Direct naar artikelinhoud
Analyse

Is kansenongelijkheid in het onderwijs dan tóch geen typisch stadsprobleem?

Kinderen aan het werk op basisschool Het Atelier in Diemen-Zuid, hier spreekt de helft van de kinderen thuis geen Nederlands.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Kinderen van ouders met een kleiner jaarinkomen lopen het risico een lager schooladvies te krijgen dan uit hun eindtoets kwam. Nu blijkt dat zulke onderadvisering juist op het platteland vaker voorkomt. Hoe kan dat? De Volkskrant zocht naar antwoorden.

Wie een bezoek brengt aan Het Atelier, kan gemakkelijk een verkeerd idee over de basisschool krijgen. Gelijk bij aankomst in Diemen-Zuid al. Buiten torent een galerijflat over het verouderde schoolgebouw, binnen zijn de gangen smal en donker. Directeur Jan Heijmans houdt kantoor in het schoolmagazijn: de enige ruimte die nog over was.

Hij heeft bezoek. Een kunstdocent verbonden aan de school komt een oude laptop brengen. Heijmans neemt het apparaat dankbaar in ontvangst. Hij weet al precies welke leerling hij hier een groot plezier mee doet.

Veel leerlingen van Het Atelier kunnen extra steun gebruiken, hun ouders hebben het niet breed. De helft van de kinderen op deze school heeft al een extra hindernis te overwinnen: ze spreken thuis geen Nederlands. Het Atelier telt 35 verschillende nationaliteiten. Op school moeten leerlingen veelal een taalachterstand inlopen.

Directeur van basisschool Het Atelier, Jan Heijmans.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Op papier zat het de school ook lang niet mee: de inspectie beoordeelde De Venser – zoals de school eerder heette – jarenlang als zwak. De eindresultaten van de kinderen waren onvoldoende en de lessen waren niet goed afgestemd op ‘taalzwakke leerlingen’, oordeelde de inspectie.

Armoede, veel leerlingen met een taalachterstand en een school die lange tijd nauwelijks opgewassen leek tegen deze grootstedelijke problemen: Het Atelier voldeed lange tijd aan het clichébeeld van kansenongelijkheid.

Toch hebben de leerlingen van Het Atelier vermoedelijk betere onderwijskansen dan kinderen in plattelandsgebieden met ouders uit vergelijkbare inkomensgroepen. Althans: daar wijst nieuw data-onderzoek onder leiding van Bastian Ravesteijn van de Erasmus School of Economics op.

Voor het onderzoek verzamelden Ravesteijn en zijn team op kansenkaart.nl de gegevens van nagenoeg alle Nederlandse leerlingen die tussen 2015 en 2019 de eindtoets in groep 8 maakten. Vervolgens vergeleken de onderzoekers het definitieve advies dat deze leerlingen van school hadden gekregen met hun eindtoetsadvies.

Het onderzoek bevestigt een pijnlijk gegeven: kinderen uit gezinnen met een relatief laag inkomen krijgen vaker dan gemiddeld een schooladvies dat lager is dan het advies dat uit hun eindtoets komt. Omdat het schooladvies leidend is bij de toelating tot een middelbare school, kan een te laag advies grote gevolgen hebben voor de schoolloopbaan van een kind.

Het gaat hierbij overigens niet om kinderen uit bijstandsgezinnen. Een relatief laag inkomen betekent in dit onderzoek een gezamenlijk bruto jaarinkomen van rond de 56 duizend euro. Ter illustratie: een gemiddeld gezin met een dergelijk inkomen bestaat veelal uit anderhalfverdieners met een middelbare beroepsopleiding, die werkzaam zijn in beroepen als administratief medewerker, monteur of thuiszorgmedewerker.

Er kunnen legio legitieme verklaringen zijn voor het verschil tussen eindtoets en het schooladvies, benadrukt onderzoeker Ravesteijn. Werkhouding, ontwikkeling, de steun thuis. ‘Maar misschien moet je ook constateren dat zowel de leraar als de eindtoets bij een elfjarig kind nog onvoldoende kan inschatten welk niveau een kind aankan.’

Nog opmerkelijker is de tweedeling tussen regio’s die het onderzoek aan het licht brengt. In landelijke gebieden krijgen kinderen van ouders met een relatief laag inkomen veel vaker een onderadvies dan daarbuiten. In sommige gemeenten op het platteland krijgt bijna één op de drie kinderen van relatief arme ouders een lager schooladvies dan het eindtoetsadvies. Het verschil tussen stad en platteland is zelfs groter dan dat tussen inkomens.

Ontdek hoe de onderwijskansen voor kinderen in Nederland zijn verdeeld en bekijk op de kaart de kansen in uw wijk

Voor de goede orde: ook in grote steden is kansenongelijkheid een probleem. Het lijkt er alleen op dat het probleem buiten de Randstad een stuk groter is.

