze al eens hebben zien passeren. Minister, zult u met uw federale collega bekijken hoe die ‘boots on the ground’-kennis structureel kan worden ingebed in de Vlaamse dataverzameling? Gezien de staatsstructuur snap ik dat men op federaal niveau zegt dat Vlaanderen geen aanspreekpunt is voor consuls. Zij wenden zich tot de DVZ. We moeten ons toch eens afvragen of we dit nog wel helemaal logisch vinden. Zou het niet logischer zijn dat de Dienst Economische Migratie en de consulaire diensten samenwerken? De consulaire diensten zouden via casemanagement rechtstreeks moeten spreken met de Dienst Economische Migratie. De DVZ mag daarbij betrokken worden, maar het zou wat rechtstreekser moeten zijn. Ik merk dat daar vandaag een zeer harde grens ligt.
Op een laatste punt bent u volgens mij niet ingegaan, minister. Wij doen vandaag in Vlaanderen veel controle wanneer de migratie al heeft plaatsgevonden. Het grootste deel van de controles door de sociale inspectie gebeurt na de migratie. Ik had het over ongeveer 7 procent. De grote uitdaging is – zoals de DVZ en collega De Vreese hebben gezegd – dat we voordat de mensen naar hier komen, maximaal risico’s moeten proberen te vermijden. Op welke manier zal Vlaanderen ervoor zorgen dat de controle vooraf wordt versterkt?
Op een laatste vraag heeft nog niemand geantwoord. In de brief van de secretaris-generaal aan de heer Roosemont wordt gezegd dat er pas controle plaatsvindt wanneer de migratie heeft plaatsgevonden. Ik heb dat daarnet ook geciteerd. Minister, is het antwoord dat daar toen op werd gegeven dan incorrect? Vanwaar de discrepantie tussen de brief aan de heer Roosemont en de schets die wij hier nu krijgen, dat dat niet het geval is, dat er ook vooraf wordt gecontroleerd?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de bijkomende vragen.
Collega Annouri, wat betreft de spanningen denk ik dat het goed is om de samenwerking nog te versterken. Maar ik herhaal wat ik vanochtend en ook eerder heb gehoord: dat op het niveau van de werknemers en het personeel goed wordt samengewerkt. Ik ben zeker bereid om een initiatief te nemen om te bekijken hoe we die samenwerking nog kunnen optimaliseren.
Het lijkt mij ook goed om samen met de collega’s een evaluatieonderzoek te doen van de hele procedure. We moeten dat eens grondig evalueren.
Ook belangrijk is dat we tegen volgende week duidelijkheid verwachten, zodat we die deblokkering kunnen doen. We hebben dossiers op 18 februari en 3 maart en eind volgende week, op 10 maart. Dat is toch een vrij korte periode. Als we dan alles zullen hebben ontvangen, hoop ik dat we de deblokkering kunnen doen.
Het aantal inspecteurs is sinds 2019 bijna verdubbeld.
Uw zorg betreffende de malafide tussenpersoon is uiteraard ook onze zorg. Ook daar moeten we alle mogelijke instrumenten inzetten om die persoon zo snel en tijdig mogelijk op te sporen. Ik geloof er sterk in dat dat kan door het slimme koppelen van databanken, die ons op dat vlak met vonnisinformatie kunnen steunen.
Collega Ongena, ook op uw belangrijke vraag naar een betere samenwerking: dat gaan we zeker opnemen. Dat is geen overbodige luxe, om dat zo optimaal mogelijk te doen. Ik verwijs ook naar het evaluatieonderzoek van de single-permitprocedure.
Het is vanochtend nog niet aan bod gekomen, dat is jammer, maar er is maandelijks structureel overleg. Dat blijft wat hangen, u doet alsof er geen samenwerking is, geen goede informatie-uitwisseling. Als er maandelijks overleg, structureel overleg, is tussen de diensten, ga ik ervan uit dat veel van die zaken beter moeten kunnen worden ondervangen.
Minister, als er maandelijks overleg is, snap ik niet waarom het tot februari heeft geduurd. Dat moet dan toch gezegd zijn op dat maandelijks overleg? Men zou toch moeten zeggen dat men een mail ontvangen heeft, die niet begrijpt en om uitleg vragen? Dat snap ik niet.
