Aanknopingspunten voor verdere discussie over rol en positie OM bij EU-samenwerking in strafzaken

De huidige rol en positie van het Openbaar Ministerie bij EU-samenwerking in strafzaken voldoet niet aan de vereisten die het Hof van Justitie van de EU in zijn rechtspraak heeft gesteld. Daarom mag het OM -voorlopig- niet meer beslissen over de uitvaardiging en uitvoering van Europese aanhoudingsbevelen (EAB’s). Onderzoekers van de Universiteit Leiden en de Radboud Universiteit Nijmegen hebben, in opdracht van het WODC, een verkenning uitgevoerd van de structurele mogelijkheden om het Openbaar Ministerie toch bevoegdheden toe te kennen in deze zaken.

De Nederlandse minister van Justitie en Veiligheid (JenV) kan in concrete strafzaken aanwijzingen geven aan het OM. Daarom kan het OM niet als onafhankelijke ‘rechterlijke autoriteit’ optreden in de overleveringspraktijk. Door de uitspraken van het Hof is de Overleveringswet met spoed gewijzigd en geeft -voorlopig- de rechter-commissaris een Europees aanhoudingsbevel (EAB) af in plaats van de officier van justitie. Ook zijn bij een volgende wetswijziging bepaalde bevoegdheden in de uitvoeringsfase weggehaald bij de officier van justitie en bij de rechtbank Amsterdam neergelegd.
Voor de toekomst wil de wetgever structurele oplossingen voor de rol en positie van het OM bij EU-samenwerking in strafzaken. Met een beschrijving van de voor- en nadelen van verschillende oplossingsrichtingen ondersteunt dit onderzoek de verdere discussie die over het onderwerp moet worden gevoerd.

Een meer onafhankelijk OM?

Eén van de oplossingsrichtingen is om het OM als ‘onafhankelijke rechterlijke autoriteit’ te laten optreden. Dat betekent dat op zijn minst de aanwijzingsbevoegdheid van de minister (gedeeltelijk) geschrapt moet worden. De onderzoekers noemen dit een forse staatsrechtelijke ingreep voor de relatief beperkte context van Europese justitiële samenwerking in strafzaken. Zij signaleren dat voor de aanwijzingsbevoegdheid vanuit een veel breder perspectief kritiek én steun bestaat. Het rechtvaardigt volgens hen een uitgebreid politiek en publiek debat over dit onderwerp. Bovendien is het schrappen van de aanwijzing niet voldoende om tegemoet te komen aan de eisen van het Hof. Dat stelt namelijk dat tegen beslissingen van het OM die het recht op vrijheid raken, óók een rechtsmiddel moet openstaan.

Rechter beslissingen OM laten beoordelen?

Een andere oplossingsrichting is om het OM de rol te geven van ‘centrale autoriteit’. Alleen de rechter treedt dan op als ‘rechterlijke autoriteit’. Dat betekent dat sommige taken in Europees verband doorschuiven naar de rechter of dat beslissingen van het OM eerst door de rechter worden beoordeeld. Deze oplossingsrichting lijkt het meest op de huidige situatie: de rechter-commissaris beoordeelt het verzoek van het OM en beslist over de uitvaardiging en uitvoering van een EAB. Volgens de onderzoekers is er principieel weinig op tegen om deze beslissingen bij de rechter te leggen. Een EAB kan namelijk een forse inbreuk op de vrijheid van individuen met zich brengen. De optie kan dan ook worden beschouwd als de meest duurzame. Als nadelen noemen de onderzoekers dat deze werkwijze kan leiden tot vertraging en tot nog meer werkdruk bij de rechterlijke macht.

Europese rechtspraak in ontwikkeling

De jurisprudentie van het Hof is complex en in ontwikkeling. De vraag is onder andere hoe het Hof de concrete invulling ziet van het instellen van een rechtsmiddel wanneer een onafhankelijk OM beslissingen neemt over een EAB. Ook heeft het Hof zich nog niet uitgelaten over andere strafrechtelijke EU-samenwerkingsinstrumenten die raken aan het recht op vrijheid.