Ter vergelijking: in Diemen, de gemeente waar basisschool Het Atelier staat, krijgt 3 procent van de leerlingen van ouders met een relatief laag inkomen een advies dat lager is dan op basis van hun uitslag op de eindtoets te verwachten was. Landelijk ligt dat percentage op 13,6 procent voor dezelfde inkomensgroep. Aan de andere kant van het land, in de Achterhoekse gemeente Berkelland, geldt dat voor 31 procent van de leerlingen.

Waar komen die grote verschillen vandaan?

Het is een vraag waar Anneke Timmermans graag het antwoord op zou willen weten. Timmermans is hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Groningen en doet al jaren onderzoek naar schooladviezen. Ook in haar eigen onderzoeken ziet ze grote verschillen tussen stad en platteland.

Die verschillen zijn hardnekkig, zegt ze. In landelijke gebieden worden leerlingen niet alleen vaak lager ingeschat, hun advies wordt ook minder vaak opgehoogd als blijkt dat een leerling beter scoort op de eindtoets. Officieel moet een school het advies van een leerling heroverwegen op het moment dat deze leerling op de eindtoets beter scoort. Timmermans: ‘Juist in de gebieden waar men toch al behoudend is met het schooladvies werkt het daarvoor bedoelde herstellingsproces ook het minst. Dat is spijtig.’

Basisschool Het Atelier in Diemen-Zuid kreeg onlangs een toestroom van leerlingen met hoogopgeleide ouders.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Toestroom hoogopgeleide ouders

Terug naar Het Atelier in Diemen. Het had weinig gescheeld of de basisschool was gesloten. Hoewel ouders veelal tevreden waren met de school, werden nieuwe ouders afgeschrikt door het negatieve inspectieoordeel, het verouderde schoolgebouw en het grote aantal leerlingen met een migratieachtergrond, vertelt directeur Heijmans.

Het aantal inschrijvingen liep terug. In een paar jaar tijd daalde het leerlingenaantal van 400 naar iets boven de 100. De gemeente liet het begaan, zegt Heijmans. De school zou langzaam doodbloeden.

Maar toen gebeurde er iets onverwachts. In Diemen-Zuid werd de afgelopen jaren een volledige nieuwbouwwijk uit de grond gestampt: Holland Park. Een buurt met ‘designappartementen’ afgewisseld met ‘sfeervolle grachten’. In tegenstelling tot wat de gemeente veronderstelde, zegt Heijmans, kwamen in die appartementen veel jonge gezinnen te wonen.

Het ontbrak Holland Park alleen nog aan een basisschool. Daarvoor keek de gemeente naar Het Atelier. De school is gunstig gelegen, vlakbij de nieuwbouwwijk. Over anderhalf jaar krijgt Het Atelier een fonkelnieuw gebouw in Holland Park, grenzend aan het groen, met veel licht en ruimte en houten binnenwerk.

Het gaat goed met Het Atelier. De Onderwijsinspectie schrijft de laatste jaren positieve rapporten over de school. De belofte van het nieuwe gebouw alleen al trekt de laatste jaren een ander publiek. Heijmans: ‘We merken dat we meer hoogopgeleide ouders krijgen.’ Ook het nieuwe onderwijsconcept, met veel nadruk op zelfstandigheid, spreekt hoogopgeleide ouders aan.

Het Atelier wordt de laatste jaren goed beoordeeld door de Onderwijsinspectie.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Deze verandering in populatie is geen onbelangrijk detail. Opleidingsniveau doet ertoe als het gaat om kansenongelijkheid, blijkt keer op keer uit onderzoek. Ook de Onderwijsinspectie signaleerde dat in 2016. Kinderen van hoogopgeleide ouders krijgen hogere schooladviezen, gaan naar beter aangeschreven scholen en halen uiteindelijk een hoger diploma dan even intelligente kinderen van laagopgeleiden.

Opleidingsniveau hangt samen met inkomen. Uit het onderzoek van het team van Ravesteijn blijkt dat kinderen van ouders met een hoog inkomen vier keer zo vaak havo of vwo doen vergeleken met kinderen van ouders met een laag inkomen.

Dat opleidingsniveau zo belangrijk is, komt voor een deel omdat leerkrachten het opleidingsniveau van ouders bewust of onbewust meewegen bij het vaststellen van het advies, zegt Timmermans. ‘Bijvoorbeeld: deze leerling heeft hoogopgeleide ouders en krijgt dus veel ondersteuning thuis, dus dan moet het wel lukken op het vwo.’