Ik kan alleen maar zeggen dat men mij ook meldt ...
Zeg het maar. Collega Verbeurgt heeft mij ook onderbroken. U mag daarop antwoorden.
Mijnheer Verbeurgt, dat is inderdaad gebeurd. We kregen altijd als antwoord: u zult de mail ontvangen. We kregen hem dan dinsdag om 12.55 uur. Dat is echt. Dat is een heel grote frustratie binnen de dienst.
Ik ben blij dat we dat hebben kunnen uitklaren. Dat is belangrijk, absoluut. Dit moeten we meer doen.
Het uniek loket bestaat eigenlijk al twee jaar. Laat dat duidelijk zijn, mijnheer Janssens. Alle diensten zijn daarop ingeplugd en hebben dat geïmplementeerd in hun werking. We stellen vandaag vast dat het bij de DVZ nog niet geïmplementeerd is. Ik ga ervan uit dat dit op zo kort mogelijke termijn gaat gebeuren.
Waarom staan er kinderen op die lijsten? Misschien moet dit worden aangevuld als ik onvolledig ben. Ik kan niet anders dan concluderen – dat is een interpretatie – dat dit kinderen zijn van de potentiële economische migranten. Meer kan ik daar niet uit afleiden. Andere informatie daarover heeft ons niet bereikt. We hebben daar natuurlijk wel vragen over gesteld, maar het is een vaststelling die we samen met u doen.
Het is belangrijk dat de opvolgingscontrole gebeurt. Blijven zij onder het statuut van economische migrant? Via de opvolgingscontrole via Dimona kunnen we informatie krijgen over het statuut.
Vragen over gerechtelijk onderzoek, kan ik, dat zult u begrijpen, niet beantwoorden, mevrouw De Vreese en anderen.
De opvolgingscontrole heeft vijftien mensen kunnen aanwerven in één jaar tijd. Het is belangrijk om dat in nauw overleg met onze administratie te blijven monitoren. Als er signalen komen dat men dreigt te verdrinken, moeten we tijdig optreden.
De evaluatie van de single-permitprocedure is een goed voorstel van het parlement.
De doorlooptijd blijft een aandachtspunt, zeker nu met de lessen die we geleerd hebben in de voorbije uren en maanden. Ik stel vast op basis van de informatie die we krijgen, dat de dossiers steeds complexer worden. Dat heeft natuurlijk een impact op het werk van onze diensten. Het kan absoluut, dat deel ik met u, mevrouw De Vreese, niet dat onze procedure misbruikt wordt in het kader van gezinshereniging. Dat is een terecht punt.
Collega Verbeurgt, u hebt natuurlijk zojuist een stuk antwoord gekregen, maar er is wel degelijk ook veelvuldig contact geweest tussen de twee kabinetten. Het is niet zo dat wij er niet met elkaar over hebben gesproken maar de frustratie zit er natuurlijk nog voor een deel in dat wij ondanks de herhaalde vraag lang hebben moeten wachten op de antwoorden. Wij hebben gehoord dat een samenwerking tussen de consulaire diensten en Vlaanderen voor hen niet gebruikelijk is en dat ze het rechtstreeks met de DVZ doen. Ook daar denk ik dat u wel een punt hebt. Wat mij betreft, zou dat ook wel rechtstreeks moeten kunnen. Dat lijkt mij wel logisch klinken. Ik zie op dit ogenblik geen drempels om dat niet te doen. Dat moeten we verder opnemen in het overleg met de verschillende partijen. Dat is een initiatief dat ik alvast wil nemen.
Het is niet zo dat er vooraf geen controle gebeurt. De Vlaamse Sociale Inspectie gaat natuurlijk pas controleren op het moment dat de mensen hier zijn. Ik kan alleen maar herhalen dat we onze Vlaamse Dienst Economische Migratie zoveel mogelijk instrumenten moeten geven zodat ze binnen heel de arbeidsmarktcontext hun controles zo goed en zo performant mogelijk kunnen doen. Ik ben een heel sterke believer van het slim koppelen van data.
Wat betreft uw specifieke vraag: er is inderdaad op 16 november een lijst gekomen en op 22 februari is er een nieuwe lijst gekomen. De knipperlichten hadden betrekking op de lijst van 22 februari.
