Na het rapport van Hoge Raad voor de Justitie over zaak-Chovanec: veel vragen blijven

De Hoge Raad voor de Justitie heeft zijn rapport over de zaak- Chovanec gepubliceerd. Jozef Chovanec is de Slovaakse man die 2,5 jaar geleden overleed na een hardhandige politie-interventie op de luchthaven van Charleroi. Volgens het rapport heeft niemand geprobeerd om informatie achter te houden. Wel wordt gewezen op een aantal tekortkomingen. Als iemand overlijdt in een politiecel, moet Justitie hier bijzondere aandacht aan geven. Die bijzondere aandacht was er onvoldoende bij Chovanec. 

analyse
Dirk Leestmans
Justitiejournalist bij VRT NWS

Wat er vooraf ging
De Slovaak Jozef Chovanec overleed eind mei 2018 nadat hij werd opgepakt door de politie op de luchthaven van Charlerloi en opgesloten in een cel daar. De zaak kwam onder publieke aandacht nadat midden augustus beelden uit de cel uitlekten in de pers. Er doken veel vragen op over de afhandeling van de zaak bij de politie, over het gerechtelijk onderzoek en over de eventuele politieke verantwoordelijkheid. Zo vroeg men zich af waarom er meteen na de feiten geen tuchtmaatregelen genomen waren tegen de agenten en waarom de hoogste regionen binnen politie en politiek niet op de hoogte waren van de ernst van de feiten. De Hoge Raad voor Justitie, een onafhankelijke instantie die onder meer klachten over de werking van het gerecht onderzoekt, startte een bijzonder onderzoek op.

Het werk van de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) was niet evident omdat het gerecht nog steeds bezig is met het onderzoek. Men wou vanzelfsprekend vermijden het geheim van het lopend gerechtelijk onderzoek of het vermoeden van onschuld te schenden. Het is overigens de eerste keer dat de Hoge Raad voor de Justitie een onderzoek voert in een gerechtelijk dossier dat nog niet afgesloten is. 

Bovendien zijn er in september ook verkiezingen geweest bij de Hoge Raad. Dat zorgde voor tijdsdruk, want dit onderzoek moest afgerond worden voor de installatie volgende maand van de nieuwe HRJ.

Later meer

Die omstandigheden kunnen een verklaring zijn voor de erg voorzichtige toon van dit rapport. Zeker in vergelijking met het rapport van de HRJ over het onderzoek in de zaak-Steve Bakelmans (de verdachte van de moord op Julie Van Espen, red), dat veel concreter en punctueler was, valt dat op.

"De HRJ is er zich van bewust dat deze beperkingen bij de lezer van dit verslag aanleiding kan geven tot enige frustratie", is te lezen. Die inschatting is juist. Maar door de vele vragen bij het grote publiek, wou men minstens al gedeeltelijke antwoorden geven. Later, als het proces achter de rug is, zal het dossier opnieuw uitvoeriger onderzocht worden.   

Het rapport wijst terecht op de bijzondere kwetsbaarheid van iemand in een politiecel, zeker als de betrokkene medische zorg nodig heeft. Dat is eigenlijk evident, maar wordt ook met zoveel woorden gezegd in een aantal uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De overheid heeft in zo’n situaties de plicht om zeer zorgzaam én transparant te werken. 

Een afstapping ter plaatse zou wellicht ook de rol van de politie à charge en à décharge meteen veel duidelijker gemaakt hebben

Waarom kwam het parket niet ter plaatse?

In die zin liep het eigenlijk in het begin al verkeerd. In de eerste dagen na de feiten werd het dossier op parketniveau door drie verschillende parketmagistraten behandeld. Maar belangrijker is wellicht de vraag waarom het parket niet meteen ter plaatse kwam.

Door de aard van de feiten was dat nochtans aangewezen. Een man die overlijdt in een politiecel als gevolg van het politie-optreden, is niet bepaald een fait-divers. Zo’n afstapping zou ook bijgedragen hebben tot een transparantere aanpak van het dossier en zou wellicht ook de rol van de politie meteen veel duidelijker gemaakt hebben. À charge, in hun nadeel, en à décharge, in hun voordeel.

Geen doofpot

Op dinsdag 27 februari 2018, vier dagen na de feiten, is er een eerste bijeenkomst met politie, parket en onderzoeksrechter. Samen bekijken ze dan al de beelden van de bewakingscamera. De HRJ merkt expliciet op dat er geen enkele indicatie is dat die beelden op een of andere wijze zouden zijn weggemoffeld. Integendeel, de beelden waren ter beschikking voor alle betrokkenen. Van een doofpotoperatie is dus geen sprake. 

Het belang van die beelden kan nauwelijks onderschat worden. Opvallend: in zijn aanbevelingen suggereert de HRJ om investeringen te doen zodat de camera’s ook uitgerust zouden worden met een microfoon waardoor ook geluid opgenomen kan worden. Het is een interessant idee.     

