Direct naar artikelinhoud
interview

Een partij verbieden? Alleen in het uiterste geval, zegt Bastiaan Rijpkema: ‘D66 wil een shortcut, gericht op Forum’

Bastiaan Rijpkema, rechtsfilosoof.Beeld Ivo van der Bent

Het voorstel van D66 om een wetsartikel zo te veranderen dat een politieke partij kan worden verboden, is onverstandig, zegt rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema. ‘Het is overduidelijk bedoeld om één specifieke partij aan te pakken: Forum voor Democratie.’

Toen Bastiaan Rijpkema in 2015 mensen vertelde over zijn boek Weerbare democratie – dat de vraag behandelt: mag een democratie antidemocratische partijen verbieden, en zo ja, in welke gevallen? – werd de rechtsfilosoof van de Universiteit Leiden geregeld gevraagd waarom die kwestie relevant was. Er was toch helemaal geen partij die de democratie bedreigde?

Nu, zeven jaar later, wordt het verbieden van partijen openlijk in kranten en aan talkshowtafels besproken, met de grootste urgentie. De politiek is daarmee eigenlijk te laat met ingrijpen en dat is zonde, betoogt Rijpkema, want het debat erover wordt nu problematischer dan nodig.

‘Juist op het moment dat er geen acute dreiging is van een antidemocratische partij had de politiek moeten handelen en de wetgeving erover moeten herzien’, zegt Rijpkema (35), die bijzonder hoogleraar verdraagzaamheid is in Leiden. ‘Nu is de hele discussie over het verbieden van partijen gekaapt door de constante ophef over Forum voor Democratie, waardoor het zal lijken dat de regering op FvD-missie is als er nu een nieuw wetsvoorstel wordt ingediend. Het gaat al tijden over tribunalen in het parlement en als straks het debat over een partijverbod wordt gevoerd, zal dat heel moeizaam worden.’

Met Weerbare democratie won Rijpkema in 2016 de Prinsjesboekenprijs, voor het beste politieke boek van het jaar. Deze week verschijnt het boek Een nieuw commentaar op de Grondwet dat hij samenstelde met Afshin Ellian, met bijdragen van een groot aantal juristen en rechtsfilosofen. Het boek is een pleidooi voor een levendigere ‘constitutionele cultuur’ en meer parate kennis van de Grondwet – ook om radicalen en extremisten beter van een weerwoord te kunnen voorzien. Premier Mark Rutte neemt donderdag het eerste exemplaar in ontvangst in het Torentje.

Rijpkema studeerde en promoveerde in Leiden. Paul Cliteur was zijn promotor, de hoogleraar die later voor FvD in de Eerste Kamer zat en zich nog altijd niet van de denkbeelden van de partij distantieert. ‘Dat is een ironie die mij ook niet ontgaat’, zegt Rijpkema voorzichtig. ‘Hij heeft sindsdien een bepaalde ontwikkeling doorgemaakt, laten we het zo zeggen. Het is een fascinerend vraagstuk in de samenleving dat sommige individuen snel radicalere standpunten innemen. In dit geval heeft het mij ook verbaasd.’

Afgelopen week diende D66 een motie in om het makkelijker te maken om politieke partijen te verbieden. In het wetsartikel dat nu is bedoeld om verenigingen te kunnen verbieden, zoals bij motorclubs of Vereniging Martijn is gebeurd, is een uitzondering gemaakt voor politieke partijen. D66 stelt voor die uitzondering te schrappen en het zo mogelijk te maken om ook een politieke partij te verbieden als die de openbare orde verstoort, bijvoorbeeld bij grote maatschappelijke ontwrichting of bedreiging van de rechtsstaat.

Een onverstandig idee, zegt Rijpkema. ‘Wat D66 oppert komt neer op een shortcut. We zouden dan met wat rommelig knip- en plakwerk een wet gaan gebruiken die expliciet niet bedoeld is voor politieke partijen. Daarbij is het overduidelijk dat die shortcut bedoeld is om één specifieke partij aan te pakken: FvD. Waardoor het beeld ontstaat dat er een politieke afrekening plaatsvindt.’

Als FvD wordt verboden, zal die partij het altijd neerzetten als een politieke afrekening.

‘Dat is zo, maar we kunnen het FvD makkelijk maken om dat argument te gebruiken, of moeilijk. Je moet een goed algemeen debat voeren over de grenzen van onze democratie. Er is bovendien al een verbodsgrond waarmee een politieke partij verboden kan worden. Dat is in 1998 nog gedaan bij de extreem-rechtse partij CP’86. Dus D66 moet niet doen alsof het onmogelijk is nu. Dat klinkt retorisch mooi, maar het klopt niet.’

Het grootste bezwaar tegen het D66-voorstel is wat hem betreft dat een nieuwe Wet op de Politieke Partijen (WPP) – waarin ook een verbodsgrond voor partijen wordt opgenomen – al heel lang in de maak is. Die is er nu bijna. Voor het einde van het jaar zelfs, heeft het kabinet beloofd, nadat het vorige kabinet bij monde van Kajsa Ollongren in 2019 had toegezegd de wetgeving hierover te herzien.

‘Dat proces duurt al zo lang dat Renske Leijten van de SP spreekt van ‘de mythische Wet op de Politieke Partijen’’, zegt Rijpkema. ‘Het zou onverantwoordelijk en onverstandig zijn om vlak voor de finish met een ad-hocshortcut te komen en zo het momentum van die nieuwe wet te dwarsbomen.’

Sinds 2019 ligt er een concrete toezegging. Waarom duurt het zo lang?