Ik denk dat ik daarmee de belangrijkste vragen heb beantwoord, tenzij er nog andere vragen zijn.
Het stellen van vragen is voorbij, collega's, maar ik wil nog wel ruimte maken voor slotbedenkingen. Graag kort, dan kunnen we misschien nog iets eten alvorens we opnieuw starten.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik denk dat we aan het slot zijn gekomen van een heel lang debat over iets heel belangrijks. Het is belangrijk dat er heel wat dingen zijn uitgeklaard en puntjes op de i zijn gezet. Voor mij blijft de rode draad doorheen dit alles, ondanks de maandelijkse overlegstructuur en ondanks de telefoonnummers die men van elkaar heeft, dat er zich een opvallend tafereel heeft voltrokken, namelijk frustratie en naar elkaar kijken waarbij men niet efficiënt aan het samenwerken is. Wat ik wil vermijden, minister, en waar ik op wil blijven hameren, is dat binnenkort opnieuw een schandaal zal opduiken waarin mensen op een enorm kwetsbare manier worden uitgebuit en dat men dan met de vinger naar elkaar zal beginnen wijzen en zal zeggen: “Wij hebben toen dat gedaan, en wij hebben toen dat gedaan, waar is het misgelopen?” Dat moeten we proberen te voorkomen. Dat zal niet altijd lukken, maar dat doe je door maximaal op elkaar in te spelen, flexibel met elkaar om te gaan en informatie te laten doorstromen als dat nodig is.
De frustratie borrelde daarnet op en ik begrijp dat ook. Als er tien maal een vraag wordt gesteld voor extra informatie en je krijgt die pas een uur voor de vergadering, dan is er een probleem met de informatiedoorstroming en dan gaat men niet op een efficiënte manier te werk. Ik herhaal dus mijn concrete opmerking. Een van mijn concrete vragen aan u waarvan ik vind dat er tot nu toe nog onvoldoende duidelijkheid over is: neem dat ter harte, zorg dat u met de federale collega aan tafel gaat zitten en werk iets uit waardoor dit soort frustraties niet meer voorkomt. Breng die kwetsbaarheden in kaart en zorg ervoor dat de diensten zoveel mogelijk problemen voor kunnen zijn door op een efficiënte manier samen te werken. Dat lijkt mij echt wel het minimum minimorum en de belangrijkste les die ik vandaag hieruit trek als ik zie hoe sommige reacties waren.
Voor de rest wil ik iedereen danken voor het harde werk en ook u, minister, voor uw antwoorden. Het is een belangrijk thema. Dus ongetwijfeld ‘to be continued’.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik ben helemaal in lijn met wat collega Annouri zegt. De belangrijkste conclusie wat mij betreft is dat iedereen hard werkt maar dat niet voldoende wordt samengewerkt. Ik reken er echt op, minister, dat via uzelf of via de federale staatssecretaris er een initiatief komt, het best op korte termijn, om dat veel beter op elkaar af te stemmen en de samenwerking te verbeteren. Het laatste dat we willen, is immers dat men federaal een strenge wet rond gezins- en andere migratie goedkeurt maar dat we hier een achterpoort openen en openhouden, puur omdat men, hoewel men dicht bij elkaar zit, op 1,4 kilometer, toch niet genoeg samenwerkt. Dat moeten we koste wat het kost vermijden.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoorden. Dank ook aan de diensten die het nodige doen om de informatie ook aan u te bezorgen. Arbeidsimmigratie wordt natuurlijk in toenemende mate gefaciliteerd door Vlaanderen. Het is een belangrijk immigratiekanaal geworden. Ik denk dus dat we zeker moeten voorkomen dat dat door gebrekkige controle of gebrekkige samenwerking zou dreigen te verworden tot een frauduleus systeem met malafide tussenpersonen. Als de mensensmokkelmaffia verneemt dat er mazen zitten in het net van dat systeem, dan zullen we immers in toenemende mate worden geconfronteerd met misbruik, met een nieuw illegaal immigratiekanaal, naast het misbruik van de asielprocedures die op dit moment al bestaan. Ik denk inderdaad dat u en uw diensten alles in het werk moeten stellen