Hoogopgeleide ouders spelen daar zelf ook een grote rol in. Zij weten beter hoe het onderwijssysteem in elkaar zit en oriënteren zich al eerder op de keuze van een middelbare school. Daarbij staan ze meer op hun strepen, zegt Timmermans. ‘Ze gaan het gesprek aan. Soms op wat dwingende wijze.’

En belangrijker: er is sprake van een olievlekwerking. Ook kinderen van laagopgeleide ouders kunnen profiteren van klasgenoten met hoogopgeleide ouders, toont een onderzoek van Timmermans aan. ‘Leraren beoordelen kinderen niet alleen op basis van hun eigen kwaliteiten, maar ook op die van de groep. Als ouders in een klas gemiddeld genomen hoger opgeleid zijn, weegt dat ook positief mee in het advies voor individuele kinderen.’ Hoe dat kan, is nog niet onderzocht. ‘Mogelijk hebben leraren een positiever beeld van een klas met veel goed presterende kinderen van hoogopgeleide ouders.’

Opleidingsniveau kan een verklaring zijn voor de grote verschillen tussen stad en platteland als het gaat om schooladviezen. In steden ligt het opleidingsniveau over het algemeen hoger dan in rurale gebieden. Zo heeft één op de drie Diemenaren een hbo-diploma of hoger. Dat staat in contrast met Berkelland, een uitgestrekt en groen gebied in de Achterhoek, met dorpskernen als Ruurlo, Neede en Borculo. In deze gemeente is één op de vijf inwoners hoogopgeleid.

Het opmerkelijke is: kinderen uit groep 8 in Diemen scoren over het algemeen flink lager op de eindtoets, maar gaan veel vaker naar havo of vwo vergeleken met leerlingen uit Berkelland. Het schooladvies verklaart een groot deel van deze verschillen. Gemiddeld krijgt 22 procent van alle leerlingen in Berkelland een lager advies dan de schooltoets, blijkt uit de data van onderzoeker Ravesteijn, vergeleken met slechts 4 procent van alle leerlingen in Diemen.

Co van Schaik, clusterdirecteur van zeven openbare basisscholen in Berkelland, kijkt op van deze cijfers. Een sluitende verklaring heeft hij niet. Wel ervaart hij een mentaliteitsverschil tussen stedelijke en landelijke gebieden. Voor hij in Berkelland directeur werd, werkte hij als basisschoolleraar in Lelystad. ‘Mensen hier zijn over het algemeen tevredener. Ze hebben veel vertrouwen in school.’

Ouders in Berkelland willen het beste voor hun kind, zegt hij, maar hun houding is niet te vergelijken met de verhalen die hij hoort over pusherige ouders in de Randstad die hun kind met bijles op een zo hoog mogelijk niveau proberen te krijgen. ‘Hier wordt gedacht: misschien presteert mijn kind minder goed op school, maar het is wel goed in sport. Dat is ook belangrijk in het leven. Of ouders zeggen: ik had ook niet het hoogste niveau en met mij is het ook goed gekomen.’

Het is niet voor niets, denkt de directeur, dat op zijn zeven scholen nagenoeg nooit discussie is over het schooladvies. ‘Als een kind een lager advies heeft gekregen dan uit de cito blijkt, dan zouden ouders in het westen daar misschien over discussiëren. Hier hoor je: het is mooi dat ons kind havo heeft gescoord, maar er waren goede argumenten om voor vmbo te kiezen, dat blijft voor ons overeind.’

Het advies wordt wel altijd opnieuw bekeken als blijkt dat een kind hoger heeft gescoord op de eindtoets. ‘We gaan dan in gesprek met de ouders. Maar in veel gevallen blijft het oorspronkelijke advies na overleg van kracht. Ook omdat we breder kijken dan alleen de cito. We kijken bijvoorbeeld naar werkhouding. En hoe is de ondersteuning thuis?’

Als hij kijkt hoe het zijn leerlingen op de middelbare school vergaat, dan ziet Van Schaik dat drie jaar later ‘best wat kinderen’ alsnog op een hoger niveau terecht zijn gekomen dan het oorspronkelijke advies dat ze van school hadden meegekregen. Percentages kan hij niet noemen. ‘Wij zijn niet zo groot, het gaat elk jaar om een paar leerlingen per klas. Maar soms zijn het er best veel, meer dan je zou verwachten. Dat vind ik opvallend.’

In dit soort gevallen, zegt Van Schaik, zou je kunnen denken: misschien hebben we toch een te laag advies meegegeven. ‘Maar je kunt ook denken: die kinderen zijn misschien juist opgestroomd op de middelbare school omdat ze een realistisch advies hebben gekregen. Ze kregen het vertrouwen en konden rustig verder groeien.’