‘Dat heeft er onder meer mee te maken dat er eerst een gebrek aan urgentie was. Nu die urgentie er overduidelijk wel is, staat er opeens veel meer op het spel. Niemand durft zijn hoofd in het wespennest te steken, waardoor ik me kan voorstellen dat er wordt getalmd.’

Een partijverbod is een zwaar en in wezen ondemocratisch middel. Toch concludeert u dat zo’n verbod kan werken.

‘In een uiterst geval. Een verbod moet zijn ingebed in een breder palet aan maatregelen. Bijvoorbeeld strafrechtelijke vervolging op basis van specifieke uitspraken. Het Openbaar Ministerie onderzoekt nu de uitspraken van FvD-Kamerlid Gideon van Meijeren over het optrekken naar het parlement, waarschijnlijk om te zien of hij vervolgd kan worden voor opruiing. Het laatste Wilders-arrest, over groepsbelediging, kun je ook bezien in het kader van het verdedigen van de waarden van democratie en rechtsstaat.

Bastiaan RijpkemaBeeld Ivo van der Bent

‘Los van het juridische instrumentarium kunnen politici in hun omgang met andere partijen veel scherper formuleren waarom bepaalde uitspraken en voorstellen een grens overgaan of in strijd zijn met de Grondwet. Ze spreken nu wel vaak hun afkeuring uit, maar leggen vaak niet goed uit waarom die grens is overschreden. De Grondwet is in het debat nogal subliminaal aanwezig.

‘Neem het beruchte conceptprogramma in 2016 van Geert Wilders (PVV) dat op één A4’tje paste, waarop stond dat hij moskeeën wilde sluiten en islamitische scholen wilde verbieden. Daar stonden voorstellen op die in strijd waren met het gelijkheidsbeginsel, de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van religie. Op basis daarvan kan de PVV veel steviger worden aangepakt.’

Wanneer is een partijverbod gerechtvaardigd?

‘Ik betoog dat je een verbod moet beperken tot de gevallen wanneer een partij het zelfcorrigerende vermogen van de democratie aantast. Alle besluiten kunnen in een democratie worden teruggedraaid, op één na, en dat is het besluit om de democratie af te schaffen, dat is onherroepelijk, kiezers kunnen daar niet op terugkomen.

‘Het zelfcorrigerende mechanisme van de democratie komt in gevaar wanneer de uitingen van een partij in strijd zijn met een van drie fundamentele kenmerken van een democratie: de vrijheid van meningsuiting, evaluatie, dat betekent grofweg vrije verkiezingen, en politieke concurrentie, de voorwaarde dat je meer partijen nodig hebt in een democratie.

‘Daar voeg ik een opportuniteitsbeginsel aan toe: is het nu nodig om de partij te verbieden? Je hebt daarbij twee uitersten. Je kunt een partij al bij oprichting op basis van de statuten verbieden, maar dat is wel heel vroeg. Aan het andere uiterste heb je het punt waarop een antidemocratische partij dreigt de absolute meerderheid te halen. Dan ben je vanzelfsprekend te laat.’

Bij Jinek werd Jan Paternotte (D66) gevraagd of de SGP volgens zijn wetsvoorstel niet ook verboden kan worden, omdat die partij de gelijkheid tussen man en vrouw niet erkent.

‘Precies, daaraan zag je al dat die shortcut van D66 niet goed doordacht is. Want als je het opportuniteitsbeginsel in acht neemt, is het antwoord simpel: nee, het is niet nodig de SGP nu te verbieden, de partij heeft het meest stabiele zetelplafond: in meer dan een eeuw sinds de oprichting heeft de SGP nimmer meer dan drie zetels behaald. Zij vormt geen enkele concrete bedreiging voor de democratie.’

En als u PVV en FvD langs uw meetlat legt?

‘Ik noemde net al een paar anti-rechtsstatelijke voorstellen van de PVV. Nog zo’n voorstel, maar dan meer antidemocratisch, is het ontnemen van kiesrecht van Nederlanders met een dubbele nationaliteit. Voor Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond betekent dat feitelijk dat zij hun kiesrecht verliezen, omdat het onmogelijk is van een Marokkaans paspoort af te komen. Dat neemt Wilders op de koop toe.

‘Bij FvD zie je een voortdurende strategie van delegitimering van de democratische rechtsstaat, FvD’ers suggereren dat er geen echte democratie is. Het is evident dat PVV en FvD partijen zijn die aanschurken tegen het antidemocratische. Over concrete uitspraken en voorstellen kun je zeggen dat ze de grenzen van de democratie en rechtsstaat overschrijden. Maar een oordeel over een hele partij kun je niet zo even geven.

‘In Nederland is het gelukkig aan het Openbaar Ministerie om een verzoek tot vordering van een verbod in te dienen, en aan de rechter om te toetsen of het verbod gerechtvaardigd is. Daarmee wordt het apolitieke karakter van het proces zo veel mogelijk gewaarborgd.’

Voor het einde van het jaar zou het nieuwe wetsvoorstel er moeten zijn. Wat hoopt u daarin aan te treffen?

‘Op vragen van de Kamer zei minister Ollongren in 2020 dat de nieuwe verbodsgrond optreden mogelijk moet maken bij aantastingen die ‘niet met vreedzame middelen en geordende besluitvorming’ kunnen worden teruggedraaid. Dat is de juiste insteek, het zelfcorrectieprincipe. Hopelijk houdt de huidige minister Hanke Bruins Slot daaraan vast. De verbodsgrond zou vervolgens zo precies mogelijk moeten omschrijven wanneer die democratische zelfcorrectie in gevaar is.’