om dat te voorkomen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik denk dat u vanwege de Vlaamse Regering daarnet de juiste klemtoon hebt gelegd: arbeidsmigratie is een sluitstuk, dat er is om een antwoord te bieden op de krapte op onze arbeidsmarkt. Ik ben het er absoluut mee eens dat die procedure geen manier mag zijn om een strengere wetgeving inzake gezinshereniging, die er ook soms in andere landen is, zoals in Duitsland, waarschijnlijk, te omzeilen en dan via ons land verder door te reizen. Laten we inzake heel dat kanaal van arbeidsmigratie echter niet het kind met het badwater weggooien en alles onder dezelfde noemer smijten, waarbij heel grote woorden worden gebruikt, waarbij wordt gezegd dat dit allemaal mensensmokkel, mensenhandel faciliteert en dergelijke meer en de diensten enorm met de vinger worden gewezen. Laten we die verschillende procedures doorlichten en een evaluatieonderzoek voeren met betrekking tot de diensten, de procedures, de wetgeving: wie is nu voor wat verantwoordelijk, op welke manier gaan we aan informatie-uitwisseling doen, hoe gaan we dat verbeteren, hoe gaan we die procedure robuust maken en versterken? Ik denk dat dat de toon moet zijn. Hoe gaan we de samenwerking tussen de diensten verbeteren en zo ook voor ons als bevoegde Vlaamse overheid de lat op dat vlak zeer hoog leggen?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ik zeg hier niks nieuws, want de collega’s hebben het al gezegd. Ik heb het gevoel dat er bij alle sprekers deze ochtend een zeer grote betrokkenheid is, en een wil om dit te laten slagen, om hard te werken. Dat geloof ik. Zoals bij alles is hard werken alleen echter niet voldoende, zoals hier ook is gezegd. Samenwerking is zeker essentieel. Je voelt dat er op dat vlak toch echt nog wel uitdagingen zijn. Volgens mij liggen die voor een stuk in de procedures en ook voor een stuk in de mindset. Ik denk dat dat een conclusie is die we toch moeten trekken. Federaal kijkt men heel sterk naar migratie: hoe kan men ervoor zorgen dat migratie correct gebeurt? Ik heb het gevoel dat de blik bij Vlaanderen is: we zitten hier met een knelpunt, hoe kunnen we ervoor zorgen dat we onze economie versterken? Ik denk dat we ook die twee mindsets dichter bij elkaar moeten brengen. Dat zal niet alleen een kwestie zijn van op bepaalde momenten samen eens overleggen, denk ik, maar ook van elkaar echt beter begrijpen. Ik meen ook dat we moeten bekijken hoe Vlaanderen zijn bevoegdheden proactief beter kan inzetten, bijvoorbeeld door de controle vóór migratie te versterken. Ik meen dat we op dat vlak toch nog wel stappen moeten zetten. Ik ben het immers volmondig eens met collega De Vreese, en dat is voor mij ook de essentie: als we economische migratie voor specifieke beroepen kunnen gebruiken, moeten we die absoluut inzetten, maar we moeten te allen tijde vermijden dat economische druk de deur openduwt voor illegale migratie, dat mensen misbruik gaan maken van onze krapte op de arbeidsmarkt om de regels te omzeilen. We moeten er dus alles aan doen om ervoor te zorgen dat de procedures sluitend zijn en dat we alle kennis gebruiken. We moeten er ook voor zorgen dat de procedures, de manier van werken en de mankracht in Vlaanderen ons toelaten om de mazen in het net te sluiten. Ik denk dat dat de essentie is. Ik denk wel dat de discussie over dit dossier nog niet is afgerond. Ik denk echt dat we moeten bekijken hoe het beter kan.
Minister, ik wil u ook oproepen om het parlement daar ook bij te betrekken. Er zijn zeer gemotiveerde parlementsleden die ook kennis van zaken hebben en die graag mee willen nadenken. Daar reken ik mijzelf in alle eerlijkheid op dit moment niet bij. Betrek hen daar dus bij en bekijk hoe we samen met de federale overheid het beleid hieromtrent beter kunnen maken en risico’s inzake migratie maximaal kunnen reduceren.
De vragen om uitleg en de interpellaties zijn afgehandeld.