Hitlergroet

De Hitlergroet van een agent in de cel van Chovanec werd dus door alle partijen meteen gezien, maar ook niet meer dan dat. Niemand vond het blijkbaar de moeite om noch daarvan, noch van "het lacherige sfeertje" melding te maken aan de disciplinaire overheid van de betrokken agenten. De HRJ betreurt dat deze toch wel belangrijke informatie niet werd overgemaakt aan de tuchtoverheden. 

Ook de onderzoeksrechter startte hier geen afzonderlijk onderzoek naar op. De onderzoeksrechter beweert dat ze in het kader van haar onderzoek hiervoor niet bevoegd was. Maar daar staat tegenover dat ze, letterlijk bij het zien van een strafbaar feit, perfect het initiatief had kunnen of zelfs moeten nemen om dit te vervolgen. Pas na de mediaberichtgeving deze zomer werd hierover een proces-verbaal gemaakt.

Het rapport merkt ook elders fijntjes op dat de burgerlijke partij (de weduwe van Chovanec, red) een bepalende rol gespeeld heeft in het activeren van het onderzoek. 

Onderzoeksrechter had actievere rol mogen spelen

De HRJ stelt vast dat de aanpak van de onderzoeksrechter niet altijd van evenveel dynamisme getuigt. Nochtans wordt een onderzoeksrechter wel verondersteld het onderzoek te leiden en dat mocht best wat actiever gebeurd zijn.

Zo laat het rapport van de expert op zich wachten. Dat is vooral op zijn rekening te schrijven, maar afgezien van een eenvoudige rappel (herinnering, red) sturen deed de onderzoeksrechter ook hier niet veel. Nochtans heeft hij daartoe de wettelijke mogelijkheden. De HRJ doet een aanbeveling de opdrachten van de experten duidelijker te omschrijven en van hen te eisen die ook binnen de afgesproken termijn af te leveren.  

De HRJ stelt vast dat de aanpak van de onderzoeksrechter niet altijd van evenveel dynamisme getuigt.

Ook het parket en het parket-generaal hadden een belangrijk dossier als dat van Chovanec wel van iets dichterbij en nauwgezetter mogen opvolgen, zo staat te lezen. Er bestaan op papier blijkbaar afspraken en werkmethodes om gepast te werken in dossiers waarbij politiemensen betrokken zijn. Maar, zo moet men vaststellen, theorie en praktijk vallen niet altijd samen.   

De Hoge Raad heft de bekende klaagzang aan van een tekort aan mensen en middelen. Dat mag op zich een juiste vaststelling zijn, maar het is maar de vraag of het in de context van dit dossier gepast is om dit op te merken. Alsof meer mensen en middelen hier het verschil gemaakt zouden hebben. Essentiële communicatie tussen alle actoren en een doortastende aanpak zouden het onderzoek al verder geholpen hebben. 

Nog veel vragen

Met dit rapport is er deels al een antwoord gekomen op de rol van justitie in dit dossier. Het is nog wachten op het rapport van het Comité P om de werking van de politie aan te tonen. Maar er resten vooral ook vragen naar de verantwoordelijkheid van de medisch verantwoordelijkheden in dit dossier. 

Zo blijft het bijvoorbeeld erg onduidelijk waarom de opgeroepen arts zo lang op zich heeft laten wachten. De luchthavenpolitie contacteerde hem telefonisch om 20.05 uur. Maar hij arriveerde slechts om 23.25 uur. Dat is ruim drie uur later. Vrijwel gelijktijdig arriveerden twee vrienden van Chovanec. Zij maakten de politie duidelijk dat hun vriend leed aan een schildklieraandoening en dat hij die dag zijn noodzakelijke medicatie niet genomen had. 

Als er vragen gesteld worden over de attitude en de Hitlergroet van de politiemensen, moeten er dan niet met des te meer reden ook vragen gesteld worden over de rol van de arts

De betrokken arts geeft desondanks, zonder de patiënt zelfs nog maar oppervlakkig te onderzoeken, de politie een attest dat Chovanec, medisch gezien, in de cel kon blijven. Het eigenlijke gerechtelijk onderzoek zal duidelijk moeten maken wat er precies gebeurd is. Maar als er vragen gesteld worden over de attitude en de Hitlergroet van de politiemensen, moeten er dan niet met nog meer redenen vragen gesteld worden over de rol van de artsen? Ook juridische vragen, bijvoorbeeld die naar schuldig verzuim.   

De mug-artsen deden ook al niets met die informatie en gaven Chovanec zonder meer een inspuiting "met een paardenmiddel", zoals een agente later verklaarde. Amper één minuut later had hij een hartstilstand. Is hier gehandeld met voldoende voorzichtigheid?  Wanneer mag er een rapport over de medische actoren verwacht worden?

Meest gelezen