Leerlingen van groep 8 van basisschool Het Atelier werken geconcentreerd tijdens een vrij uur. Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Scholen geven adviezen altijd met de beste bedoelingen, zegt onderzoeker Anneke Timmermans. Maar de vraag is wat het beste is voor het kind. Onderzoek toont aan dat een hoger advies vaak in het voordeel van het kind uitpakt. ‘Als je twee leerlingen hebt die even goed presteren en de een krijgt een havo-advies en de ander vmbo-gt, dan is de kans het grootst dat vijf jaar later het ene kind inderdaad een havodiploma heeft en het ander een vmbo-diploma.’

Dat zegt natuurlijk niets over hoe kinderen hun schooltijd ervaren. Timmermans: ‘Voor die havoleerling zal het misschien best heel hard werken zijn.’

Met twee collega’s van de Rijksuniversiteit Groningen doet ook Timmermans momenteel grootschalig data-onderzoek naar schooladviezen. Een van de eerste bevindingen laat zien dat er binnen scholen en schoolbesturen verschillende culturen lijken te bestaan. Sommige scholen geven leerlingen structureel het voordeel van de twijfel. Ander scholen blijken jaar op jaar ‘behoudend’ te adviseren, zegt Timmermans. ‘Dat zien we vooral in de landelijke gebieden.’

Kansrijk adviseren

Vraag leraren, schooldirecteuren of politici of het noodzakelijk is om kansenongelijkheid aan te pakken, en iedereen zal bevestigend antwoorden. Maar mogelijk is de focus op dit thema wel groter in steden als Amsterdam en Rotterdam waar de sociaaleconomische verschillen tussen bewoners sterker zichtbaar zijn.

Dat is althans het vermoeden van socioloog Thijs Bol, die verbonden is aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoek doet naar onderwijsongelijkheid. ‘In Amsterdam werd onlangs nog een webinar georganiseerd over kansrijk adviseren’, zegt Bol. ‘Honderden Amsterdamse docenten hebben daar naar gekeken. Ik vraag me af of dat in de Achterhoek ook gebeurd is.’

Ook het maatschappelijke debat richt zich vooral op de grote stad. De veelgeprezen documentaireserie Klassen, die eerder dit jaar werd uitgezonden, werd gefilmd in Amsterdam-Noord. De serie wist de complexe kansenongelijkheidsproblematiek voor een groot publiek invoelbaar te maken. ‘Maar sommige critici vroegen zich wel af waarom de serie zich weer focuste op de grote stad ’, zegt Bol. ‘Waarom niet eens kijken in de provincie?’

Leeft de discussie over kansenongelijkheid ook in landelijke gebieden? Anjo Bosman, onderwijswethouder in Berkelland, zegt van wel. ‘Maar het is geen hype hier.’ Dat Berkelland in de top drie van gemeenten staat waar leerlingen het vaakst een onderadvies krijgen, is voor haar vooralsnog geen reden voor grote zorg. ‘Ik ben niet zo gevoelig voor lijstjes.’ Bovendien: ‘Ik heb er het volste vertrouwen in dat scholen in goed overleg met ouders en leerlingen een zorgvuldig advies geven.’

Volgens clusterdirecteur Co van Schaik onderschrijven zijn zeven scholen het belang van gelijke kansen. Maar tegelijkertijd, zegt hij, voelt de kansenongelijkheiddiscussie ook ver weg. ‘In de Achterhoek wordt ongelijkheid minder gevoeld. Mensen zitten niet zo dicht op elkaar. Je hebt geen achterstandswijken, rijk en arm woont door elkaar heen. De mensen zien wel dat er verschillen zijn, maar ervaren het niet als een probleem.’

Bij basisschool Het Atelier stond kansengelijkheid altijd al hoog op de agenda, volgens directeur Jan Heijmans.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Op Het Atelier in Diemen stond kansengelijkheid altijd al hoog op de agenda, zegt directeur Jan Heijmans. Maar toen hij begon op de school had hij de indruk dat nog niet elke leraar kansrijk adviseren helemaal in de vingers had.

Met het inmiddels grotendeels vernieuwde lerarenteam heeft hij afgesproken dat leerlingen voortaan bij twijfel het hoogst mogelijke advies krijgen. Nu ziet de school nog dat sommige oud-leerlingen na drie jaar op de middelbare school zijn opgeklommen naar een hoger onderwijsniveau. Over een poosje, hoopt Heijmans, zien ze dat niet meer. Dan zitten al hun leerlingen van het begin af aan op het niveau dat bij hen past. 

Intussen wordt een verhuizing naar het nieuwe gebouw van Het Atelier steeds urgenter. De school groeit inmiddels zo hard dat de directeur alleen nog in het archief terecht kon met zijn kantoor. In het nieuwe gebouw is ruimte tot wel 700 leerlingen.  

Met medewerking van Serena Frijters, Joris Tieleman en Xander van Uffelen